Triptiek van anoniem meester der Vlaamse Primitieven Inlichtingen over dit kunstwerk blijven steeds welkom, via email (marcel.andries1@gmail.com).
Mystiek van onze Triptiek “De Heilige Drievuldigheid” (01/10/2022)
Dit jaar is het al 13 jaar geleden dat onze Triptiek werd gerestaureerd.
Na een restauratie van 3 jaar (2006-2009) in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, werd zij op zondag 7 juni 2009 plechtig ingehuldigd met enkele voordrachten, muziek en zang.
Kleine herinnering …
De Triptiek is geschilderd op 13 houten planken van 3 verschillende eikenbomen, komende van de Baltische kust, in totaal 3 panelen. Via een dendrochronologisch onderzoek weten we dat de laatste eik werd gekapt in 1454. Het transport, het drogen en het zagen in planken rekent men met de middelen van toen op 9 jaar, waardoor zij ten vroegste in 1463 zou kunnen geschilderd zijn.
Op de 3 panelen werden 5 schilderijen aangebracht, 3 langs de voorkant en 2 langs de achterkant.
Het is waarschijnlijk uit het atelier van Rogier Van der Weyden met een invloed van Dieric Bouts.
Het middenpaneel is de voorstelling van de Heilige Drievuldigheid met 4 engelen die de passietuigen dragen, de doornenkroon, enz. ... Het rechter paneel is de schenkster met haar patroonheilige, Joannes de Evangelist, en haar 4 dochters. Het linker paneel is de schenker met zijn patroonheilige, Joannes de Doper, met een Dominicaan, en mogelijk zijn zoon. Op de achterkant van het rechter paneel zien we de geseling van Christus en op het linker paneel de kruisafneming.
Wat wij ook weten is dat zij in de Sint-Lambertuskapel in Lelle heeft gehangen.
De kapel werd eind 19de eeuw een ruïne en de Triptiek mocht niet verloren gaan. Daarom werd zij naar het Paleis van Schone Kunsten in Brussel gebracht om dan via allerlei omwegen en 35 brieven van en voor pastoor Alfons Frans Van Hove (1913-1935), pastoor Jules Paulinus De Pauw (1935- 1956), pastoor Willem Jozef Cuyt (1956-1982) om in 1957 terug in de kerk van Berg terecht te komen.
De jaartallen hiervan kan je terug vinden in deze webblog in de titel van Gidsenbond Midden-Brabant (April 1991) met de regel: “Speurtocht naar de overblijfselen van de Romaanse Sint-Lambertuskapej van Berg-Lelle” (een verslag van Greet Janssens).
Men dacht dat zij altijd in de kapel van Lelle had gehangen, want in een schrijven van 1773 van Deken Coppens kunnen we lezen: ‘Kepers en balken zijn bevestigd om het tabulatum aan op te hangen’. (tabulatum kan schilderij benoemd worden in het Latijn).
Men had altijd gedacht dat de schenkers de Hinckaerts waren omdat zij rond het jaar 1500 het kasteel van Lelle bewoonden, niets is minder waar want in de periode dat het schilderij kan geschilderd zijn was het Joanna Boote die eigenares was van het kasteel.
Wij stoten tijdens onze opzoekingen op allerlei tegenstrijdigheden en dit wordt nog bevestigd door wat leden van de heemkring Campenholt: Jochen, Paul, Wouter, pater Jan en ikzelf, de laatste vijftien jaren hebben gevonden en het zijn slechts veronderstellingen.
Met het middenpaneel zien wij weinig problemen, buiten het feit dat er aan de linkerkant van het paneel, een gedeelte van de plank onbeschilderd is. Is dit omdat de kader te groot was, het schilderij te klein of behoorde dit kunstwerk tot een andere kader ?
Wij weten ook dat Paus Urbanus VIII in 1628 verbood om de Heilige Geest onder menselijke gedaante af te beelden. Alle schilderijen met de Heilige Geest als mens, niet als witte duif, moesten vernietigd worden, wat ook is gebeurd. Waarom is onze Triptiek daaraan ontsnapt?
Op het rechter paneel dragen de 4 dochters eigenaardig met bijna hetzelfde rode kleed als hun moeder. We weten ook dat door radiografisch onderzoek in het KIK de 4 dochters, als eerste schets op de planken, hoger stonden afgebeeld. Was dit omdat de schenker nog een venster bovenaan wilde opdat er, sommigen zeggen het kasteel van Tervuren, anderen zeggen het kasteel van Ham in Steenokkerzeel, sommigen zeggen de Schaarbeekse Poort, anderen zeggen de Poort van Ukkel, zou afgebeeld staan?
In het ander venster met de straat en de huizen ziet men de toren van het stadhuis van Brussel en
een wandelende Dominicaan. Er stond aan de linkerkant van de straat een Dominicanenklooster dat in de 18e eeuw werd platgeschoten door het Franse leger.
In dat venster ziet men ook het vrouwtje op de trappen met een emmer, een typisch voorbeeld van het atelier Van der Weyden, wat nog op andere werken te vinden is.
Het was op het einde van die straat in Brussel dat het atelier van Rogier Van der Weyden zich bevond.
Op het linker paneel achter de schenker zit een geknielde Dominicaan omdat bij religieus werk, de Vlaamse Primitieven altijd de toestemming dienden te vragen aan de Dominicanen en er moest altijd een Dominicaan op het kunstwerk staan.
Op de achtergrond ziet men nog een derde persoon. De tweede zoon van de kasteelheer?
Eenzelfde beeld als op het kunstwerk van ‘Vrancke Van der Stockt’, dat zich in Hongarije bevindt, met dezelfde patroonheilige Joannes de Doper en dezelfde geknielde persoon met hetzelfde brevier aan hetzelfde bankje.
Op de achterkant van de twee zijpanelen wordt een tweede schilder verondersteld ‘De Meester met het zicht op Sint-Goedele’, die altijd een gedeelte van de kathedraal van Sint-Goedele op zijn schilderij bracht. De benen en het gelaat van de afgebeelde personen kunnen hiermee door het werk deze schilder vergeleken worden.
Daar in de geschiedenis alles niet volledig werd nagezien aangaande de Triptiek door o.a. de schrijvers Jos Lauwers in de boeken “Geschiedenis van Berg door de eeuwen heen -1973" en "Geschiedenis van Groot-Kampenhout- 1992") en Alphonse Wauters in de boeken “Histoire des Environs de Bruxelles” , e.a., dacht iedereen dat de Triptiek altijd in Berg-Lelle had gehangen, dit is niet minder waar.
Wel hebben we de laatste jaren gevonden: dat het kunstwerk van bij het begin in de Sint-Servatiuskerk heeft gehangen en dat pas na 1773 het schilderij is verhuisd naar de Sint-Lambertuskapel in Lelle, wegens stormschade aan de nok van het dak van de kerk. En dat het in de kapel heeft gehangen tot in 1896.
Dit betekent eerst ongeveer 300 jaren in de Sint-Servatiuskerk te Berg, daarna ongeveer 120 jaren in de Sint-Lambertuskapel te Lelle (Berg).
Paul, van de heemkring, ontdekte in de archieven van het kasboek van de Kerkfabriek van de jaren 1560-1561, enkele citaten: het volgende is in Middelnederlands:
- Noch doen wij die tafel hielpen afdoen metten scilders
- Noch den cnecht den aerbeyt gegeven doen hij tijdingen
brocht van de tafel
- Noch van die tafel te doen halen in Mechelen
- Noch doen die scilders die tafel hier quaemen volmaken
(met tafel wordt hier werkelijk de schilderij bedoeld).
- Gegeven Joosten Clissens van een tafel ende een hose te
Maken
- Noch van 1 hose die Hendric ’t Sergijsels doen maken hadde
(een hose is een handvat)
- Noch van die paleije te hermaken
- Noch van ’t seel totten berwercke
(een paleije is een windas of katrol, ’t seel is het touw)
Dit verwijst naar touwen, opgehangen aan het kunstwerk met
een katrolsysteem. Dit verklaart ook de twee planken met gaatjes, achteraan het
middenpaneel, om de touwen door te brengen en zo via een katrol op te hangen tussen
twee pilaren of boven het koor.
Wie waren dan die schenker(s) van de Triptiek?
Mogelijke schenkers zouden kunnen zijn de pastoor of de kapelaan van wie sprake is in het testament van Joanna Boote.
In dit testament, verleden op 14 augustus 1474, vinden we de naam: Goosewinus Joemans.
Jan Van Welle wordt vermeld als pastoor van Berg in 1473 en 1474.
Gielis De Ronde was pastoor tussen 1493 en 1501.
Dat een priester grote invloed moet hebben uitgeoefend op ontstaan en vormgeving van de Bergse triptiek is waarschijnlijk.
Zo ziet u dat het mysterie van de Bergse Triptiek nog verre van opgelost is.
In het Jaarboek 2019 van de heemkring Campenholt kan je een artikel vinden van pater Jan aangaande de Triptiek.
Wat er daarna van 1896 tot 1957 met de Triptiek is gebeurd kan je lezen in de brieven en documenten van en voor pastoors Alfons Frans Van Hove (1913-1935), Jules Paulinus De Pauw (1935-1956) en pastoor Willem Jozef Cuyt (1956-1982) die zullen verschijnen in de website begin januari 2023.
Hieronder de brief van 1956 van pastoor De Pauw aan pastoor Cuyt, betreffende het kunstwerk dat sinds 1957 (met 3 jaren van restauratie in het K.I.K. van 2006-2009) zich in alle glorie in de Sint-Servatiuskerk bevindt.
Merksem, de 19 november 1956
Eerwaarde Heer Pastoor,
Ik ontving daar juist volgend bericht over de schilderij: het drieluik van de H. Drievuldigheid!
Bij dit bericht is een rekening gevraagd van 50.000 Frank. Gelijk gij weet voor in het archief werd overeengekomen met Monseigneur Schoenmaeckers dat de kerkfabriek voor deze betaling een lening op lange termijn om aan deze schuld 25.000 Fr te betalen en dat de andere 25.000 Fr zouden betaald worden door het bisdom. Wil dan zo goed zijn, zo haast mogelijk, een onderhoud aan te vragen met Monseigneur Schoemaeckers om deze zaak te regelen. Wil ook zo goed zijn, na een onderhoud met Monseigneur Schoenmaeckers, het bestuur van het Centraal Laboratorium te verwittigen dat gij mijn opvolger zijt als Pastoor van Berg en dat dus in het vervolg alle briefwisseling naar U moet gezonden worden.
Bij ons eerste bezoek van de leden van het laboratorium en het ministerie van Schone Kunsten was overeen gekomen dat de schilderij zou gehangen worden boven het houten bekken waarachter de kaarsen van de processie staan.
Bij het laatste bezoek aan E.H. Pastoor van Berg en Burgemeester en Schepencollege van Berg schenen die Heren meer eisen te stellen. Zij vroegen het bouwen van een speciale zaal voor het bergen van de schilderij!
Ik heb dit radikaal afgewezen. Maar ik heb nochtans beloofd de schouw, waar de kaarsen van de processie staan, tot dat doel speciaal in te richten, op voorwaarde dat de gemeente daarvoor financiële hulp verleent. Ik heb ook beloofd die Heren eens uit te nodigen om maar de aangeduide plaats te komen kijken, doch omwille van mijn verplaatsing is er dat niet van gekomen. Mijn plan was in deze inkom, ter hoogte van het onderste gedeelte van het kerkraam een plaats er aan te brengen, zodat het onderste gedeelte zou blijven dienen voor het brengen van het processiegerief en het bovenste zou dienen voor het bergen van het drieluik. Er zou in dat bovenste gedeelte een dubbel kerkraam aangebracht worden om het drieluik te beschutten tegen de al te grote schommelingen van de temperatuur, omdat die Heren daar juist op steunden. Daar ik geen Pastoor van Berg meer ben, laat ik alles aan U over. Spraak daarover met Monseigneur Schoenmaeckers en met de leden van het kerkbestuur.
Ik hoop (en daar zal ik ook voor bidden) dat gij deze zaak tot een goed einde zult brengen. Dat het drieluik van als een stuk van mijn hart geworden en de dag dat ik verneem dat het drieluik in Berg terug is zal voor mij zijn een dag van innige vreugde.
Met eerbiedige groeten in Christus,
J. De Pauw.
Nieuws.
Sinds donderdag 4 juni 2009 is de triptiek terug in de Sint-Servatiuskerk te Berg.
Dit werd feestelijk gevierd op zondag 7 juni ter gelegenheid van "Open Kerkendag" met Renaissancemuziek, enkele voordrachten en een receptie. Iedereen kan de triptiek komen bewonderen. De kerk is geopend van 10.00 tot 16.00 uur. Een perfect beveiligingssysteem werd geinstalleerd waarbij de triptiek 24 op 24 uur onder bewaking blijft. Vanaf Aswoensdag , tijdens de Vasten, gaat de triptiek dicht om dan met de verrijzenis van Jezus, op Pasen, terug geopend te worden. In de soberheid van de Advent wordt de triptiek eveneens gesloten en in het licht van Kerstmis terug geopend. Hierdoor is het mogelijk ook de achterkant van de twee zijpanelen te bewonderen, namelijk de "Geseling" en de "Kruisafneming", en is het ook duidelijk dat deze panelen in de loop der tijden fel beschadigd werden en om vervalsing te voorkomen niet volledig konden hersteld worden bij de restauratie. (zie ook: "De restauratie")
Woordje vooraf.
Aan een drieluik hangende aan de zuidermuur van het hoogkoor in de St-Servatiuskerk te Berg (Kampenhout) en geschilderd door een anoniem meester der Vlaamse Primitieven, werd sinds 1957 nooit veel aandacht meer geschonken.
Is deze triptiek "De Heilige Drievuldigheid" dan zoveel minder waard in ons cultureel kerkelijk erfgoed dan "Het Lam Gods" van de gebroeders Van Eyck te Gent, "De Kroning van de Heilige Maagd Maria" van Dieric Bouts te Wenen (foto rechts) of "Het Laatste Oordeel" van Rogier Van der Weyden te Beaune ?
Met deze weblog willen wij de triptiek en de ganse geschiedenis rond het kunstwerk laten kennen. Dit betekent dat deze blog regelmatig zal aangevuld en aangepast worden met gegevens over de triptiek, de geschiedenis van Lelle, de St-Lambertuskapel, de bewoners of eigenaars van het kasteel van Lelle, de schilders 15de eeuw, de levenswijze van de gewone mens, de adel, in deze Bourgondische periode van de "Renaissance" en vooral de resultaten van de opzoekingen aangaande de schilder(s) en schenkers van dit drieluik.
Met deze weblog bestaat ook de mogelijkheid ons een e-mail te sturen mocht je inlichtingen of fotos bezitten die ons meer laten weten over de triptiek.
Je kan eveneens enkele woordjes plaatsen in het gastenboek en fotoalbums bekijken !
De triptiek was van 12 januari 2006 tot 4 juni 2009 in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel voor restauratie, dit kost geld, veel geld.
De Provincie Vlaams-Brabant en de Gemeente Kampenhout droegen reeds bij in deze onkosten door een gedeeltelijke financiële steun. De Koning Boudewijnstichting verleende haar medewerking aan dit project.
Begin juni 2009 mochten wij onze gerestaureerde "Triptiek" terug ontvangen in onze ondertussen eveneens opgefriste St-Servatiuskerk.
Eind 2005 werd er van verschillende zijde nogal wat belangstelling getoond voor het drieluik van de Heilige Drievuldigheid. Mensen van het Centrum voor de Vlaamse Primitieven en het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel kwamen het hier ter plaatse bekijken en maakten er foto's van. De Kerkraad kreeg hier natuurlijk weet van, hetgeen met het oog op de komende schilder- en opknapbeurt van het kerkgebouw een goede zaak zou blijken te zijn. Want iedereen was het er roerend over eens, dat het middeleeuwse drieluik met grote zorg behandeld zou moeten worden om beschadiging e.d. te voorkomen. Intussen kwam het KIK zelf met het voorstel om het kunstwerk tijdens de duur van de werkzaamheden naar genoemd instituut over te brengen, waar het in een constant klimaat (constante luchtvochtigheid en temperatuur) bewaard zou kunnen worden, absolute noodzaak voor dit waardevol maar ook gevoelig kunstwerk op paneel. Nadat het in de jaren 50 voor het laatst een restauratie onderging, is een conservatiebehandeling inmiddels absoluut noodzakelijk geworden. De tijd is rijp om een zogenaamde "minimale interventie" (reinigen en consolideren van de verflaag, matte zones wegwerken en een nieuwe protectielaag aanbrengen) uit te voeren om verdere opstuwingen en verfverlies te voorkomen.
Kenners zijn van mening dat de triptiek in de buurt van Dieric Bouts (1410-1475) gesitueerd mag worden. Sommigen ontdekken er ook invloeden van Roger Van der Weyden (1399-1464) in. Op donderdag 12 januari 2006 hebben enkele parochianen het kunstwerk met de grootste voorzichtigheid van zijn plaats genomen en het vervolgens met inachtneming van de nodige veiligheidsvoorschriften naar Brussel, naar het KIK overgebracht.
De restauratie.
Sinds 7 juni 2009 kunnen we de triptiek in onze kerk terug bewonderen.
Daar wij dit kunstwerk, een waardevol kerkelijk erfgoed, in goede staat wensen door te geven aan de volgende generaties, was een restauratie hoognodig. Doch uit wat bestaat een restauratie? Iedereen denkt aan een herstelling, maar dit betekent niet altijd dat het schilderij in de oorspronkelijke staat kan hersteld worden. Sommige ouderdomsverschijnselen kunnen niet volledig verholpen worden. De verflaag en de houten planken zijn organische materialen die reageren op temperatuur- en vochtschommelingen, kleine barstjes kunnen ontstaan, de verf kan verkleuren. Insectenvraat, schimmelvorming, slechte conservatieomstandigheden zijn grote schadeveroorzakers, en onze triptiek heeft dit gedurende ongeveer 500 jaren doorstaan.
Voornamelijk het linker paneel is fel beschadigd. De afbeelding van de schenker met patroonheilige kan niet volledig hersteld worden daar de verf voor het grootste gedeelte verdwenen is en men nog slechts bloot hout kan zien, zelfs de radiografische- of infrarood foto's kunnen hier niet helpen. Men mag niet verwachten dat een nieuwe afbeelding van de schenker zou aangebracht worden want dit zou een vervalsing betekenen van het oorspronkelijke werk van een anoniem meester der Vlaamse Primitieven. Ook de achterkant "De geseling van Jezus" is erg toegetakeld en werd zelfs tijdens een vorige restauratie verkeerd behandeld. Het middenpaneel en het rechter paneel zijn in een betere staat gebleven en de mensen van het KIK (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium) deden echt hun best om onze triptiek met heel veel zorg op de juiste manier te behandelen.
Volgens de opvattingen van monumentenzorg in de strikte zin, heeft men getracht om zoveel mogelijk het authentieke kunstwerk te bewaren, zelfs al betekent dit dat daarin een aantal lacunes zichtbaar blijven.
Gidsenbond Midden-Brabant (april 1991)
Uit SPEURTOCHT NAAR DE OVERBLIJFSELEN VAN DE ROMAANSE SINT-LAMBERTUSKAPEL VAN BERG-LELLE (Greet Janssens)
Voorwoord Elke gemeente gaat graag prat op haar cultuurhistorisch verleden en vele gemeenten kunnen pronken met een bijzonder object. Kortenberg heeft zijn "charter", Overijse heeft "Sohie", Zaventem schrijft het "Sint-Martinusschilderij" maar al te graag toe aan Antoon Van Dyck. Berg kreeg tot nu toe weinig aandacht van de geschiedschrijvers. Nochtans bevindt zich in de Sint-Servaaskerk een merkwaardige triptiek van een onbekend meester uit het einde van de vijftiende eeuw. Volgens experts is dit schilderij van grote kunsthistorische waarde. Zeer weinigen schijnen te weten dat dit meesterwerk ooit gehangen heeft in de voormalige Sint-Lambertuskapel van Lelle (foto), een gehucht van Berg. Van deze kapel zelf is de herinnering onder de bewoners van Berg zo goed als volledig verdwenen. Het loont de moeite om de geschiedenis na te gaan op te zoeken waar de bezittingen van de kapel terecht gekomen zijn. De triptiek van de Heilige Drievuldigheid. De triptiek, zoals we hem kunnen bezichtigen in het koor van de kerk te Berg, werd gedeeltelijk gerestaureerd in het "Centraal Laboratorium der Belgische Musea" in het Jubelpark te Brussel tijdens de jaren 1930 tot 1950, na lange verwikkelingen, waaraan de twee oorlogen niet vreemd waren, evenals de soms verschillende standpunten van de opeenvolgende parochieleiders, het aartsbisdom, het gemeentebestuur en de ambtenaren bevoegd voor het kunstpatrimonium. Hier volgt een korte beschrijving van het drieluik, waarbij de verhandeling van kunsthistorica Favart nuttige aanwijzingen biedt.
Het middenpaneel De Heilige Drievuldigheid is omringd door engelen die de passietuigen van Christus dragen, het geheel op een gouden achtergrond. De drie personen zijn voorgesteld onder een menselijke gedaante, merkwaardig genoeg dus ook de Heilige Geest, die anders onder de vorm van een duif wordt afgebeeld. Sommige experts (Van Roey, Reau, Favart) wijzen op de strenge kerkelijke regels uit de 16de en 17de eeuw, in verband met het afbeelden van God. God mocht alleen voorgesteld worden zoals beschreven in het Evangelie. Mogelijk zouden als gevolg hiervan vroegere kunstwerken, die van deze regel afweken, vernietigd zijn tijdens de Contrareformatie. Het drieluik van Berg zou hieraan kunnen ontsnapt zijn!
Het rechterluik Dit luik stelt de schenkster voor, knielend voor haar getijdenboek. Achter haar staat Johannes de Evangelist, die een gouden kelk draagt met een draakfiguurtje erboven, evenals vier jonge biddende vrouwen. Verder bevat dit luik heel wat interessante bijzonderheden, zoals een in detail geschilderd vergezicht op een stad (welke?). De achterkant van dit luik stelt de kruisafneming voor.
Het linkerluik Dit luik is erg beschadigd, en stelt de schenker voor. Van de heilige achter hem is nauwelijks nog wat te herkennen. Verder staan er nog twee mannelijke figuren in afgebeeld. De achterkant stelt de geseling van Christus voor. Volgens Favart bestaat er in Wenen, in het Academisch Museum een schilderij van Dirk Bouts, "De Kroning van de Maagd" (foto in "Woordje vooraf"), dat zeer sterk gelijkt op het schilderij van Berg. Wie nu eigenlijk de triptiek van Berg heeft gemaakt is nog niet gekend, zeker lijkt het dat er twee verschillende kunstenaars aan gewerkt hebben. Het centrale paneel en de luiken met de schenkers zouden gemaakt zijn door een schilder van de Leuvense school, in de sporen van Dirk Bouts, op het einde van de vijftiende eeuw.
De triptiek van Pontius naar Pilatus De geschiedenis van de triptiek na het weghalen ervan uit de kapel tot de definitieve plaatsing in de kerk te Berg is op zijn minst bewogen, en geeft er een "toegevoegde waarde" aan. Het kerkarchief van Berg bewaart een interessant dossier met de briefwisseling en tal van documenten.
1896 - triptiek overgeplaatst naar Paleis voor Schone Kunsten te Brussel 1909 - drieluik terug overgemaakt kerkfabriek Berg 1923 - voorstel tot restauratie door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) op kosten van de staat 1933 - voorstel pastoor De Pauw om triptiek af te staan aan Diocesaan Museum te Mechelen (aanschouwelijker voor groter publiek), verplaatsing ging echter niet door 1937 - november, Minister gelast herstelling, om verdere beschadiging te voorkomen, aan schilderhersteller Jef Van der Veken 1938 - kerkfabriek geeft toelating tot herstelling (kosten geraamd op 15000 (Bef) volgens Ministerie behoort het werk toe aan de kerk te Berg
1939 - eerste fase restauratie voltooid, verdere herstelling financieel niet mogelijk, pastoor De Pauw vraagt schilderij terug, Van der Veken akkoord mits betaling van 15000 Bef
1940 - Jef Van der Veken, ondertussen bezig met het maken van een kopie van het gestolen paneel 'De Rechtvaardige Rechters' van het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck, verbindt zich om voor 10000 Bef de restauratie verder te doen
1941- oorlog, triptiek overgebracht naar gewelfde kelders van Museum te Brussel waar vereniging Amis des Musées Royaux de l'Etat zou eerste 15000 Bef betaald hebben 1945- zelfde vereniging wil verdere restauratie betalen, eigendomseis van kerkfabriek in twijfel, Pastoor De Pauw verklaart met deze vereniging geen uitstaans te hebben 1946- schilderij terug bij Van der Veken, Pastoor De Pauw roept hulp in van Mgr. Van Cauwenbergh te Mechelen die nog twijfel heeft over eigendomsrecht
1947- Pastoor De Pauw ergert zich aan de nieuwe inmenging van Les Amis du Musée, aan het ontwijken van verantwoordelijkheid van de KCML, aan Mgr. Van Cauwenbergh die de bal terug kaatst naar de kerkfabriek, en schrijft een brief naar de Minister van Onderwijs, Kamiel Huysmans, hierna zorgt Van der Veken zelf voor de ontknoping, prijskaartje 18.473 Bef voor de vriendenkring Les Amis en 25000 Bef voor zichzelf voor de afwerking
1953- Inspectie van het Cultureel Patrimonium herschat de kosten volgens de toenmalige muntwaarde op 145000 Bef ten laste van de Belgische Staat en minstens 30000 Bef voor de kerkfabriek, pastoor De Pauw krijgt een lening van Mgr. Schoenmaeckers
1956- op 17 november komt het bericht dat de restauratie beëindigd is en dat het kunstwerk ter beschikking is van de kerkfabriek van Berg.
Een 60-jarige zwerftocht van een 500 jaar oude triptiek is ten einde, pastoor De Pauw is een gelukkig man en kan eind 56, het kunstwerk dat zoals hij zelf schrijft een stuk van zijn hart geworden is in handen geven van zijn opvolger pastoor Cuyt (een uitgebreid overzicht met kopies van brieven en documenten van de periode 1896 tot 1956 is later voorzien in deze weblog). Nu, anno 1991, kunnen we het schilderij bekijken in het koor te Berg. Het hangt er bescheiden, zonder franjes, spotlichten of bijzondere beschermingen. Weinigen kennen de waarde ervan en het bijzondere verhaal. Misschien is dat wel de beste beveiliging.
Greet Gulinck-Janssens Gidsenopleiding Midden-Brabant April 1991
Teruggevonden teksten aangaande de triptiek.
In het verslag van Deken J.F. Foppens van 1733, in de archieven van het Aartsbisdom Mechelen, vinden we het volgende: De kapel van St-Lambertus te Lelle en haar toren werd gedekt en gerestaureerd en binnenin gewitkalkt. Kepers en balken zijn gereed om zohaast mogelijk een tabulatum aan op te hangen.
Gaat het hier over de triptiek of wordt hier gewoon (volgens Latijnse vertalingen) een zoldering, een plafond, een rij kepers bedekt met planken bedoeld ?
Een schilderij zou in het Latijn eerder een tabulata zijn ?
Kan een Latijn-deskundige ons hier helpen met de juiste betekenis ?
In Histoire des Environs de Bruxelles van 1855 schrijft Alphonse Wauters :
La chapelle de Lille a été restauré en 1851, avec le produit de la coupe des arbres qui croissaient sur le cimetière environnant; il renferme quatre tableaux, dont trois sont anciens, et dont un surtout, la Flagellation, est d'un style tout à fait barbare.
Vrij vertaald: Met de opbrengst van de omgehakte overhangende bomen rond het kerkhof werd de kapel van Lelle gerestaureerd in 1851; binnen bevinden zich vier schilderijen, waarvan drie oude, en waarvan vooral, de Geseling, een echte barbaarse stijl vertoont.
Kunnen we hieruit afleiden dat slechts drie van de vijf schilderijen van de triptiek zichtbaar waren en dat men de afbeelding van de schenkers niet kon zien daar zij naar de muur (of het altaar) toe hingen, dus dat de twee zijpanelen omgekeerd hingen tegenover de ophanging sinds 1957 in de St-Servatiuskerk ?
Over het vierde schilderij , vinden we misschien meer uitleg in de volgende tekst:
In het tweewekelijks tijdschrift van Touring Club de Belgique van 1 maart 1923 in de reeks Au beau pays de Rubens et de Teniersschrijft Arthur Cosyn : Dans un réduit contigu à la tour de léglise de Bergh, on a réuni les peintures provenant de l'oratoire de Lelle, c'est à dire un panneau (la Sainte-Trinité) et un triptyque, qui, l'un et l'autre, ont beaucoup souffert. Le triptyque comprend une toile centrale, noircie par le temps et trouée; elle représente le Christ en croix. Les volets sont mieux conservés, mais l'un, la Flagellation, a été tout à fait défiguré par une restauration maladroite. Le second (la Descente de Croix) n'est pas dénué d'intérêt. Sur les revers des volets, le peintre a reproduit l'image des donateurs et des donatrices. D'après l'inventaire des
Vrij vertaald: In een plaatsje, naast de toren, in de kerk van Berg, heeft men de schilderijen afkomstig uit de kapel van Lelle verzameld, 't is te zeggen een paneel (de Heilige Drievuldigheid) en een triptiek, die, de ene en de andere, veel hebben doorstaan. De triptiek bestaat uit een centraal doek, vol gaten, vervuild en zwart door de tijd, waarop Christus aan het kruis wordt voorgesteld. De zijpanelen zijn beter bewaard, doch één, de Geseling, werd totaal verminkt door een lompe, onhandige restauratie. Het tweede (de Kruisafneming) wordt niet van belang ontdaan. Op de achterkant van de panelen heeft de schilder de portrettenvan de schenkers en schenksters afgebeeld. Volgens de Inventaris van Kunstvoorwerpen zouden de panelen dateren van 1529 en van de hand van Michel Coxie afkomstig zijn. Dit zou dan een werk zijn van deze grote schilder op de ouderdom van dertig jaar (hij is geboren in Mechelen in 1499). Ik vraag me echter af op wat deze toewijzing is gebaseerd.
Deze verschillende schilderijen werden naar Berg terug gestuurd na een verblijf van meerdere jaren in het Museum van de Cinquantenaire te Brussel waar ze door de Commissie voor Monumenten werden bestudeerd. Ik weet niet wat beslist zal worden, doch volgens mij moeten dringend maatregelen getroffen worden om deze triptiek te redden en om zo, gerestaureerd, de povere decoratie van de kerk van Berg aan te vullen. Deze werken zijn een herinnering aan het kerkje van Lelle en verdienen bewaard te blijven.
Deze tekst bevestigt weer dat de afbeeldingen van de schenkers op de zijpanelen slechts zichtbaar waren in gesloten toestand. Was hier een reden voor ? Waren de schenkers misschien onbekenden voor de mensen van Lelle, was het kunstwerk misschien toevallig in Lelle terecht gekomen als buit van plunderingen door de doortrekkende Spaanse, Franse of Hollandse legers of was het linker paneel zo beschadigd dat men het aan het oog wou onttrekken. Allemaal vragen onbeantwoord tot heden.
Waarschijnlijk heeft Arthur Cosyn het drieluik zelf nooit gezien en heeft hij zijn artikel geschreven op basis van gesprekken. Hij schrijft over een paneel (De Heilige Drievuldigheid) en een triptiek met een centraal doek (vuil, vol gaten, met de voorstelling van Christus aan het kruis) en twee zijpanelen beschilderd aan beide kanten. Ook hier komen we aan een totaal van vier kunstwerken.Waarschijnlijk is het centrale doek dat Arthur Cosyn beschrijft, het fel beschadigd en vuil ingekaderd schilderij dat onlangs werd gevonden bij het opruimen van de toren van de St-Servatiuskerk.
Opzoekingen...
Meer dan 500 jaar geleden, de hertogen van Brabant, de Bourgondische hofhouding (Filips de Goede, Karel de Stoute) en de Vlaamse Primitieven.
1400 tot 1500, een eeuw van rijke edellieden, ambachtslui, kunstenaars, metselaars, steenhouwers, schilders, edelsmeden, wapenmakers, wijnhandelaars, garen- en bandverkopers, lakenhandelaars, apothekers (allen meesters, welgestelden uit de wereld van arbeid en handel) en arme sukkelaars.
Vooral de Bourgondische Staten, waaronder religieuze en burgerlijke instellingen bezorgden het voornaamste deel van klanten aan de kunstenaars. Kerken en broederschappen kochten graag kunstwerken.
Sint-Elooi als edelsmid van schilder Petrus Christus was een bestelling van de edelsmeden van Antwerpen en de Sint-Sebastiaan van Memling werd gemaakt voor rekening van de Brusselse gilde van de boogschutters. De Triptiek van Sint-Erasmus van Dieric Bouts was bestemd voor het broederschap van het Heilig sacrament dat zetelde in de Sint-Pieterskerk van Leuven. Hetzelfde geldt ook voor zijn Drieluik van het Laatste Avondmaal.
"St-Sebastiaan" (Memling) "St-Erasmus" (Bouts)
De aankoop van kunstvoorwerpen was niet altijd bestemd voor persoonlijk gebruik. Een groot deel ging naar de kerken. Dit wordt verklaard door een eenvoudig samengaan van vroomheid en familiale trots. Vanaf het einde van de 13de eeuw verschijnen in kerken, die tot dan toe slechts kapellen hadden rond hun koor, ook kapellen van families in de zijbeuken van het kerkschip. Deze worden talrijker in de 14de en de 15de eeuw.
De schenkers dachten ook dat hoe prachtiger hun kapel was, hoe meer ze zou bijdragen tot het prestige van hun geslacht. Zo wordt het belang dat in de Bourgondische wereld aan de kunstwerken werd gehecht, voor een groot deel verklaard door de bezorgdheid voor het sociaal prestige. Het bezit van kunstwerken en een kapel in de kerk is nodig als men zijn rang wil behouden. Anderzijds werden de relaties tussen de kunstenaar en zijn mecenas overheerst door conventies die een vrije dialoog belemmerden. Wanneer het ging om een religieus onderwerp, dan was het de schilder niet toegestaan om het volgens zijn eigen fantasie of die van zijn klant te behandelen, want de kerk wou alles vermijden wat aanleiding kon geven tot een verkeerde interpretatie van het geloof. Zo werd Het Laatste Avondmaal van Bouts gecontroleerd door professoren in de theologie van de universiteit van Leuven.
"Laatste Avondmaal" (Dieric Bouts)
Deze dwang hield bovendien niet op bij de drempel der kerken. Wanneer het gemeentebestuur van Leuven besliste één der zalen van het stadhuis met een schilderij te versieren, was het niet Dieric Bouts die Het oordeel van keizer Otto koos, maar een geestelijke die door de magistraten werd geraadpleegd. Nog andere soorten dwang drukten op de kunst, de kleuren bezaten een symbolische betekenis, de aanwezigheid van een dier, een bloem of een ander voorwerp op het schilderij werd niet aan de fantasie van de schilder overgelaten. In het nederige decor van de Geboorte komt men vaak een mooie zuil tegen. Dit ongewone element had als doel eraan te herinneren dat, volgens de traditie, Maria het kind rechtop had gebaard.
De schilders poogden zich niet van deze dwang te bevrijden. Bovendien was hun mentaliteit heel anders dan deze die sinds de romantiek in de kunstenaarswereld heerst.
Zij waren geen individualisten. Zoals men weet deden ze nauwelijks de moeite hun werken te identificeren (dit is dan ook nu, ons probleem met de anonieme schilder van onze triptiek).
De meest gerenommeerden onder hen gedroegen zich als leiders van de groep, terwijl ze het werk deelden met hun medewerkers, waardoor trouwens de problemen van toeschrijving zo moeilijk kunnen worden opgelost.
Men mag ook niet vergeten dat de mensen die aan de 15de eeuw zijn roem verleenden, door hun tijdgenoten niet werden beschouwd als super-kunstenaars maar als ambachtslieden. Ze gedroegen zich trouwens zelf als anbachtslieden door nederige taken aan te nemen. Allen versierden zij vaandels, muren, wapenschilden. Een Van der Goes vervaardigde uithangborden die de hutten van de aflatenpredikers versierden. Gerard David schaamde zich niet om het hek en de luiken te herschilderen van het huis waar de Bruggelingen Maximiliaan Van Oostenrijk hadden opgesloten. Niettegenstaande het feit dat de persoonlijkheid van de kunstenaar werd gehinderd, verdwijnt ze toch niet helemaal. Een Van Eyck of een Van der Weyden, een Memling of een Van der Goes, die van dezelfde gegevens uitgingen, hebben toch hun eigen totaal verschillende werelden opgebouwd.
De Bourgondische staat is sinds lang verdwenen, maar de meesters der Vlaamse Primitieven van de 15de eeuw hadden hun werken niet kunnen uitvoeren, als deze niet hadden beantwoord aan de smaak van hun tijdgenoten en als ze niet hadden geprofiteerd van hun aanmoedigingen en hun bestellingen. Men mag niet vergeten dat de schilders hun meesterwerken slechts hebben kunnen realiseren dank zij de atmosfeer van weelde en schoonheid waarin de hertogen van Bourgondië en hun dienaars leefden.
Elke stad had ook een eigen officiële schilder. Zo zijn Van der Weyden en Van der Stockt de officiële schilders van de stad Brussel geweest, Dieric Bouts was die van Leuven en andere kunstenaars vervulden overeenkomstige functies in Brugge, Gent en Ieper.
Tijdens onze opzoekingen, waarbij we de straat door het venster op het rechter paneel van onze triptiek, als de huidige Bergstraat met achteraan de toren van het stadhuis te Brussel denken te herkennen, vonden we dichtbij, aan de St-Goedelekathedraal, in de Heilige Drievuldigheidstraat, de huidige Markiesstraat, een gasthof, genaamd De Heilige Drievuldigheid, waar jonge schilders verbleven die samen werkten met Van der Weyden, wiens atelier zich eveneens in dezelfde omgeving bevond. Eén der uithangborden aan de huizen rechts van de straat zou zelfs duiden op een winkel met schildersgerief, borstels en verven. Dat er dicht bij de Bergstraat een groot Dominicanenklooster was en dat men in de straat, op het rechterpaneel van de triptiek, een wandelende Dominicaan kan zien terwijl de geestelijke op het linker paneel van de triptiek eveneens een Dominicaan blijkt te zijn,
(toeval of niet, misschien komen we ooit wel meer te weten).
Het testament ...
In het Kerkarchief Vlaams-Brabant te Leuven bevindt zich een kopie van het testament van de bewoners van de Heerlijkheid Lelle, Maximilliaen Hinckaert en Joanna Van (der) Dilft van 20 januari 1646.
Maar helaas, geen woord in dit document over het kunstwerk. Het middeleeuwse notarisgeschrift is ook niet zo gemakkelijk te ontcijferen en gelukkig, toeval of niet, onverwacht kregen we de helpende hand van David Van Stappen die ons de transcriptie van het testament bezorgde, waarvoor onze welgemeende dank. Hierdoor kunnen wij nu ook als primeur dit testament via internet openbaar maken. (Maximilliaen en Joanna zouden zoiets nooit hebben durven of kunnen denken). In het testament is sprake van eenen loffelijcken serck waarmee waarschijnlijk de gedenkplaten bedoeld werden, afkomstig uit de Sint-Lambertuskapel en die zich nu vooraan links in de Sint-Servatiuskerk bevinden (zie ook de fotos in deze weblog).
Veel leesgenot met het testament
Inden naeme ons Heeren amen, alsoo daer niet helderder en is dan de doodt ende niet onhelderder dan de vredes heefft, soo hebben wij ondergeteeckent willen disponeren van ons tijdelijcke goederen ons bij Godt almachtich op deser werelt verleent, bevelende heeft onse spelen (alswanneer die uuyt deser werelt spelen commen te scheyden) aen Godt almachtich onsen schepper ende salichmaecker [en] Maria sijne lieve en gebenedijde moeder, ende allen den hemelschen geselachappe, ende onse lichaemen der gewijden aerden der plaetse onse begraeffenisse inde prochie der heerlijckheydt van Bergen ten waere tselve met gevoeglijcken coste geschied ende ter discretie ende dispositie der lest afflijviger off lancstlevende, als mede de uuytryckinghe der Aelmoessen als lesen der missen voor onse zielen, dan off bij gevalle ick testateur voor aff Kerst geraeckte afflijvigh te worden, sal mijne naer te latene parture gehouden sijn te doen leggen eenen loffelijcken serck, als te stelle een Epitasche inden muer tersijden inden hoogen naer advenant mijne qualiteyt hetselve is verheysschende, als oock daer houderen een jaerlijcke jaergetyde met uuytreyckinge van een viertel terwe, te weten in broode der selven voorden armen. Ende commende ter dispositie van onse erffelijcke goederen, willen ende begeren datte lancstlevende van ons beyden sal hebben alle onse concquesten off geconcquesteerde goederen hoedanich die sijn in onsen houwelijcken staet tsaemen vercregen ende gecocht in vollen erffdom, om daer mede te doen sijnen vrijen ende eygen wille tsij die te versetten, vercoopen off belasten off anderssints naer dat hem goetduncken ende gelieven sal, insgelijck oock alle de haeffelijcke goederen in erffdom niettegenstaende anders off contraerie aen onse houwelijcssche voorwaerde off contract antenuptiael is gestatueert die wij mids desen sijn derogerende, nominerende ende instituerende in tgene voorschreven is, deen eer anderen indifferentelijck erffgenaem midts desen, uuytgenomen de heerlijckheyt van Bergen ende de goederen aldaer off daerontrent gelegen alreede geconquesteert off bij ons ter saemender handt gecocht die weder sullen keeren naer de doodt van ons beyden ter sijden de testateurs vrienden off tot sijnder voorder dispositie ende goetduncken. Maer vande stock goederen wesende conquesten sal alleen de lanctslevende van ons beyden daeraen hebben de rechte ende naer de doodt wederomme keeren ter seyden van hunnen vrienden off naester erffgenaemen, behoudelijck dat alsulcken goederen gelegen inde prochie van (L)eerbeeck off daer ontrent in manieren off voegen als de selve mij testatrice sijn toebehoorende, die hebbe ick gege ende gene midts de formeteyden van dit te mogen veranderen ende minderen ende meerderen, soo dickwils ons tselve goetduncken ende gelieven sal, ende tot meerder bevestinghe hebben wij testateuren dit met ons eygen handt geteeckent desen twintichsten januari vanden jaere sesthienhondert ende sessenveertich, ende was onderteeckent M. Hinckaert ende Jeane vander Dilft. De superscriptie is als volght: Op heden den twintichsten januari vanden jaere sesthienhondert ende seesenveertich comparerende voor mij Charles de Mol als openbaer notaris tot Brussele residerenden ende inde presentie van getuygen naergenoempt mr. Maximiliaan Hinckaert heere van Bergen etc. ende vrouwe Johanne vander Dilft sijne wettige huysvrouwe, dese weecke hebben verclaert dit toegesloten cohier bij hun doen schrijven ende bij hunlieden onderteeckent ende gecachetteert met het lachet des heere Kersten comparants in acht diversche plaetsen te behelsen hun testament ende uuyttersten wille, begerende dat tselve naer hun overleyden effect sal sorteren, sonder eenighe formaliteyt van rechten, die sij tot effecte van dien midts desen sijn derogerende, ende tot meerder confirmatie hebben deselve testateuren des onderteeckent met hunnen gewoonelijcke signaturen beneffens mrs. Christoffel (G)eerts ende Martinus (G)roesins, oock beyde notarissen als respective getuygen ter presentie van mij notaris die dese insgelijck met mijne gewoonelijcke signature hebbe onderteeckent, ende de testateurs mette getuygen bij mij notaris gevraeght sijnde off sij connen schrijven, hebben verclaert jae ende was onderteeckent M. Hinckaert, Jenne vander Dilft, C. (G)eerts en M. (G)roesins ondertondt Quod Attester ende was ondeteeckent Ch. De Mol notaris publicus. Onder op de voet stondt als volght: Op den derthienden septembris sesthienhondert sevenenvijftich hebbe ick, Joannes vander .chte als openbaer notaris dit voorseiden testament geopent ende voorgelesen aende voorseiden vrouwe testatrice ende juffrouwe Elizabeth Hinckaert, sustere vanden voorseiden heer maximiliaan Hinckaert, ter presentie van Hendrick Schuermans ende William Verbist, schepenen als getuygen, Quod Attester, ende was onderteeckent J. van .chte notaris publicus. Accordant het voorschreven testament met sekere copye autentiq vant testament ende acte van openinge onderschreven P. Verbist als greffier quod attestor.
Inhoud blog
Onze oprechte dank aan Jos Lauwers ("Geschiedenis van Berg door de eeuwen heen -1973" en "Geschiedenis van Groot-Kampenhout- 1992"), Greet Janssens ("Speurtocht naar de overblijfselen van deRomaanse St-Lambertuskapel van Lelle-1991"), Jochen Vranckx ("Hetdrieluik van de Heilige Drievuldigheid in de Sint-Servatiuskerk van Berg-1999"), David Van Stappen voor de transcriptie van het testament van Maximiliaen Hinckaert en Joanna van Dilft, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de Monumentenwacht Vlaams-Brabant, de Provincie Vlaams-Brabant/Dienst Cultuur, de Gemeente Kampenhout en alle andere personen die ons steunen en ook door hun opzoekingen meerdere interessante gegevens bezorgden en hopelijk nog zullen bezorgen. Dank SeniorenNet voor deze gratis weblog. Dank Telenet voor de fotoalbums. Dank aan de Koning Boudewijnstichting voor het beheer van de giften en het bezorgen van fiscale attesten.
Ook onze oprechte dank aan de mensen die ons tot hiertoe hielpen bij onze opzoekingen en vooral op de eerste plaats aan Marie De Becker zaliger die ons tijdens haar laatste levensdagen nog de oplossing gaf op de vraag wie de 2 spelende meisjes waren voor de kapel te Lelle op de foto van ongeveer een eeuw geleden. Volgens Marie waren dat 2 van de 4 zusjes Goossens: Dora, Christine, Maria of Eulalia die naast de kapel woonden. Bedankt Marie! Dank aan haar zoon Henri Raes, die ons parochiebladen “Het Kruis” van de jaren 1950 tot 1954 bezorgde en ook bedankt Camiel Croon voor de artikels over “Lelle en Bergh” van Arthur Cosyn uit het tweemaandelijks tijdschrift van “Touring-Club de Belgique” van 1923 met verschillende foto’s van de St-Lambertuskapel.
Bedankt !!!
Dank u wel "Cantabile" voor de bijdrage tot restauratie van de triptiek, met de opbrengst van de dia-avond op 05/06/07 over de fietstocht van José en Richard naar Santiago de Compostela !