Van het zonnig weer profiteer ik om een deel van het groenlof, naar binnen te brengen, in de onverwarmde ruimte van de serre.
Buiten heb ik de spade en de kruiwagen nodig. De spade maakt de grond los en dan neem ik de planten gewoon uit de grond.
Het kleine toefje aarde aan de wortel voldoet om ze zonder problemen te laten vastgroeien in de serre.
De horizontaal liggende bladeren worden verwijderd een aan de kippen gevoerd.
In de serre heb ik de schop van doen en een gieter water. Vooraleer ik de kroppen terug plant, giet ik de droge voor eerst goed nat.
Dan worden de planten, met de wortel, één na één in het slijk geduwd. De voor wordt gedicht met een nieuwe voor en het ritueel herhaald zich tot alle kroppen binnen zijn.
Ik breng niet alle groenlof in één keer naar binnen. Morgen of overmorgen komt een tweede deel aan de beurt. Zo heb ik telkens wat vers groen voor de kippen en zal ik mezelf geen geweld aan doen. Dat gevaar zit er bij mij voortdurend in. Mijn geestdrift is niet meer evenredig met mijn lichamelijke mogelijkheden...vandaar.
|