Voor de tweede keer deze winter is de tuin ingesneeuwd. Ditmaal is het slechts een dun laagje, dat aan de groenten die nog ter plaatse zijn, amper bescherming biedt tegen de scherpe noordoostenwind.
De vorsttemperaturen liggen hier dicht bij de zee aan de lage kant. De gevoelstemperatuur doet je echter door de scherpe wind, bibberen van de kou.
De boerenkool krimpt als het ware elke dag. De weelderigheid van deze groenten die ik gewoon ben, is er deze keer niet bij. Ofwel is de standplaats niet goed, ofwel zaaide ik te laat. Ik vergat misschien bij te mesten vóór het planten. Het is tenslotte een koolsoort en kolen eisen heel wat voeding.
Opnieuw staat de koepel aangevroren en kan ik het laatste restje veldsalade er onder, niet oogsten. Op de achtergrond zie je de winterbloemkolen waarvan ik vrees dat ze niet veel zullen opbrengen. Ze stonden vóór de winter ook niet zo weelderig als naar gewoonte. Van deze weet ik dat ze te laat werden geplant.
De ajuin houdt kranig stand.
De sneeuw op de bomen maken het door de snedige wind zelfs niet romantisch. Het is allemaal anders dan de eerste sneeuwprik. Het is nog winter die stilaan een sleper aan het worden is.
|