Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
30-05-2007
De stap van een Muze
De stap van een Muze.
Lichtvoetig, was de titel. Het leek mij een 'epitheton ornans' voor een Griekse god. Liefst een godin. Maar hij, mijn blauwe god, gebruikte het als titel voor een column.
Hij schrijft lichtvoetig. Teder. Alsof het met een pluim gebeurt. Niet met een pen. Die krast in papier. Als een kraai in de lucht.
Neen, eerder als een spiritueel wolkje waarop een mystica glimlacht. Wellicht woont daar ergens in de buurt de Muze wel. Wazig als een aangedampte spiegel waarin de dichter zich meent te herkennen. Want een Muze moet zoiets zijn als een Engel. Zonder geslacht.
Voor mij is ze een verre vrouw. Gekleed als een herfstige ochtend. Wat gerijmd spinrag tussen de haren. Kastanjeogen. En lippen van letters. Maar voor een dame zal dat, vermoed ik, een zeldzame prins zijn. Misschien wel op een wit paard. Een gekuste kikker net terug van z'n reïncarnatie.
Misschien beledig ik mijn blauwe ridder nu wel. En ziet hij zich eerder als een helmboswuivende krijgsheer. Die gedurfde gedachten kleedt in tot aan de kin geharnaste letters. Ze infiltreert met puntige spitstechnologie in een wedloop van gewapende woorden. In de kosmos van het alfabet.
Maar neen, zo kén ik hem toch niet. Sommige mannen vechten tegen de tederheid. Alsof het de pest betreft. Of iets minder, een vrouwenkwaaltje in de menopauze. Want een man moet een macho zijn. Een beschermheer van vrouw en heerd.
Zo val ikzelf buiten de boot. Geen gulden spoor te bekennen. Geen veldslag. Geen tromgeroffel. Maar letters geparfumeerd met dauw. Gesluierd onder het ochtendlicht. Dat aarzelend een dag opent.
Liefst lichtvoetig. Als een zacht kabbelende zee. Waar ik straks langs de kustlijn stappen schrijf in het zand. Zo lichtvoetig dat ze verdwijnen voor ik ze heb opgetekend.
Ik hou het meest van de zee in mijn hoofd. Als ik een meeuw hoor over land. Of als wind door de radio waait. In de luisterhaven van m'n oren.
Ik verlang naar de zee. Voor even. Als ze moe is. En alleen. Achter gelaten. Door tonnen toeristen, die bruin gebraden, voor een jaar achter hun tv verzanden.
Dan is de zee van mij. Beklim ik de tijd. Als een dijk. Kijk ik over de duinen. Naar de verte van het verlangen.
Morgen. Daar ligt mijn leven te wachten. Op mij. Vandaag blijf ik nog even bij mezelf. Met averij.
Ik kan me vergissen. Maar ik vrees dat mijn hersenen kwaken. Bij licht en bij donker. Lente en zomer.
Als hersenen niet zouden kwaken, ik wil je graag geloven, dan moeten het kikkers zijn die ik hoor. Duizenden. Waaronder een pak illegalen die hier een asielcentrum zochten. Des sans-papiers. Exoten met een sax als blaasbalg.
Je woont in de stad. Symbool van lawaai en stank. Viervoeters op rubber. En hun Kyoto-uitstoot.
En je woont aan de rand. Van diezelfde stad. Geen auto te horen, geen CO2 te noteren. Slechts groen en water. Aangekleed met wat woningen.
Absolute rust, denk je dan. Tot de kikkers er andere principes op nahouden. Groen gedachtengoed. Ik moet er aan wennen.
Voor wie ga ik stemmen, zeer binnenkort? Als ik naar mijn hersenen luister ...
Vooraleer jij me beschuldigt van plagiaat, haast ik me te zeggen dat dit de titel is van een bekend boek, van een beroemd schrijver: Desmond Morris.
De titel doet me ook denken aan het sprookje van Hans Christiaan Andersen, "De nieuwe kleren van de keizer".
Voor hen die het niet zouden kennen, kopiëer gewoon de tekst in Google. En die vertelt jou het sprookje van naald tot draad.
Beste lezer-es,
ik beloof je op mijn geteisterd eerste communie-zieltje, ik zal er je later niet meer mee lastig vallen, met die 'ken uzelf'-fabeltjes. De anderen kennen ons immers reeds beter dan we het zelf graag willen, als we nu ook onszelf nog moeten kennen ... daar komt misère van.
Nog een laatste keer dus ...
Ik geloof in Darwin. We zijn niet meer dan diertjes die hebben leren rechtop lopen. Voor de ene een excuus, voor de andere een reden om er iets aan te doen. Aan zichzelf, bedoel ik.
We roffelen op onze borst als op een tamtam, om indruk te maken. Dat is het 'keyword' : indruk.
Kijk rondom je. Wat doet een poes als ze zich bedreigd voelt? Ze bolt haar rug tot een pontificale brug. Ze maakt zich groter dan ze is. Wil haar tegenstander imponeren. Denk twee keer na, kerel, voor je aan mij begint. Het zou eens kunnen tegenvallen.
Ben je klein, maak je dan groot.
Wat doet een hond (als die niet bijt)? Blaffen. Hij maakt onbetamelijk veel lawaai. Want ook dat schrikt af. Luister maar eens in een café, annex-voetbalkantine naar de deskundige toogpraat. Soms zou je denken dat wijsheid verscholen ligt in decibels. Gelijk krijgen door geluidssterkte.
Wil je gehoord worden, maak lawaai.
Wat doet een pauwhaan als hij een vrouwtje wil versieren? Hij spreidt zijn staart open. Want grote staarten maken indruk. Zijn effectief voor de procreatie. En de recreatie is een handig meegenomen bijverschijnsel. Hoewel vandaag de dag, het ene al is vervangen door het andere. Zonder in detail te gaan.
Wil je paren, euh, ...
Beste lezer-es,
wat ik wil zeggen, dieren durven zich niet "kwetsbaar" opstellen. Anders worden ze eenvoudigweg "opgepeuzeld". Daarom vonden ze iets anders uit: "de vleiende onderdanigheid".
If you can't beat them, join them.
De ogen neergeslagen. Het hoofd wordt gebogen. En de bonobo-vrouwtjes gebruiken de meest efficiënte methode, ze bieden zichzelf aan.
Alleen de mens, beste lezer-es, durft zich kwetsbaar opstellen. Maar ook hij dient zichzelf te beschermen.
Afhankelijk van de plaats (het land, bv. hier of in Irak), de gemeenschap en religie waartoe hij behoort (moslim of katholiek, etc.), en de tijd (middeleeuwen of vandaag) op het werk of gepensionneerd, rijk of arm, ... kan hij het zich permitteren om zichzelf te kennen en te laten kennen.
Anonimiteit kan helpen om "een naakte aap" te wezen. In de échte en virtuele wereld.
Uvi
PS. Ik zet de staart van m'n pc open. Kijk naar buiten. En zwijg in alle talen.
Titels. Ik had er vele in mijn hoofd, vooraleer ik deze letters uit m'n klavierbord toetste.
Zoals, 'Gnoote se auton'. Dat is Grieks, in ons alfabet*, voor: "Ken uzelf".
Maar deze "kop" is versleten en saai geworden. Hij is bovendien gevaarlijk. Je zou er een minderwaardigheidscomplex kunnen aan overhouden. Dus liever: "slaap kindje, slaap, daar buiten staat een schaap ...".
Titel. Voor mij is hij een vitrine van de tekst die volgt. Je staat er voor en je wil 'de boetiek' binnen. Even rondneuzen. En dat kan dik tegenvallen.
Soms hangt een titel als een slappe bikini boven het gebrek aan lading. Het gevaar van een 'te grote verwachting scheppen'. Het weerspiegelt in het vensterglas. En hèt sluipt nu tussen m'n woorden.
IK wil hier zoveel dingen kwijt. Hic et nunc. Mijn onstuitbare schrijfdrift spuit 'het' hier zomaar tegen je scherm. Ik moet me beperken. Tot een kort item.
Waarom zit jij hier voor deze vitrine? En waarom vul ik die met mijn mannequins?
Bedreigende vragen, voor u (ik word beleefd) en voor mezelf.
De aanleiding van dit gewetensonderzoek is gebaseerd op twee feitjes.
1. Ik merk dat er weer "heibel" is geweest op dit Forum. De moderator vraagt naar "respect".
Daarom de titel over jouw vitrines van de ziel.
Want ik vermoed dat als we elkaar in de ogen konden kijken het internet 'hoffelijker' zou worden.
2. Omdat ik van 'Meander' een bericht in mijn brievenbus kreeg met een heerlijke titel : "Waar wij ons vergaten". Wat een perspectief. Daar word ik dromerig weemoedig van.
3. En na een doorkijkoperatie van beide punten hierboven komt die angstaanjagende vraag :
"Waarom zit dit onbeduidend oud mannetje hier zijn vingers te verslijten?"
Uvi
* Ook alfabet is puur Grieks : samenvoeging van 'alpha en bèta' . (Wikipedia legt je dat wel uit.)
En een toemaatje: "Het bericht van Give op zijn site doet me nog maar eens nadenken." Maar 'nadenken kan je gezondheid schaden'. Misschien kan dit ook nog op een pakje sigaretten.
Forum staat hier voor het SN-Forum. Poëzie en Proza.
In mijn ochtendoren hoor ik het gloren van de dag. De stilte frazelt als een pas gepamperd kind. En in mijn vingers ontwaken verse frasen.
Buiten dauwt de nacht nog op de bladen van een vrouwenmantel. Of verstopt zich traag in beukenhagen. Ik luister naar zijn laatste taal. De haan die plichtmatig het licht loslaat.
Nu in mijn slaperige handen 'De Morgen' wakker wordt, 'In inkt gewassen', Charles Ducal fris als een herboren 'Coninck' mijn ontbijt serveert. Weet ik: het is goed te lezen en te schrijven.
Vooraleer de ochtend uitgelezen is ...
Uvi
PS. In de literaire bijlage van 'De Morgen' 'Uitgelezen' staat er deze week (woensdag) een interview met Charles Ducal. Hij werd bekroond met de eerste 'Herman de Coninckprijs'.
Een lege doos, zo zonder haar. Oud gemis, gevuld met jong verlangen. Afwezigheid is een luxe voor de liefde. Ze houdt haar wakker.
Treuren mag, zeuren niet. Want ik weet beter.
De tijd kan 'altijd samen' verrimpelen tot een platitude. Een banaal verhaal. De ochtend gereduceerd tot een ritueel. Geen verwondering meer aan tafel.
Een dag om weer te vergeten. En erger nog, de avond. Als het bed te wachten staat. Obligaat voor een spagaat. Als achter liefde, bedrijven komt.
Een boekhouding van de familiale onderneming. Soms kan fraude het faillissement voorkomen. Papier kan veel verdragen. En lakens ook.
Maar ogen ... en handen ... hoe kan je die bedriegen?
Moeizaam. Soms schrijven woorden zich erg moeizaam. Zoiets als : traagzaam trekt de witte wagen ...
Traagzaam trekt de witte wagen door de stille strate toen, en t is weenen, en t is klagen dat ze bin' de wijte doen! Stap voor stap, zoo gaan de peerden, traagzaam, treurig, stille en stom, en zij kijken, of t hun deerde, dikwijls naar hun' meester om;
Je kent die grootmeester natuurlijk. Wel, ongeveer zo trekken mijn woorden soms over papier.
Je weet niet waar ze naar toe willen. Ze haperen, aarzelen...
Baai en Blesse ... ik kijk ze achterna. Ze dragen verdriet over hun brede flanken.
Het blauw vertraagt. Ik zoek een nieuwe ochtend. Misschien vind ik die straks... als zij hier binnenkomt.
Ooit was er een heilig uur voor de Schrift. Misschien komt daar het woordje 'schriftuur' wel van.
Vanmorgen had ik schrik. Van een geschrift. Twee papiertjes waarop woorden. Uit een verleden. Een geschrift is steeds van vroeger. Nooit van morgen.
Het ene herkende ik meteen. Dat van m'n dochter. Het andere liet me twijfelen. In twee vrouwen. Ze sliepen en liepen door m'n leven. Nu door mekaar.
Ik twijfel. Van wie is wat? Herinneringen spinnen webben. Ze vangen verleden. Mist. Gisteren gewist. Maar geen gemis. Vandaag.
Het schools geschrift van je dochter vergeet je nooit. Maar ook dat maakt me bang. Ik wil haar vergeten. Toch voor even.
Ban haar uit m'n ochtend. Ik zie je blik. Verontrust en verontwaardigd. Zij sluipt via de binnenwegen van een papiertje. In mijn ochtendhoofd.
Ik wil haar kwijt. Bij het opstaan al. Meteen in de badkamer. Bij het aanknippen van het licht. Dan springt de radio op vergeten. Muziek. Liedjes uit de kleerkast van mijn jeugd.
Mijn dochter baart. Niet alleen kindjes. Baart me zorgen. Ik ben bang om op zondag te "skypen". Afrika is nooit vrolijk.
Enkel in de verhalen van toeristen. Zij die komen en gaan. Maar nooit blijven.
Witte tanden. En grote kinderogen. Lachende lippen. En rust. En onthaasting. Voor de blanken.
Mozart. Ik had het niet verwacht van hem. Tja, zo leer je ook die andere kant kennen van iemand.
Toen ik vanmorgen in therapie ging. Neen, geen sofa-therapie. Maar die van de stofzuiger en de dweil, kwam hij me assisteren.
Wassen en plassen, ik had het hard nodig deze maandag. Het hapt zo lekker je misère weg. En toen ... en daar... kwam Mozart achter me aan.
Hij zong 'Le Nozze di Figaro'. Ik aan de afwas, hij feestelijk smachtend.
Ik stofte het meubilair af, hij mijn zorgen ... Toegegeven, toen ik de stofzuiger bovenhaalde, mompelde hij binnensmonds onverstaanbaar zacht.
Maar ik begrijp dat want de poetsvrouw van de Keizer beschikte nog niet over dergelijk lawaaierig poetsarsenaal. Anders had hij wel een pak 'fortissimo's' meer ingebouwd.
En toen ik ging dweilen, had ik het gevoel dat hij ging kwijlen ... 'Ave verum corpus' ... misschien dacht hij wel aan een mooie vrouw.
Voilà, het zit erop. Dank je Mozart. Dat lucht op.
Vanavond nog 'Eine kleine Nachtmusik'. Hopelijk niet van 'Groot Verdriet'.
En om de maandag te ontmantelen, nog 'Eine Zauberflöte', beste dames, 'Bei Männern, welche Liebe fühlen' en we kunnen weer gaan slapen.
Onze hersenen. Die van jou en de mijne. Als we ze nu eens vergeleken met de aarde. Het land en de zee. De lucht.
We wonen in dezelfde ruimte. Maar met een verschillende ruimtelijke ordening. Zou je akkoord kunnen gaan?
Tussen ons liggen grenzen. Ze zijn langzaam gegroeid. En we de trokken de lijnen niet alleen.
Onze ouders zorgden reeds voor de grond. Vruchtbaar of zanderig. Onze leraren trokken de voren. Over onze tabula rasa . En wat zij zaaiden oogsten wij. De educatie en cultuur.
Zo zijn we allemaal aarde, zee en lucht. Doch zo verschillend als ieder land, dorp of stad ook is. Maar wel geboetseerd met hetzelfde sterrenstof.
Gelijkwaardig maar niet gelijk.
We raken elkaar. Met gebaren. En woorden. Gesproken en geschreven. Maar op virtueel papier moeten we het stellen met het naakte alfabet.
Zonder de mimiek van de lichamelijke interpunctie. Geen lach rond je lippen, geen ontroering in je stem. Geen nuancering van het gelaat. Zonder je sprekende handen.
En zo lijken mijn woorden al eens van een arrogante en hautaine signatuur. Terwijl ik slechts schilder met de pot verf die voor me staat.
Het krijt dat over het bord knarst, koos ik niet. Het schrift groeide moeizaam met Dinska Bronska. Maar deze media zijn slechts metaforen.
Ik kan niet anders dan zijn wie ik ben. Ik ben ook wie ik was. Ik zal zijn wie ik word. En was.
En wie ben jij? Ken jij de man achter de stoppelbaard? Of de vrouw in de spiegel?
Het is goed als je thuis komt van een verre reis dat er iemand je staat op te wachten. There's no place like home.
In tegenstelling tot wat het spreekwoord zegt, maar op zo'n moment lijkt het gras van de buur niet groener. 'The green green grass of home'. Je weet wel: Tom Jones.
Hier bij mij lijkt alles blauw. Bleu maar ook dikwijls een beetje blue. Het is echter niet altijd makkelijk schrijven. Ik wil mezelf zijn. En toch ...
Zo vlug kwets je iemand, zonder dat je dat wil. Schrijven is zoiets als dauwtrappen op een ziel.
Beste lezer-es,
wil je 'het' nu eens voor eeuwig en altijd downloaden op je harde schijf: "Ik kan niet schrijven zoals jij leest ...".
Blijf me lezen en vergeven. En vergeet niet nu en dan eens te reageren.
Hartelijk dank voor je welkom, aan elkeen: alle lezers met en zonder naam.
Nonkel pater Uvi
PS. Ik schreef dit dagboek voor een andere site, waar ik een weekje op retraite ging. Maar ook hier staat het op z'n plaats.
Neen, niet meteen de spelonken in. De speleologie in de donkere krochten van m'n hoofd, het moet even wachten. Er zit iets in de weg. Twijfel. Over mijn arrogantie.
Maar deze ochtend wil ik wind in mijn zinnen. Het buigen van kruinen. Het lispelen van hagen. Gebogen groen over mijn woorden.
Hij zingt als een alt. Over de daken. Joelt in de schouw. Het is eerder trompetten. Rammelt aan mijn schabouwelijke tuindeur.
Krakkemikkig. Maar zoveel Klein Duimpje en Sneeuwwitje tussen de hengels. Niets voor fatsoenlijke buren. Maar vertedering voor een dagdromer. Sprookjes in mijn hoofd.
Deurtjes die zuchten en klagen. Onder het getreiter van de wind. Zalige stilte. Want dit geluid gaat in het klassement van de tedere decibels.
Gefluister, geluister ... Herfst in mei. Het is eens wat anders dan een hitsige hittegolf.
Als je hier opzoek gaat naar 'nieuwsfeitjes' dan zit je fout. Daarvoor heb je immers jouw "gazet". Neen, ik tracht je te verleiden met iets wat je op een ander Blog niet vindt.
Geen muziek hier. Ik eerbiedig de stilte in jouw huis. Ze is al zo zeldzaam. Economisch duur dus. Waarom zou ik dan de portefuille van je stiltegebied devalueren.
Ook geen flikkerende kaarsjes of flikflooiende katers. Die kan je zelf ook wel kopiëren via Google. Naar eigen godsvrucht en vermogen. Wat is trouwens de originaliteit van een kopie? En waar blijft de persoonlijke creativiteit dan?
Neen, hooguit, mag je hier, nu en dan, een apart beeld of enkele onverwachte zinnen verwachten. Zo iets als "de portefeuille van je stiltegebied". Dat heb ik voorheen nooit gedacht of geschreven. Is kakelvers dus.
Maar vandaag hou ik het nog korter dan anders. Want straks familiebezoek. En het huis rondom m'n zetel vraagt nog wat aandacht. Later op de dag is die voor de visite gereserveerd.
By the way. Vergeet niet nu en dan eens een reactie neer te schrijven. Dààr ligt mijn inspiratie. Ik beloof je een inhalige rente.
Uvi
Morgen een rondleiding onder de gewelven van mijn schedel. Un tours d'horizon tussen kwabben en hemisferen.
Maar voor de rit begint: Mijn geliefde stuurde mij een 'reprimande'. Zij stelt : "Iemand die jou niet persoonlijk kent, vindt dit bericht hautain en arrogant."
Tiens, zeg ik dan. Tegen mezelf. Ik kan écht niet schrijven zoals de lezer leest ...
Zal ik het je maar meteen verklappen. Ik kom een pak beschaving te kort. Ik hoorde en stelde het zopas nog proefondervindelijk vast.
Buurvrouw zat rustig de muren te bespelen. Met een of andere Mozart. En toen gebeurde het. Plots. En onverwachts. Meestal is dat zo. Ik plan het nooit.
Zoals ik al zei, was het daar onvoorzien. Het had iets van een oerknal. Big bang. Enfin, ik overdrijf. Maar de briesgolf die erop volgde, leek de kracht van een 8 Beaufort te bezitten. Voldoende om enkele papieren bootjes op een plas de wind in de zeilen te geven. Een niesbeving.
Dat niezen van mij is ongepermitteerd onbeleefd. Maar nu nog een snelcursus 'beschaafd niezen' volgen, het lijkt me water naar de zee dragen. Ik voorzie me altijd van stijf wit gestreken zakdoeken. Praktisch gezien geen goed idee.
Want het wordt steeds een wedloop tegen de tijd om de plooien uit de vouwen te wapperen. Slaag ik, dan kan ik minimaal enkele decibels dood knijpen. En hou ik de schone schijn een beetje op z'n plaats.
Een witte zakdoek, gestreken in de juiste plooi, het is immers niet iedereen gegeven.
Zij is mijn minnares. Een dame op leeftijd ondertussen. Nog eentje van de generatie 'Joos Florquin en Mark Galle'.
'Hier spreekt men Nederlands'. En 'Voor wie haar geen geweld aandoet'. Dat genre dame.
Waar geen plaats was voor een rimpel dialect. Want die jeugdzonde moesten we wegsminken. Ontgroenen of spenen van onze moedertaal.
De auto-mobiliteit bracht ons vanuit de dorpen en provincies samen. En we begrepen elkaar niet. Daarom. Eéntaligheid.
De radio en de televisie waren de missionarisen van de Taal. Zij moesten ons bekeren tot het Ware Geloof: het ABN. En we lieten ons graag dopen. Samen met Fons Fraeters en Annie van Avermaete.
Onderdompelen in deze nieuwe niet Babelse Taal. En plots verstonden we elkaar. Geen Babylonische spraakverwarring meer. We spraken met dezelfde tong. Een moderne 'Mother tongue'.
Alleen de Walen die spraken nog Frans in Leuven. Maar die leren nu Vlaams in Louvain-la-Neuve.
Deze slogan las ik daarstraks. Eenvoudig lijkt hij, maar is het niet. Hoe zou hij ontstaan zijn? Hij is alleszins prachtig bedacht.
Maar moeilijk haalbaar. Niet voor niets wellicht gestrand op een paneel voor een universiteit. Van studenten mag nog wat verwacht worden.
Ikzelf begin er niet meer aan. Nu en dan kijk ik naar de man waarin ik leef. In de spiegel. Ik hoop altijd dat hij me genadig is. Mijn wereld is gekrompen tot m'n zetel.
En het is goed zo. Ik respecteer iedere andere mening. Er zijn Decroo-types die sterven daar. Moeten de druk voelen van een vol agenda. Halen hun waardigheid uit hun positie. Pole-position.
Dit soort mensen verliest hun glans na hun pensioen. Statutair verminkt, status gestolen. Moeten nu een nieuwe "ik" ontdekken. Hun wereld is gekrompen tot hun zichtbaar lichaam.
Ooit behoorden ze tot de gestelde lichamen. Nu ontkleed van macht en glorie tot een naakt bestaan. Geen ja-knikkers of vleiers meer in de buurt. Geen chauffeur, geen applaus.
Kijk, als je weinig hebt, kan je niet veel verliezen. Ik won bij m'n pensioen. Kreeg mezelf cadeau. Kende de wereld al wel. Maar mezelf misschien te weinig. Elke dag schrijf ik nu mezelf een beetje bij mekaar.
Verliefdheid is een vederlichte boulevard. Tiens. Dat schrijf ik zomaar. Wat zou dat betekenen? De ochtend kan twijfelachtig zijn. Dan ondervraag ik gestreng m'n eigen gedachten.
Om zeker te zijn dat het wel écht kan gebeuren. Scherpzinnig als een onderzoeksrechter. Met de eigenzinnige blik van Sherlock Holmes. En de achterdocht van een oud vrouwtje.
Zou ik een vederlichte boulevard herkennen? Welke kenmerken heeft hij? Je merkt het. Zakelijke vragen. Om er een robotfoto van te maken.
Getuigen gevraagd. Ik hang affiches op. Herken je deze boulevard? Of is hij zo onopvallend als een andere? Voorwaar, ik zeg u.
Als je ooit verliefd bent. Wandel dan over een brede boulevard. Sta even stil. Of avanceer averechts, desnoods. Wedden dat je hem herkent?
Een eenvoudig liedje kan me plots overvallen met weemoed. In de ochtend. Als de dauw nog aan het licht kleeft. Of 's avonds als de dag nachtschaduw schildert.
Drie noten van Stef Bos, met Papa, en ik slik. Ik hoor en zie mijn zoon. En ook m'n dode vader. En daartussen zit ik geprangd. Tussen vasthouden en verlaten.
Hoe zat en zit het met deze drie mannen? Strangers in the night? Ik vrees het. We staken de grens niet over van elkaars bestaan.
Bleven braaf op afstand. Schreven hoop in elkaars namen. Met hopen fouten in de spelling.
De speling van het lot tekende onze tafel. Tabula rasa. Gekerfd door onze genen. Vaders en zonen. Klonen elkaars leven.
Ooit was een oorlog nog romantisch. Vooral toen hij in zwart wit was. Op het doek, bedoel ik.
Thuis zong de geliefde: 'J'attendrai Le jour et la nuit, j'attendrai toujours Ton retour J'attendrai Car l'oiseau qui s'enfuit vient chercher l'oubli Dans son nid' Terwijl Lili Marlène aan de kazernepoort 'unter der Laterne' stond te wachten.
Jonge kerels weg van onder moeder's strenge vleugels werden man. Vrij als een vogel. En er was altijd wel een nestje. Er werden dan ook heel wat koekoekskindjes geboren toen.
Was de passerende papa een held, Canadees of Engelsman, tja, dan had dat jonge broedsel nog wel een kans. Of hij bleef hangen. Of een voedstervader nam de huishoudelijke taken over.
Nu pas durft men naar buiten komen met die verhalen van schande. De kinderen zelf. En hoe pijnlijk. Vooral als ze een beetje zwart zagen. Van de vijand. Het beroemde voorbeeld: Frieda van Abba. En zij had nog geluk want ondergedoken in Scandinavië.
Ondertussen zat de wereld niet stil. Vietnam, Rwanda, ... dichter bij huis in de Balkan. Irak ... Soedan, ... Een eentonig verhaal van verdriet, macht en machteloosheid.
De soldaten zijn jong geworden. Amper de pamper ontgroeid. En zelfs dat kenden de Kindsoldaten niet. Een Kalasjnikov als fopspeen. Ja, dat wel.
Vanmorgen bij Friedl Lesage zat Fred Brouwers op de stoel. In "Het beste moet nog komen". Laat ons hopen. Zijn favoriete muziek lag in het 'Interbellum'. Je zou voor minder weemoedig worden. Want muziek van 'voor den oorlog' was ook nog 'hip en in' na den oorlog. Alles ging veel langer mee toen.
Schoenen werden gelapt, broeken ook. Nu is een liedje na enkele maanden al uitgezongen. De romantiek is vlug versleten. Oorlog is commerce geworden. Was dat natuurlijk altijd.
Na de "bevrijding" speelden wij cowboy. Winnetou en Old Shatterhand. En als we moe waren van het vechten dan gingen we slapen. In vrede.
Hoe lang laat de wereld Darfur nog alleen? Sinds de Tv kunnen we niet meer zeggen: "Wir haben es nicht gewußt."