Mijn tuin is de gelukkige bezitter van een deurtje. Wat dromerig van aard. En totaal niet volgens de 'hof-etiquette'. Ik ben ervan overtuigd dat mijn buren het graag zouden vervangen. Ik niet.
Het heeft alle kenmerken van een romantisch poortje. Het kriept in z'n hengsels. Zoekt al leunend wat steun. Hangt scheef om het in directe taal te zeggen. En om het af te sluiten heb ik boven een schopje steken. Tusen een balkje. Een 'schopbalk'. Achter de deur.
Het poortje staat verborgen tussen m'n wuivende beukenhaag. Nog zo'n bron van ergernis voor de beschaafde wereld. Ooit had 'n passant de moeite gedaan om er een brief aan vast te pinnen. Hij zou ze zelf komen kortwieken of de burgemeester erbij halen.
En als je onze bekende burgervader zou kennen dan zou je misschien wel mijn buitensporige reactie begrijpen. Ziedend knipte ik de takken tot tegen de stam weg. Slechts het skelet overleefde. Het werd een kankerhaag. Net terug van een chemokuur.
Als ik er nu aan terugdenk ben ik nog beschaamd en verdrietig. In plaats van de dader aan te pakken koelde ik m'n woede op het slachtoffer. Hing tegen m'n tuindeur een antwoord voor de 'woordenagressor'. Maar ach, ...
Na twee zomers en winters, herstelt ze zich langzaam van haar groene gaten. De wind trekt terug aan haar haren. Ze fezelt en ze frazelt weer. Ik hoor ze praten.
Uvi
|