De duivel en zijn wijwatervatxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als suiker lijkt zijn aangzicht
geraffineerd en hoekig, naar kwetsen toe gericht
de kindertijd niet, nooit ontgroeid
geen schaamterood, niet uitgestoeid
Hebberig, met wollen baard
zijn edele delen zwak behaard
kan alzo nagenoeg niets verstoppen
zijn mansheid scheert geen hoge toppen.
In deze wereld is geen plaats
ge zijt gezond ofwel melaats
aan iedereen mankeert wel wat
veelal tussen t hoofd en t gat.
Maar wanneer en hoe gaan we ooit leren
niet enkel spreken over d ander heren
eerst in eigen boezem durven kijken
eigenkennis hiermee verrijken.
We nemen evenwel de tijd
ook donder duurt geen eeuwigheid
na donkere luchten komt het licht
de waarheid leesbaar op t gezicht
Wonderbaar zijn toch die ogen
hebben me nog nooit bedrogen
lezen duidelijk t onderscheid
vast in schoen of wendbaarheid
Hij die wankelt, zichtbaar steunt
bij elke wind, zijn stemme kreunt
verdient een hand die hem geleidt
maar liefst van al naar ... d eeuwigheid
Een zwakkeling, een lul, een schotelvod
blijft liggen war ge m werpt begod
bewieroken die het anders menen, weten
en gaan op danders kap gaan leven, zweten.
Een duivel in t wijwatervat
ietwat bedronken, misschien wel zat
wringt in bochten, verweerd zich echt
hopeloos tragikomisch éénmansgevecht.
t Venijn zit duidelijk in de staart
t is t eind vooral dat openbaart
wees daarom steeds op je hoede
attent, allert, desnoods.. vlug uit den voete
Vacaber
06 februari 1995
|