Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum
03-06-2010
Sluit de baby opvang
Sluit de babyopvang
Marilse Eerkens, 03-06-2010 14:22
Het wordt tijd dat er serieuze aandacht komt voor het probleem waar veel ouders mee worstelen: hoe kan ik mijn werk en het ouderschap zo combineren dat mijn kinderen daar niet het slachtoffer van worden?
Recent onderzoek van orthopedagoog Esther Albers toont aan dat babys veel meer stress hebben in de crèche dan thuis hou ze een jaar thuis, is haar advies. Acht jaar geleden wees hoogleraar Ontwikkelingspsychologie Marjan Riksen Walraven ook al op de kwetsbaarheid van het babybrein. Hoe lang moet het nog duren voor we maatregelen gaan nemen? De economie moet draaien, maar ten koste van wat?
Agnes van Hoesel, de dagvoorzitter van het onlangs gehouden congres Babyopvang kan beter windt er geen doekjes om. Jarenlang stelde ze ouders gerust die hun drie maanden oude (of jongere) baby aan haar kinderdagverblijf toevertrouwden: voel je maar niet slecht, het is echt niet schadelijk voor je kind. Nu ze zelf net oma is geworden durft ze dit niet tegen haar eigen dochter te zeggen. Er is veel nieuwe kennis. Had ik dit maar eerder geweten.
Bewijs Toch is deze kennis niet nieuw. Het is eerder zo dat het bewijs steeds sterker wordt. Acht jaar geleden wees Marianne Riksen Walraven in haar inaugurele rede er al op dat er een duidelijk verband lijkt te bestaan tussen het aantal uren dat kinderen doorbrengen op de crèche en de kans dat ze op lange termijn te maken krijgen met sociaal-emotionele problemen. Dit verband lijkt des te sterker naarmate de kinderen op jongere leeftijd naar de crèche worden gebracht. Verder wees zij er toen al op dat babys voor hun ontwikkeling vastigheid en aandacht nodig hebben. Dus: veel één-op-één contact en de aanwezigheid van een sensitieve vaste leidster.
Deze informatie viel helemaal niet in goede aarde. Wilde Riksen Walraven vrouwen weer terug naar het aanrecht sturen? En daar bleef de discussie bij. (Dat mannen ook voor kinderen kunnen zorgen kwam in veel geëmancipeerde hoofden niet op.)
Groei Ondertussen groeit het aantal kinderen dat gebruik maakt van babyopvang enorm. Nog steeds moet één leidster zorgen voor vier hele jonge kinderen. Nog steeds is er vanwege de vele parttimers en een hoog ziekteverzuimpercentage zelden sprake van een vaste leidster. En nog steeds ligt het accent op de fysieke verzorging en niet op ontwikkelingsstimulering is het niet vanwege een gebrek aan kennis of sensitiviteit, dan is het wel vanwege een gebrek aan tijd.
Nog steeds moet één leidster zorgen voor vier hele jonge kinderen
De informatie voor ouders over deze ongunstige omstandigheden is gebrekkig. Het standaard commentaar is: voel je niet schuldig over de crèche, uit onderzoek blijkt dat een kind zich kan hechten aan meer dan één vaste verzorger. Dat is ook zo, maar dan hebben we het over één, hooguit twee verzorg(st)ers naast de vader en de moeder en dat hebben de meeste crèches niet in de aanbieding. Bovendien is die hechting maar één van de vele aspecten waar je op moet letten, zoals nu weer duidelijk wordt.
Ander veel gebezigd misverstand: mijn kind heeft het heerlijk op de crèche, hij is zo rustig. Maar nu blijkt uit onderzoek van Albers dat ook deze rustige kinderen verhoogde stresswaarden hebben. Het ene kind uit zijn gevoelens nou eenmaal anders dan het andere.
Economen Maandagavond 31 mei is in de Rode Hoed gediscussieerd over de integratie van kinderopvang in het basisonderwijs. Alles wijst er op dat de kinderopvang er niet beter op gaat worden. Want wie zijn de belangrijkste deelnemers aan het debat? Drie hoogleraren economie, de jurist Ina Brouwer van de Taskforce kinderopvang, Pia Dijkstra van de Taskkforce deeltijd plus en een aantal politici waaronder Sharon - kinderopvang dat gun je ieder kind- Dijksma. De ontwikkelingspsychologen en pedagogen schitteren weer eens door afwezigheid. Money rules!
Het wordt tijd dat er serieuze aandacht komt voor het probleem waar veel ouders mee worstelen: hoe kan ik mijn werk en het ouderschap zo combineren dat mijn kinderen daar niet het slachtoffer van worden? Dat vraagt om een serieuze erkenning van dit onderwerp waar niemand zijn vingers aan wil branden babyopvang is een persoonlijke keuze.
En dat vraagt om het stimuleren van opvang die beter aansluit bij de ontwikkeling van jonge kinderen: oppas aan huis, kleinschalige opvang in een gastoudergezin of betere verlofregelingen voor ouders. Goede kans dat dit op de lange termijn meer vruchten afwerpt dan het mompelen van bezwerende mantras als de kwaliteit van de kinderopvang moet omhoog, het verlagen (!) van de gastouderbijdrage en verder alles bij het oude laten.
Marilse Eerkens is psycholoog en vaste medewerker van het maandblad J/M ouders
In essentie betekent dit dat er geen wederkerigheid in de relatie verwacht mag worden. En relatie op affectie en aandacht heeft meestal geen kans van slagen. De noodzakelijke emotionele afstandelijkheid in relationeel opzicht is nodig. Er moet uitgegaan worden van een onnatuurlijke manier van omgaan met het kind. Het niet mogen verwachten van wederkerigheid duidt dan op het onnatuurlijk aspect van de relatie vorming. Hulpverleners moeten getraind worden in deze vorm van omgang met deze jongeren, juist omdat het zo onnatuurlijk is. Het gaat om het leren van een zakelijke aanpak waarbij je niet in de valkuil mag trappen van met extra aandacht, beloning of andere zaken te reageren op 'nestel gedrag' van de jongeren. Men mag als begeleider niets terug verwachten, je moet leren om met de jongeren om te gaan, zonder hen warmte te geven. Ze moeten leren dat het beeld dat de jongeren van zichzelf ophangen, niet overeenstemt met de werkelijkheid. Je zal hierdoor steeds in een conflict komen, je zal de hoop moeten los laten dat het deze keer wel zal lukken, dat er nu wel een aspect van wederkerigheid zal zijn. De uitdaging zal blijven om bij de afstandelijkheid die het vraagt, niet op de signalen van schijnbare affectieve relatie vorming in te gaan. Deze specifieke aanpak kan enkel bestaan wanneer er een zeer hecht team is, waarbinnen in alle eerlijkheid met elkaar gewerkt kan worden. Deze jongeren proberen zeker een split te drijven, om opvoeders tegen mekaar op te zetten. Openheid, op een lijn met elkaar samenwerken en vertrouwen in elkaar moet helpen. Het mag duidelijk zijn dat deze houding voor ouders bijzondere moeilijkheden oplevert. Want in een gezin zijn alle relaties juist gebaseerd op wederkerigheid. Voor de ouder gaapt de valkuil van het ingaan op de relationele signalen van het kind. Zij zullen er op ingaan met de verwachting, het tikkeltje hoop dat het nu anders zal zijn. Steeds meer totdat ze op zijn, uitgeblust. Ze voelen zich burn out, maar ze kunnen het niet zijn want ze blijven steeds verantwoordelijk voor hun kind. Ouders staan hier voor de moeilijke taak hun kind niet te willen blijven vast houden. Althans niet in de klassieke betekenis. De eenzame en verbitterende strijd met het kind opdat het toch ooit zou inzien dat ze het beste met het kind voor hebben, moet men opgeven.
Niemand is schuldig. Onderschatten van de ernst van de situatie. Knelpunt bij het zien van het probleem. Misschien niet alles een uiterlijk herkenbare handicap. Dus niet concentreren op het zichtbare. Attent zijn voor de manipulatie van het kind. Voorkomen dat (familie) relaties stuk gaan. Graag goede interpretatie van het verhaal ouder. Ouders blijven hopen, verder zoeken, telkens opnieuw proberen zelfs na plaatsing van het kind. Ouders kunnen verbitterd zijn t.a.v. de hulpverleners, familie, vrienden en buren. Hulpverleners moeten goed luisteren naar ouders en zich in kunnen leven in de ouder. Meestal richten ze hun onderzoek teveel op wat er mis gegaan is met de ouders. Ouders blijven met het probleem zitten hulpverleners onmachtig. Observatie periode van 6 weken zelfs 3 maanden is te kort. Het kind gedraagt zich bij familie, pleegouders, instelling ( bij de hulpverleners ) anders dan thuis. Als ouders de raad van familie, hulpverleners niet (kunnen) opvolgen, zijn zij de ouders, de 'slechte' (onbegrip, wanhoop, opgeven).
Voorkomen nee. Rekening houden met de uitputtingstoestand van de ouders. Draagkracht verschilt van ouder(s) tot ouder(s). Draaglast verschilt volgens de graat van de handicap. Ouders niet vijandig, proberen telkens opnieuw, wel normale portie kwaadheid. Kind als manipuleren niet lukt worden ze agressief, dat kan uitgroeien naar vijandigheid.
Hartverscheurend, je kindje dat met dikke tranen achter het raam naar je staat te roepen. Hij wil niet alleen gelaten worden en gaat al huilen als je in een andere kamer bent. Hoe deal je met de verlatingsangst van je uk?
De meeste kindjes krijgen rond de twaalfde en veertiende maand last van verlatingsangst. Ze zijn bang om alleen gelaten te worden. De eerste tranen biggelen al over hun wangen als je uit het zicht verdwijnt. Je kindje gaat op deze leeftijd steeds meer ontdekken van de wereld om hem heen. Op zijn ontdekkingstocht raakt hij steeds meer weg uit zijn vertrouwde omgeving. De wereld blijkt dan ineens ook wel erg groot. Voor zijn gevoel ben jij het enige veilige toevluchtsoord dat hij heeft. Als jij er dan niet bent, heeft hij geen houvast meer.
Geen aandacht Als je kindje bang is als je even het huis uit gaat of hem achterlaat bij de crèche is dat heel vervelend. Vaak nog erger voor jou dan voor je uk. Jij wilt hem het liefst troosten en meteen weer mee naar huis nemen. Alleen is dit niet de juiste aanpak. Het beste is om niet te veel aandacht en ruimte aan de verlatingsangst te geven. Als jij er een big deal van maakt, denkt je kindje dat er echt iets aan de hand is. Op deze manier versterk je zijn angstgevoel alleen maar.
Wees duidelijk Barst je dreumes in huilen uit als je hem ergens achterlaat? Glip er dan niet zomaar tussen uit in de hoop dat hij het niet ziet. Zo geef je hem alleen nog maar meer reden om de grote boze buitenwereld niet te vertrouwen. Beter is om je kindje even op schoot te nemen. Troost hem en vertel duidelijk wat er gaat gebeuren en maak een afspraak met hem. Vertel hem bijvoorbeeld dat mama even weg gaat, maar dat hij lekker gaat spelen bij tante Marieke. Maak een afspraak zoals: Mama komt je weer ophalen als de dvd is afgelopen. Maak het begrijpelijk voor hem.
Fantasie Je kunt je kindje ook helpen met het overwinnen van zijn angst door fantasie te gebruiken. Als jij er niet bent, beschermt zijn liefste knuffelbeer hem misschien wel. Of een liedje dat hem rustig maakt en waarna hij kan luisteren als hij bang is. Een foto van jullie samen op het oppasadres wil ook nog wel eens helpen. Spelletjes als kiekeboe en verstoppertje leert je uk ook dat mensen en dingen niet weg zijn als je ze niet meer ziet.
Fase Hoelang de fase duurt is verschillende per kind. Rond het eerste levensjaar is het normaal dat kindjes deze angst ontwikkelen. Dit is natuurlijk een gemiddelde. Sommige kindjes krijgen het pas veel later, andere hebben er helemaal geen last van. Hoe lang de fase duurt varieert ook. Er zijn kindjes die er na een paar jaar lagere school nog last van hebben. Maar als het goed is, komt iedere uk deze angst vroeg of laat te boven.
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van baby's
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting
door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over de vroege hechting van babys op woensdagavond 28 oktober 2009
Drs. R. Verdult zal spreken over: De vroege hechting van babys
De Knoop, op woensdag 28 oktober 2009 in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die zich wil informeren en/of betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
Drs. R. Verdult is: Psycholoog Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdag 28 oktober 2009 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.15 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.30 uur.
Tot vrijdag 21 oktober kunt u zich aanmelden, de toegang bedraagt 12,50, voor de leden van de Knoop gratis.
Zie voor de uitnodiging, het inschrijfformulier en routebeschrijving op de website van De Knoop, www.deknoop.org of neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Noot voor redactie: Wilt u een interview en/of een uitnodiging voor de landelijke themabijeenkomst ontvangen dan kunt u contact opnemen met: Secretariaat De Knoop, Rita Hendriks telefoon: 0527 614504 / 06-22475835 /email: info@deknoop.org
Uitgebreide informatie is ookte vinden op de website van de vereniging: http://www.deknoop.org / forum:www.hechtingsstoornis.nl
Sectie Schoolpsychologen/ Basis, Speciaal en Voortgezet OnderwijsVrijdag 14 januari 2005
Verslag lezing drs. M. Güldner vrije universiteit Amsterdam en paedologisch instituut Duivendrecht
Veilige en onveilige hechting
Definities van hechting:
-Bowlby; Lasting psychological connectedness between human beings
-Ainsworth en Bell; An effectional tie that one person or animal forms between himself and another specific one a tie that binds them together in space and endures over time.
-Klaus en Kenell; crucial for survival and development of the infant.
Gehechtheid
Hechtingsgedrag is een aangeboren behoefte bij iedere baby. Hechting is als baby belangrijk om te overleven.
Complementair aan dit hechtingsgedrag is het (ver)zorgende en regulerende gedrag van de ouder(s).
Sensitieve afstemming, 'affect-attunementvan de ouder(s) leidt bij de baby tot vertrouwen in de beschikbaarheid van de ouder(s)
De aard van de gehechtheidrelatie is het resultaat van interactie tussen baby en ouder(s) tijdens het eerste levensjaar.
Ontwikkeling in gehechtheid
-pre-hechtingsfase
ooriëntatie en signalen zonder onderscheid des persoons
oweinig discriminatie tussen of signalen voor een specifieke verzorger
-hechting in wording
ooriëntatie en signalen gericht op een of enkele specifieke personen
oontwikkeling van (relatieve) voorkeur voor verzorger
oontwikkeling van cognitieve vaardigheden die vereist zijn voor de hechting
-hechtingsgedrag wordt zichtbaar
oactief nabijheid zoeken
omotorische ontwikkeling
oangst voor vreemden neemt toe
opersoon permanentie
-hechting proper
ohandhaven van nabijheid tot een specifieke verzorger door middel van beweging en signalen
ohechtingspersoon biedt veiligheid en troost
oseparatie veroorzaakt heftig protest
-goal-corrected partnership (peuterperiode)
obewustwording dat hechtingspersoon eigen doelen, behoeften en wensen heeft
omentale representatie(s) van gehechtheidrelatie(s)
otoegenomen autonomie vereist opnieuw ouderlijke bescherming
Vaders
Overeenkomstig hechtingsgedrag van het kind t.a.v vaders en moeders. Wel zijn verschillen te onderscheiden in de rollen tussen vader en moeder
-Vader is voor het kind de speelkameraad. Vaders zijn erg belangrijk bij de fase dat het kind zich kan los makenvan de moeder.
-Moeder is voor het kind de trooster
Gehechtheid een andere indeling
-non-attachment disorder
oemotioneel geremde, teruggetrokken type
oa-selectieve (indiscriminately social) type
-disordered attachment disorder
omet extreem aanklampend gedrag en geremdheid
omet te vrij exploratie en risicovol gedrag, zonder contact te houden met de verzorger
omet de neiging van het kind zich te bekommeren over het emotionele welbevinden van de verzorger
-disrupted attachment disorder
overdriet en rouwreactie van het kind op het verlies van de verzorger
Onveilige hechting en reactieve hechtingsstoornis
-Onveilige hechting is niet gelijk aan psychopathologie. 40 a 45% van de kinderen is onveilig gehecht. Onveilige hechting is een risicofactor voor het disfunctioneren van het individu
-Reactieve hechtingsstoornis verwijst naar mishandeling en/of verwaarlozing. Komt overeen met non-attachment disorder. Het is een extreme vorm van onveilige hechting.
Etiologie
-Hechtingsstoornis; hierbij gaat het om heftige mishandeling/verwaarlozing vanaf jonge leeftijd; in de 1e levensjaren (0-2)
Deze periode is cruciaal voor het ontwikkelen van een hechtingsstrategie.
Het gaat hierbij om het ontbreken van een consistente en responsieve verzorger
-Er is geen lineair verband tussen de ernst van de verstoring van gehechtheid en de ernst van de reactieve hechtingsstoornis.
-Mishandelde kinderen hebben op alle leeftijden een grotere kan onveilig gehecht te zijn
-Psychische stoornissen bij ouders
-Aandachtstekort en hyperactiviteit komt voor bij hechtingsstoornissen. Dat bleek uit onderzoek in Australië.
Onveilige gehechtheid
Kan leiden tot structureel tekort in de ego-ontwikkeling. Bepaalde kenmerken zijn: snel overspoeld raken door gevoelens, gebrek aan interne veiligheid, lage frustratietolerantie, beperkte impulscontrole, verstoorde objectrelaties, kwetsbare zelfwaardering en problemen in het contact met leeftijdsgenoten.
Prognose
Vanuit het gehechtheidperspectief wordt gesteld dat: er een causale relatie is tussen aard van de gehechtheid en het vermogen om later affectieve bindingen aan te gaan en vol te houden.
Tijdens deze studiedag wordt uitgebreid stilgestaan bij het belang van gehechtheid en mentaliseren voor de praktijk van de behandeling. Aandacht zal zijn voor de ontwikkeling van gehechtheid, de identificatie van verschillende gehechtheidspatronen en de nieuwste wetenschappelijke onderzoeksgegevens in relatie tot psychotherapie.
Veel kinderen krijgen zo rond hun 12e tot 14e maand een periode van verlatingsangst. Je kind gaat steeds meer beseffen dat hij een eigen persoontje is en niet meer zo afhankelijk van jou. Hij is steeds mobieler en kan van je weglopen. Aan de andere kant is hij natuurlijk nog lang niet in staat om lang zonder jou te kunnen en dat levert soms angst op. Veel kinderen zullen nu verdrietig reageren of voelen zich in de steek gelaten bij het afscheid nemen op de kinderopvang bijvoorbeeld. Je kind is nu slim genoeg om te weten dat jij er niet bent (het feit dat hij je niet ziet wil niet zeggen dat hij niet aan je denkt) maar moet nog leren en vertrouwen dat je ook weer terug zult komen en dat hij zich in de tussentijd ook zonder jou wel even kan redden. Afstand nemen en even los van vader of moeder is wel iets wat de meeste kinderen zullen moeten leren in onze westerse samenleving. Ook al doe je je kind niet naar een vorm van kinderopvang, ook dan zal je af en toe uit zijn beeld verdwijnen. Al was het maar omdat je ook wel eens wat voor jezelf moet doen of omdat hij alleen in zijn eigen bedje wordt gelegd. Je kind zal moeten leren en vertrouwen dat je niet helemaal weg bent ook al ziet hij je even niet. En dat je altijd naar hem terug komt.
Tips om het leed te verzachten: * Neem een vertrouwde knuffel of doek mee die hem aan huis en aan jou doet denken of hang een foto van jullie samen op boven het bedje op het oppasadres. * Een goede, vertrouwde en liefdevolle oppas kan je kind beter troosten dan iemand die je kind nog niet goed kent. Hij of zij weet wat je kind nodig heeft om getroost te worden, en je kind voelt zich veiliger bij een vertrouwd gezicht dan bij een vreemde. * Probeer routine en structuur in een opvangdag te brengen zodat je kind weet waar het aan toe is. (Na de lunch nog even spelen op de grote hal en dan komt pappa hem weer ophalen) *Ga ook nooit weg zonder afscheid te nemen. Het lijkt een manier om aan verdrietig huilen en andere taferelen te ontkomen, maar als je "zomaar" verdwenen bent zal je kind het niet begrijpen en misschien denken dat dat vaker kan gebeuren. Blijf niet onnodig plakken, geef hem een zoen, zwaai en ga weg. * Eigenlijk meer voor baby's, maar ook je dreumesen en peuters vinden het nog leuk: kiekeboe en verstopspelletjes leren je kind dat mensen en dingen niet weg zijn als je ze niet meer ziet aan de andere kant wil je dreumes misschien juist steeds vaker zelf dingen doen, los van pappa en mamma.
Hij kan steeds meer en beseft dat hij een eigen persoontje is met een eigen willetje. Hij wil "zelluf" eten (of zelf bepalen dat hij NIET wil eten!), zelf aangeven welke kant hij op wil. Kijk dus niet vreemd op als hij zonder jou de wereld in trekt, net de andere kant op loopt als jij hem hebben wilt. Geef hem vooral de vrijheid om zelf op onderzoek uit te gaan en dingen te proberen maar blijf wel altijd opletten, en laat hem vooral ook duidelijk merken dat jij er altijd voor hem bent als hij hulp of troost nodig heeft (een veilige haven). Een kind dat zich veilig en geliefd voelt zal gelukkiger zijn en zich beter ontwikkelen dan een bang kind dat geen vertrouwen heeft in zijn verzorgers.
Als je in spiritualiteit, religie of filosofie bent geïnteresseerd, is de kans groot dat je jezelf als introvert zult bestempelen. Dit heeft te maken met je oriëntatie op het leven. De waan van de dag is minder belangrijk. Maar hoe houd je je staande in de snelheid van het bestaan?Als je introvert bent, heeft dat zo z?n voordelen. Je gaat niet over één nacht ijs bij het nemen van beslissingen, je kunt je inleven en luisteren als geen ander en je bent uitstekend in staat jezelf te vermaken. Toch heeft het ook een keerzijde: je hebt een gebrek aan assertiviteit, treuzelt als snelheid geboden is en bent vaag als er juist een duidelijk standpunt van je wordt verlangd.
Dit boek geeft tips waarmee introverte mensen hun voordeel kunnen doen: beroepskeuze, communicatie, relaties, omgaan met gedachten, angsten en frustraties en spirituele ontwikkeling passeren de revue. Omdat het nogal eens botst tussen introverte en extraverte mensen is dit boek ook nuttig voor ouders, opvoeders, werkgevers, vrienden en partners van introverte mensen. Zo kunnen onbegrip en te weinig inlevingsvermogen tot een minimum worden beperkt. Het boek is op een luchtige, humoristische toon geschreven en staat boordevol herkenbare voorbeelden. Zelden is introvertie zo aanschouwelijk gemaakt.
De hypothese dat vroege sociale ervaringen een kritieke rol spelen in de ontwikkeling van een kind is al heel oud. Deze eerste sociale ervaringen van een kind zijn over het algemeen gekoppeld aan de ouders/verzorgers. De sensitiviteit van de ouder en de hierop gebaseerde kwaliteit van de relatie ouder-kind kan dus van invloed zijn op zowel de emotionele als sociale ontwikkeling.
Vanaf het moment dat John Bowlby en Mary Ainsworth de gehechtheidsrelatie beschreven hebben, is er veel onderzoek gedaan naar het belang hiervan. Inmiddels is veel bekend over het effect op het sociaal-emotioneel functioneren van een kind, maar ook over hoe we de kwaliteit van deze relatie kunnen verbeteren door middel van interventie.
Dit symposium biedt de deelnemers een goed overzicht van de effecten van gehechtheid en sensitiviteit. Niet alleen de relatie van (pleeg)ouders met het kind, maar ook het effect van dagopvang op het sociaal-emotioneel functioneren worden besproken. Tevens worden interventies besproken die de gehechtheidsrelatie kunnen verbeteren en zo de ontwikkeling van een kind positief beïnvloeden.
Om u zo goed mogelijk te informeren, zijn sprekers uitgenodigd die een grote bekendheid genieten in het vakgebied en wier expertise elkaar aanvult. Door na elke voordracht ruim tijd in te plannen voor discussie, zal er hopelijk een levendige en vruchtbare uitwisseling ontstaan tussen sprekers en deelnemers.
Gehechtheid als basis voor groei Een goede gehechtheid tussen ouders en kinderen vormt de basis voor een kind om te groeien in zijn ontwikkeling. Een kind ervaart door een goede gehechtheid aan ouders een veilige basis in zijn leven. Het voelt zich over het algemeen veilig en geborgen bij de ouders. Die veilige basis zorgt ervoor dat een kind zich waardevol voelt en zich kan en durft te ontwikkelen. Als het een situatie niet aankan, vormt de relatie met ouders de basis om naar terug te keren en kan het kind met hun hulp verder. Wanneer die veilige basis ontbreekt, heeft dat verschillende gevolgen. Een kind voelt zich angstig en onzeker. Het laat op allerlei manieren merken dat het zich niet happy voelt, bijvoorbeeld met onrustig en druk gedrag, of door agressie of teruggetrokkenheid. De relatie tussen ouder en kind is dan zo verstoord dat er heel wat voor nodig is om het contact tussen ouder en kind te herstellen.
Gehechtheid betekent dat je kind zich verbonden, gehecht voelt aan jou als ouder. Het voelt zich veilig bij je en weet dat het bij jou terecht kan voor zorg en aandacht. Als er sprake is van een goede gehechtheid, merk je dat je contact hebt met je kind. Je merkt in het contact met je baby dat je baby het prettig vindt om geknuffeld te worden en om de borst of de fles te krijgen. Jouw verzorging en koestering zorgen voor een versterking van de relatie. Je merkt dat je je peuter kan troosten als het zich pijn heeft gedaan en het laat bij jou gevoelens van boosheid en verdriet zien. Je merkt dat je kind naar je luistert als je iets verbiedt (ook al moet je het soms wel drie keer zeggen) en dat het ook rekening gaat houden met jouw wensen.
Dat gevoel van zich gehecht voelen, zich verbonden voelen, heeft zijn basis in de baby- en peuterjaren. In die jaren is het belangrijk dat ouders een kind een veilige plek bieden door aan te sluiten bij waar een kind behoefte aan heeft, namelijk warmte, verzorging en aandacht. In de eerste maanden staan daarbij verzorging en koestering centraal. Doordat de baby verzorgd en gekoesterd wordt, ervaart het dat het blijkbaar belangrijk is. Als het een kik geeft, is er iemand die zorgt dat de vieze luier wordt verschoond en dat zijn maag weer wordt gevuld. Er is sprake van aansluiting: de ouders en het kind geven elkaar over en weer wat ze nodig hebben. Het kind geeft aan wat het nodig heeft en de ouders kunnen deze signalen opvangen en beantwoorden. De ouders merken dat het kind over het algemeen tevreden is en voelen zich dan ook weer tevreden over zichzelf; ze doen het als ouders blijkbaar goed.
De ouders geven hierbij hun kind niet grenzeloos alles waar het om vraagt. Ze bekijken wat goed is, zoveel drinken, zoveel slapen, en stellen zo al de eerste grenzen voor het kind vast. Die grenzen betekenen ook veiligheid! Stel je voor dat je als kind van een paar dagen of maanden al moet beslissen wat goed voor je is. Bij het kind ontstaat door deze verzorging en koestering de overtuiging Ik mag er zijn! Er is voor mij een plek op deze wereld; ik ben hier thuis.
In de volgende maanden en jaren is het belangrijk dat een kind, naast verzorging en koestering, ervaart dat het wordt gewaardeerd voor wie het is. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind, het leren lopen en praten, het ontdekken van de wereld, maar ook het leren ontdekken van eigen wensen en gevoelens. In deze jaren ontdekt een kind dat het zelf iemand is, los van de moeder en de vader. Het ontdekt dat het zelf een wil heeft en laat die wil ook gelden. Het kind heeft dan zowel de ruimte nodig om de eigen wil te laten zien en zich tegen de ouder af te kunnen zetten, als grenzen waardoor die ruimte wordt beperkt. Als dit goed verloopt, zal het kind na verloop van tijd zijn eigen wensen kunnen beheersen doordat het weet dat het niet alles mag wat het zelf wil. Het kind gaat kiezen voor bepaald gedrag.
Wat is een hechtingsstoornis of fundamentele relatiestoornis?
Definitie Een hechtingsstoornis wordt ook wel ´fundamentele relatiestoornis´ genoemd. Er is iets mis met het fundament van het contact tussen ouders en kind. Het begrip fundamenteel in het begrip fundamentele relatiestoornis heeft een existentiële betekenis: het kind kent geen menselijke betrokkenheid met de wereld. Het kind kent de wereld niet als zijn thuis. Het duidt op een fundamenteel geen deel hebben aan de wereld. Velen van fundamenteel relatiegestoorde kinderen dragen daarvan de gevolgen uit in hun gedrag en dagen daarmee de wereld uit hen een thuis in deze wereld te geven. Ze dagen de wereld uit te zorgen voor groeirelaties, relaties waarin ze kunnen groeien. Ook al maken ze het zichzelf en de wereld moeilijk vanwege hun ontwikkelde wantrouwen en haat. Wantrouwen en afwijzing vinden we niet alleen bij de kinderen maar soms ook bij de ouders en de wereld. Ouders die het kind achter het behang willen plakken, zich mateloos irriteren aan het gedrag.
Geen aansluiting In de verschillende leeftijdsfasen heeft een kind behoefte aan antwoord. Dat antwoord wordt gegeven door de opvoeders om het kind heen, door middel van liefdevolle aanraking, aandacht voor wensen en gevoelens van het kind en begrenzing van gedrag. Wanneer er in de eerste levensmaanden onvoldoende antwoord wordt gegeven door de omringende wereld, door de moeder, vindt er geen aansluiting plaats. Het kind ervaart geen veiligheid waardoor er geen basis-veiligheid ontstaat. Die basisveiligheid vormt echter de bodem, het fundament van de ontwikkeling van een kind. Op dat fundament kan een kind zich ontwikkelen in onder andere emotioneel of affectief opzicht (bijvoorbeeld het ontwikkelen van zelfvertrouwen), in sociaal opzicht (kunnen aangaan van contacten met anderen) en verstandelijk / intellectueel opzicht (kennis en ervaringen op willen doen).
Wanneer er iets aan het fundament schort, kan een kind bijvoorbeeld uitdagend en agressief gedrag gaan vertonen of moeite hebben zich te concentreren op zijn werk en spel. Dat komt omdat er geen zogenaamde gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid. Beheersingspatronen groeien wanneer een kleuter op basis van de ervaren veiligheid in het contact met vader en moeder, graag de relatie met de ouders goed wil houden. Daarom wil het zich beheersen en zo zal het kind zich patronen van positief gedrag eigen maken. Een kind bij wie geen gezonde beheersingspatronen zijn gegroeid, maakt gebruik van negatieve zelfhandhavingspatronen, wat zich vaak uit in een chaotisch zoeken zich staande te houden. Hierbij is het kind geneigd om zich vanuit het gevoel van onveiligheid afwijzend en agressief te gedragen. Het leeft met een groot wantrouwen naar de wereld, oftewel naar de volwassenen om zich heen.
Hierboven werd een primaire fundamentele hechtingsstoornis beschreven, die meestal zijn oorsprong vindt in een onvoldoende aansluiting in het lichamelijke aspect van het mens-zijn. Sommige kinderen ervaren echter wel de lichamelijke aansluiting met de ouders en voelen zich bij de ouders veilig, maar ze voelen zich ongeborgen doordat ze geen aansluiting ervaren in het affectieve / emotionele. Het kind ervaart geen emotionele warmte van de ouders uit. Ook dan kan er gesproken worden van een primaire fundamentele hechtingsstoornis, omdat een kind ook deze aansluiting nodig heeft om te kunnen groeien.
Secundaire fundamentele relatiestoornis Het kan zijn dat een baby, peuter en ouder kind in alle veiligheid en geborgenheid is gekomen tot gezond gedrag. Er is sprake van wederkerige betrokkenheden met ouders en verdere bekenden. Dat betekent beheersing, een evenwicht tussen geven en nemen. Een dergelijke situatie kan door een of andere oorzaak, om een of ander reden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een kind geen aansluiting ervaart in andere aspecten van het mens-zijn, zoals het verstandelijke of het sociale. Geen aansluiting in het verstandelijke aspect vindt plaats als een kind geen uitdaging ervaart in het leren op school of wanneer er juist teveel eisen worden gesteld. Hierdoor voelt een kind zich niet op zijn plek. Ook als een kind geen sociale aansluiting vindt, geen contact heeft met leeftijdsgenootjes, voelt een kind zich verloren. Gevoelens van angst en wantrouwen zorgen voor ontwortelingsverschijnselen´. Als hier geen adequate aandacht voor is, kan het leiden tot een fundamentele verstoring van de aanvankelijke veiligheid en geborgenheid en kan het kind alle tekenen gaan vertonen van een primair fundamenteel relatiegestoord kind.
Het kind wordt ontworteld omdat het de veiligheid en geborgenheid kwijtraakt. Het komt terecht in een proces van desintegratie: het mist zijn verbondenheid en moet zich gaan handhaven. De gezonde beheersingspatronen, de Ik-ken voldoen niet meer en zakken weg. Kinderen die aanvankelijk goed in hun vel zaten, maar in een dergelijke existentiële crisis terecht zijn gekomen, noem ik secundair fundamenteel relatiegestoord. Het verschil tussen primaire en secundaire fundamentele relatiestoornis is zinnig omdat de weg terug anders verloopt. Secundaire fundamentele relatiestoornissen kunnen ook ontstaan omdat moeders in de tijd dat de lichamelijke en affectieve aansluiting van het kind aan de moeder levensvoorwaarde is, plotseling niet meer of minder beschikbaar zijn. Als niet vader of een ander al in de aansluiting deelde, kan het kind zijn aansluiting voor altijd verliezen.
Factoren bij het ontstaan van een fundamentele relatiestoornis
Kind Moeders kunnen na een normale bevalling signaleren dat er met dit kind iets mis is. Het kind lijkt aan het leven geen plezier te beleven, het kind lijkt moeder niet te accepteren, laat het er gewoon bij zitten of keert zich van de moeder af. Moeders, die iets vreemds aan het gedrag van de baby opmerken, zullen zich daarom melden bij de huis- of consultatiearts. Terecht, omdat het van belang is te laten nagaan of er iets lichamelijks is dat het kind hindert. Eerder is opgemerkt dat er nog te weinig op wordt gelet of het kind pijn heeft, waardoor het kind zich niet laat knuffelen en het drinken aan de borst een probleem is. Deze pijn kan veroorzaakt zijn door een lichamelijke moeilijke bevalling, waarbij er een verwringing van de nekwervels is ontstaan.
De genen bepalen in sterke mate de wijze waarop babys de wereld in komen. Er zijn babys in wier aard het ligt om zich geworpen te voelen, zich niet thuis te voelen in de wereld; in tegen stelling tot de babys die zich, in de meest beroerde omstandigheden, thuis en samen blijven voelen. Als ouders een baby in hun armen krijgen die angstig en afwerend is of veel huilt en niet reageert op de aandacht die het krijgt, is het heel moeilijk om met zon kind een band op te bouwen. Wat de ouders aan liefde en aandacht geven, lijkt door het kind niet te worden ontvangen.
De meeste kinderen zullen ergens tussen twee uitersten hun leven beginnen en ook later mogelijk tot dat grondstructurele terug blijven neigen. Zo zijn er kinderen voor wie aansluiting min of meer vanzelf, anderen voor wie deze aansluiting moeizamer, tot stand komt. Als volwassenen zullen ze zich overal en altijd wel thuis voelen en zich kunnen aansluiten of steeds moeite hebben met hun omgeving en moeilijk contact kunnen maken met anderen.
Zwangerschap In toenemende mate weten we dat de genen van de foetus en de lichamelijke en emotionele betrokkenheid van de moeder op de foetus invloed hebben op het zich wel bevinden van de foetus. Het is invoelbaar dat, wanneer moeder emotionele spanningen beleeft, fysiek en verbaal geweld pleegt of ondergaat, het welbevinden van de foetus wordt ondermijnd en er angst groeit. Omdat het ervaren van veiligheid voorwaarde is voor de ontwikkeling van hersentjes en beheersingspatronen zal het zich niet welbevinden negatieve invloed hebben op deze ontwikkeling.
Ouders Er zijn ook ouders die door omstandigheden in henzelf of daarbuiten het moeilijk vinden de benodigde aandacht en begrip voor hun kind op te brengen. Als je bijvoorbeeld zelf weinig contact en intimiteit, weinig begrip en liefde hebt ervaren in het contact met je eigen ouders, kan het heel moeilijk zijn om zon intieme band aan te gaan met je kindje. Zo kan je als moeder direct na de geboorte weerstand voelen om je baby in je armen te sluiten. Maar ook een (postnatale) depressie, lichamelijk verzwakt zijn, ziekte of relatieproblemen kunnen een ouder verhinderen om in voldoende mate er voor de baby te zijn.
Omgeving Tenslotte kunnen ziekenhuisopnames van het kind, een tijdelijke scheiding van de ouders doordat de ouder een periode in een ziekenhuis is opgenomen, een schokkende gebeurtenis in het gezin, etc. de veiligheid voor een kind en daarmee de gehechtheid verstoren. Voor veel kinderen (en volwassenen) geldt dat ze in een bepaalde mate gehecht zijn aan (een van) hun ouders. Geen enkele ouder is perfect en elk kind heeft zijn eigenaardigheden waardoor het basale hechtingsproces nooit helemaal perfect verloopt. Dat betekent dat veel mensen moeten leren leven met een bepaalde mate van onzekerheid en angst.
Pleeg- en adoptiekinderen Voor pleeg- en adoptieouders is het weer heel anders om een band met hun kind aan te gaan. Het is begrijpelijk dat er een zekere terughoudendheid of onzekerheid bij de ouders is, omdat de relatie van hen met het kind verschilt van het hebben van een biologisch eigen kind. Het eerste heeft iets kunstmatigs; het laatste heeft een min of meer vanzelfsprekende betrokkenheid. Een pleeg- en adoptiebaby is niet in eigen buik gegroeid, het is niet zomaar vanzelf eigen. Ook al ontvangt de pleegmoeder het kind direct vanuit de kraamkamer in haar armen, het is van een ander (geweest).
Ook voor het pleeg- en adoptiekind kan het heel moeilijk zijn zich (opnieuw) te hechten. Als pleegkinderen in een pleeggezin geplaatst worden, vindt er scheiding plaats van de (nog aanwezige) ouders. Plaatsende instanties nemen dan nogal eens een dubbele houding aan. Ze menen dat hechting aan pleegouders niet gewenst is, omdat plaatsing in een pleeggezin naar hun oordeel een tijdelijke zaak moet zijn. Als na geruime tijd wordt besloten tot een blijvende plaatsing in het pleeggezin is er al veel tijd verloren gegaan en is er bij het kind een grotere weerstand om dan nog tot hechting te komen. Pleegkinderen hebben ook vaak een moeilijke tijd in het gezin van herkomst gehad, waardoor het vertrouwen in de wereld en in zichzelf is geschaad. Dan is het moeilijk om je pleegouders te gaan vertrouwen.
Wanneer adoptiekinderen uit hun land van herkomst worden gehaald, worden ze geconfronteerd met een verandering van klimaat, van sfeer, van reuk, van personen. Je zult maar uit de armen van een zeer lichamelijk ruikende moeder worden gelegd in de geparfumeerde armen van een adoptiemoeder. Toch je hechten aan die nieuwe moeder, je veilig voelen bij die nieuwe geur, is niet vanzelfsprekend.
Stiefkinderen Voor stief-ouders rijzen weer andere problemen. Zij kunnen geconfronteerd worden met een kind dat moeite heeft om hen als nieuwe partner van vader of moeder te accepteren. Soms ziet het kind in hem of haar een rivaal in de relatie met vader of moeder en ziet de nieuwe partner op de plaats komen van de biologische ouder. Een stiefouder kan zo in de situatie terecht komen dat zijn/haar liefde en aandacht niet wordt ontvangen door het stiefkind, maar wordt afgewezen. Wanneer de gevoelens van rivaliteit en onvrede niet worden overwonnen en er geen volledige acceptatie groeit en dus geen hechting, zal de nieuwe partner altijd op een afstand worden gehouden of met het kind in een mate van strijd gewikkeld zijn.
Welk gedrag zie je bij kinderen met een fundamentele relatiestoornis?
Babyleeftijd Kinderen voor wie de aansluiting niet goed verloopt, kunnen de volgende gedragingen laten zien: onrustig gedrag, ontevreden indruk maken, veel huilen, niet geknuffeld willen worden, moeder niet willen aankijken, niet aan moeders borst willen drinken of verstijven als het wordt opgepakt.
Peuters Peuters die zich in hun babytijd onveilig hebben gevoeld, blijken in de peutertijd de geborgenheid in de relatie met de ouders niet te kunnen ervaren. Maar ook ouders die te nonchalant met hun peuter omgaan, het te weinig continu omsluiten en denken dat een kind vanzelf wel groeit, bevorderen een relatiestoornis. Er is te weinig aansluiting om beheersing uit te lokken.
De actieve peuter De zichzelfhandhavende peuter is irritant vasthoudend, vertoont doorzettend gedrag. Het kind doet maar, luistert niet. We kunnen honderd keer hetzelfde zeggen, het houdt helemaal geen rekening met ons, het lijkt alsof we helemaal niet voor hem bestaan, het doet of we gek zijn, het is eigenlijk helemaal niet een van ons. Of we nu lief tegen hem zijn of streng, het maakt niets uit.
De passieve peuter Niet alle relatieloze peuters keren zich actief af, er zijn er die zich passief teweerstellen tegen de wereld. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn met aan zichzelf te worden overgelaten. Ze laten met zich doen zonder enig blijk te geven dat er contact is. De ouders vinden het kind ontzettend lief; het doet nooit iets wat verkeerd is, vraagt nooit aandacht, kan urenlang zitten of liggen zonder lastig te worden, maar kijkt altijd wel naar hen. Als het op schoot genomen wordt laat het alles met zich doen. Soms lijkt het of het kind er niets bij voelt. Ook als het wel iets terugdoet lijkt het alsof het kind na-aapt zonder dat er gevoel bij zit; eigenlijk geeft het kind helemaal niets terug.
De zich vastklampende peuter Wanneer een baby zich vastklampt aan de moeder en niet alleen gelaten wil worden getuigt dat van angst, van onveiligheid. Datzelfde kan gelden voor een peuter die hoe dan ook zich voortdurend wil nestelen, door moeder wil worden gedragen of bij moeder op schoot wil zitten. Het kan ook zo zijn dat het vastklampgedrag manipulerend is. Pasgeboren babys en ook peuters zijn bijzonder slim. Ze proberen op soms heel slimme wijze hun zin te krijgen en moeder om hun vingertje te winden.
Kleuter en schoolkind Wanneer een fundamentele relatiestoornis wordt geconstateerd bij een kleuter of schoolkind, dan is het kind de vorige fasen niet gezond doorgroeid. Er is geen aansluiting geweest in de lichamelijke en/of emotionele fase. Daardoor heeft deze kleuter en later schoolkind geen basis en zo ook geen energie voor een gezonde aansluiting in de verstandelijke fase. Ontwikkeling op school verloopt daardoor vaak moeizaam. Het kind heeft alle energie nodig om zich te handhaven.
De fundamenteel relatiegestoorde basisschoolkinderen kunnen zich op verschillende manieren in leven proberen te houden. Deze zelfhandhavingspatronen staan niet duidelijk los van elkaar, ze kunnen verweven met elkaar voorkomen.
Het drukke, ongedurige, chaotische kind Het drukke, chaotische kind kan het niet laten om te doen wat aan wensen in hem opkomt en kan geen verleiding van buitenaf weerstaan. Heeft hij trek in iets, dan zal hij het zoeken, ziet hij iets dat hij wenst, hij zal het nemen. Voortdurend klinkt het ik wil, ik wil. Afspraken zijn niet te maken, hij zal zich er niet aan kunnen houden, tot wanhoop en ergernis van de ouders. Het kind staat hulpeloos en kan zich hoogstens beroerd voelen bij het zien hoe de omgeving op zijn gedrag reageert. Een jongen die hoopte dat medicijnen hem zouden helpen om rustiger te worden, maar tot de ontdekking kwam dat hij daardoor toch zichzelf niet in de hand kon houden, reageerde verdrietig en teleurgesteld: Niets helpt me. Dit betekent dat op deze leeftijd het kind zich nog min of meer bewust is van zijn ellende. Hij heeft er weet van dat hij niet in staat is het door hem gewenste evenwicht tussen zijn behoeften in de wereld waar te maken. (Als jong volwassene is het zich beroerd of schuldig voelen meestal achter zijn zelfhandhaving verdwenen en komen deze begrippen niet mee in zijn woordenboek voor.)
Het agressieve kind Het agressieve kind is te vergelijken met het chaotische kind, maar het is in aanleg vitaler, sterker. Ook dit kind heeft angst ervaren vanwege onveiligheid en ongeborgenheid. Het kind liet zichzelf niet gaan in chaotisch gedrag maar daagde de wereld uit tot antwoord. Het niet krijgen van een antwoord leidde tot de ontwikkeling van wantrouwen en vormen van zelfhandhaving, een zichzelf uitdagend staande houden. Langzamerhand ging het over naar agressiever zelfhandhaving. Hoe ouder het kind werd des te heviger, harder en agressiever de zelfhandhaving. Terecht werden deze kinderen door Redl en Winemann getypeerd als kinderen die haten. Dat doen ze ook en daarom is het moeilijk om deze kinderen te zien als angstige, zich onveilig voelende peuters. Een kind dat de vroegere behoefte aan veiligheid en geborgenheid niet meer bij zichzelf (h)erkent: Ik heb niemand nodig! het verdriet en de daar achter liggende angst van onveiligheid en geborgenheid lijken volkomen afwezig.
Het in schijn aangepaste kind Vanaf heel vroeg heeft het in schijn aangepaste kind geen ruimte gekregen om eigen behoeften te laten blijken en als het kind die liet blijken werd daarop niet adequaat gereageerd. Het kind gedraagt zich als en lief, volgzaam en soms ook aanhankelijk kind. Helaas, het is een kind dat zich uitslooft door de omgeving geaccepteerd te worden en afgestoten te worden. Het kind is volledig afhankelijk van die omgeving en heeft niets eigens. Soms gedraagt het zich als een lief straathondje. Het maakt met allerlei mensen contact en komt op deze manier aan zijn trekken, zonder dat er sprake is van een echte relatie, van een wezenlijk contact.
Het kind met twee gezichten Het kind met twee gezichten leeft in twee werelden. Op zichzelf hoeft dit niet op een fundamentele relatiestoornis te wijzen. Immers ieder mens gedraagt zich in verschillende omgeving en situatie enigermate anders. Kinderen kunnen evenwel tonen binnenshuis of buitenshuis geen gezonde lichamelijke en emotionele beheersing te kennen. Een kind kan zich buitenshuis misdragen en negatieve gevoelens uiten, terwijl het kind zich binnenshuis aangepast, lief en aardig gedraagt. Het kind voelt zich in de relatie met de ouders blijkbaar onvoldoende erkend en voelt zich beklemd. Dat verschijnsel wijst op een fundamentele relatiestoornis wanneer het kind hevig verbaal agressief is, vecht en niet met gevoelens van angst en boosheid kan omgaan. Dat is ook het geval als school en politie problemen krijgen met het kind. Het kind lijkt op het vorige type kind, maar het in de klem zitten thuis heeft bij dit kind geleid tot hevig protest en agressiviteit buitenshuis. Wel probeert het kind voor zichzelf de schijn van veiligheid op te houden in een plezierig thuis. Het omgekeerde komt ook voor: buitenshuis lief en aardig en binnenshuis een onhanteerbare agressieve vlo. Het zijn fundamenteel relatiegestoorde kinderen die zich wreken op hun biologisch eigen, pleeg- of adoptiefouders. Ze zijn behendig in het uitspelen ven de ene wereld tegen de andere. De thuis wereld wordt zwart gemaakt in de buitenwereld. Ze vertellen te worden mishandeld, beschadigen soms zichzelf en zeggen dat de ouders dat hebben gedaan. Ze komen te laat op school, vergeten dingen en zeggen dat ze niet eerder van huis mochten of hun spullen niet gewassen zijn. Het kind ervaart thuis geen fundamentele veiligheid en probeert daarom, koste wat het kost, buitenshuis een soort veiligheid te ervaren. Het is als een kasteelheer of vrouwe die zich binnen het kasteel als een agressieveling gedraagt, de poort voor iedereen gesloten houdt, maar zich buiten al een lieftallige jonkheer of jonkvrouw laat adoreren.
Het kind met een dubbele bodem Sommige fundamentele hechtingsgestoorde kinderen vertonen een dubbele bodem. Ze kunnen zich in huis en buiten actief en positief gedragen en beheersen. Maar ze gedragen zich in de omgang kleverig. Ze hebben steeds behoefte de ouders en anderen lichamelijk en gevoelsmatig aan te raken door steeds door steeds een hand te willen geven bij het ergens naartoe lopen, door opmerkingen te maken over het contact met elkaar. fijn, he mam, wij samen! Enerzijds getuigen ze te beschikken over een gezond patroon van beheersing: er is sprake van positieve betrokkenheid met en deelname aan de wereld. Anderzijds is er de heel primaire kleinkinderlijke behoefte aan lichamelijke emotionele omsluiting die steeds mee speelt in de relaties. Dit werkt verstorend maar soms ook afstotend. Het kind zit steeds aan een ander te friemelen, wil heel close zijn met een ander. Het eist de ander voor honderd procent op en er mag geen ander tussen komen. Wanneer de ouder of een ander ingaat op deze primaire behoefte blijkt het kind onverzadigbaar te zijn. Met leeftijdsgenootjes komt het soms tot seksuele activiteiten; of het laat zich door ouderen daartoe verleiden.
Het kind dat het laat afweten Een kind dat het laat afweten trekt zich in zichzelf terug en zou het liefst dood willen zijn. Het kind voelt zich dermate alleen en waardeloos, dat het de eigen behoeften en de uitnodigingen van de omgeving ontkent. De mogelijk toch al geringe energie om te leven wordt gebruikt voor deze ontkenning: het zich terug trekken is een daad. Het kind onderneemt de stap naar het isolement, gaat naar het eigen kamertje; het kind wil niet horen en zien. Op school lopen deze kinderen er als zombies bij, slordig en ongeïnteresseerd.
Het schijnbaar normale kind Het schijnbaar normale kind is zijn fundamentele relatiestoornis vergeten. Op basis van ruime intellectuele mogelijkheden heeft het zich een plaats in de wereld veroverd. Dit is het droge intellectueeltje dat geen ander leven kent dan het verstand. Met zn verstand heeft het greep op het leven, is het verbonden met de wereld. Soms combineert het zich met sociale vaardigheden en heeft het kind bij bepaalde leeftijdsgenoten een goede aansluiting. Voor schaken en computeren is het altijd te vinden. Problemen en verschil van mening moeten wel met verstand worden opgelost. Emotionele toestanden zijn niet verstandig en worden ontweken.
Hulpverlening bij fundamentele relatiestoornissen Als er bij een kind een hechtingsstoornis is geconstateerd, worden er vanuit de reguliere hulpverlening een aantal alternatieven aangedragen. Veel alternatieven zijn niet effectief. Men biedt bijvoorbeeld gedragstherapeutische hulp aan: door middel van belonen en straffen of negeren het probleemgedrag van het kind verminderen. Of er wordt psychotherapeutische hulp, bijvoorbeeld speltherapie, aangeraden. Beide alternatieven richten zich echter niet op het fundament van het probleem. Het gedrag van een kind wordt immers bepaald door de eenzaamheid en de angst van het kind om in de steek gelaten te worden / te zijn. Bij gedragstherapie blijft een kind in de kou staan met gevoelens van angst en eenzaamheid. Bij de psychotherapeutische hulp wordt er wel aandacht besteed aan gevoelens van de kinderen. Wat echter niet lukt is om het kind te helpen zich veilig te gaan voelen in de relatie met de ouders, vertrouwen te krijgen in zichzelf en in de ouders. Dat laatste is nodig om van binnen uit beheersingspatronen voor gezond gedrag te laten groeien. Dat lukt vaak wel met de opvoedingswijze van Terug naar het begin, zoals beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dhr. de Lange. Bij deze opvoedingswijze begin je eigenlijk opnieuw met het kind. Het kind wordt voortdurend door de ouder naar zich toegehaald, waardoor er omsluiting wordt geboden. Door de angst van het kind om verlaten en in de steek gelaten te worden, zal het zich waarschijnlijk verzetten. Wanneer een kind merkt dat de ouder letterlijk en figuurlijk het kind niet loslaat, kan het gevoel van veiligheid langzaam groeien en krijgt het kind meer vertrouwen in zichzelf en de mensen om zich heen.
Deze opvoedingswijze is geschikt voor kinderen tot 9 jaar. Vanaf die leeftijd is het nauwelijks meer mogelijk om kinderen terug te brengen in de peuterachtige betrokkenheid, die bepalend is voor de opvoedingswijze. Deze kinderen kunnen wel baat hebben bij de sociogroepsopvoedingswijze (SGS). Hierbij wordt door begeleiders een groep gecreëerd om jongeren door middel van allerlei activiteiten een positieve betrokkenheid te laten ervaren in de omgang met elkaar. Vanuit die veilige situatie, vanuit dat wij-gevoel, gaan de jongeren zich gedragen volgens de positieve groepsnormen. Deze opvoedingswijze wordt momenteel, met succes, gebruikt bij criminele jongeren.
Terug naar het begin met kinderen tot 9 jaar
Bedoeling van deze opvoedingswijze De bedoeling is allereerst het kind er toe brengen zich in relatie met de ouders te begeven en het zich (uiteindelijk) lichamelijk over te geven. Het kind ervaart dan dat het veilig is bij de ouders, dat het bij de ouders hoort, dat het van de ouders betrokkenheid en liefde kan verwachten. Als een kind aan de ouders gevoelens en behoeften durft te tonen is dat een teken van een beginnende aansluiting. Het kind heeft er wel (enigszins) vertrouwen in dat het van de ouders antwoord zal krijgen op de uitgesproken behoefte. Het door het kind ervaren van veiligheid en betrokkenheid moet uitgroeien tot een wederkerige betrokkenheid, waarbij het kind rekening wil en kan houden met de ander. Er is dan sprake van zelf antwoord krijgen van de ander, maar ook de ander antwoord geven.
Het proces van ouder en kind
A. De baby Als een kind niet geneigd is zich te nestelen bij moeder, is het belangrijk dat de moeder het kind juist veel bij zich neemt. De moeder biedt lichamelijke nabijheid en draagt en knuffelt het kind totdat het zich overgeeft aan moeders nabijheid. Als een kind zich in hoge mate onveilig voelt en dit bijvoorbeeld uit met veel huilen en onrustig gedrag, wordt het kind gedragen. Ook kunnen hulpmiddelen als het gebruik van muziek en ´moederbuik-geluiden´ worden ingezet om de baby rust te geven.
B. De peuter
I. De actieve peuter Bij irritant, afstotend, uitdagend gedrag van het kind wordt de ouders gevraagd dit gedrag niet te negeren of te straffen, maar het gedrag te zien als een signaal van zich niet veilig voelen. Vaak zien de ouders in de ogen van het kind de onrust opkomen of ze herkennen een gevoel van irritatie bij zichzelf. De moeder (zo mogelijk) wordt gevraagd het kind in die situaties bij zich te nemen, wat met het kind te stoeien en te knuffelen. Wanneer het kind dit niet accepteert is het belangrijk het kind nadrukkelijker vast te houden en zo te omsluiten. De moeder praat met vriendelijke woorden tegen het kind om het ook zo te verzekeren van haar liefde. Als het kind zich hieraan gewonnen geeft, is er de mogelijkheid tot lichamelijk en affectief samen-zijn. Ook moeders irritatie ebt dan weg. Het kind ervaart door de lichamelijke nabijheid de veiligheid bij moeder en ervaart door de lieve woorden van moeder haar liefde, haar affectie.
Als zo aansluiting is gevonden kan de moeder duidelijk maken dat ze het gedrag akelig vindt en dat ze er verdrietig van wordt. Vanuit de basis van aansluiting kan een kind ervoor kiezen dat gedrag niet te vertonen om de warme relatie met moeder in stand te houden. Het zich gewonnen geven gaat echter niet zomaar. Het kan zijn dat het kind zich niet durft over te geven en de angstgevoelens uit door schoppen, slaan, etc. Vasthouden is dan noodzakelijk, ook al kan dit heel wat tijd en energie kosten. Soms is dit voor ouders (bijna) niet op te brengen. Omdat ouders meestal weinig herkenning en steun vanuit de omgeving ontvangen is begeleiding van een deskundige noodzakelijk om het vol te kunnen houden.
II. De passieve peuter De passieve peuter zoekt geen aandacht. De moeder zal die aandacht toch moeten bieden door het kind bij zich te nemen, te knuffelen, ´gymnastiek´ te doen en zo tot aansluiting te verleiden of te dwingen. Als een kind zich tot aansluiting laat verleiden en zich nestelt bij de moeder, kan moeder het contact uitbouwen. Andere kinderen laten zich niet tot het positieve contact verleiden en gaan zich op een gegeven moment verzetten. Op dat moment wordt de opvoedingswijze gevolgd zoals die is beschreven bij de actieve peuter.
C. Basisschoolkinderen tot ongeveer 9 jaar Bij deze kinderen geldt dezelfde opvoedingswijze als beschreven bij de peuters. In de praktijk blijkt het proces echter vaak moeizamer te zijn en meer tijd te vergen, omdat de kinderen al zo lang met angst en wantrouwen hebben geleefd. Zich overgeven aan de ouders is beangstigend. Het kind vertrouwt eerder de eigen zelfhandhavingsmechanismen, zoals niemand vertrouwen, je eigen weg gaan, etc. Bij deze kinderen is het nodig om continu te blijven investeren. Door middel van het vertellen van verhaaltjes kan inzicht in eigen gedrag en gevoelens worden bevorderd. Verhaaltjes met thema´s als ´de vulkaan´, die iedere keer uitbarst, ´het kasteeltje´, het kind dat zich eenzaam heeft verschanst, kunnen door de ouders worden verteld. Voor de verschillende type kinderen zijn specifieke aanwijzingen beschreven in het boek ´Relatiegestoorde kinderen´ van dr. G. de Lange.
In ons bestaan zoeken we allemaal naar bevestiging en acceptatie, maar soms leidende contacten met onze naasten tot schuldgevoelens, gekwetstheid, afwijzing of zelfs wrok en lichamelijke ziekte. Om die negatieve krachten I werkelijk te boven te komen, volstaat verwerking niet, maar zijn, met Gods hulp, vergeving en verzoening onontbeerlijk.
In dit boek schetst Ineke van Dok-Mak hoe verschillend mensen kunnen reageren op de beschadigingen die zij in het contact met anderen oplopen, van vluchtgedrag en ontkenning tot verlatingsangst, afweermechanismen en zelfs ziekte. Therapie kan helpen bij de verwerking van dergelijke zaken, maar vaak zullen we het daarmee alleen niet redden. Om niet in onze eigen psychische maalmolen te verzanden, is het nodig dat wij Gods kracht en liefde inroepen, om vergeving te vragen en te schenken en los te kunnen laten. Alleen bij Hem die ons altijd en overal accepteert en liefheeft, kunnen we de heling vinden die ons zelfvertrouwen schenkt én de kracht om anderen te vergeven. Dit praktisch gerichte boek met veel voorbeelden uit de praktijk, is een waardevolle gids voor iedereen die werkzaam is in pastoraat of hulpverlening, maar evenzeer voor alle gelovigen die geconfronteerd worden met psychische nood, bij zichzelf of bij anderen.
aspecten van de erfelijkheid van de mens komen hierin aan de orde.
De genetica van de mens in een notendop
Geraedts, J.
Alweer een verrassend goed en overzichtelijk deel in de 'In een Notendop'-reeks. Vele aspecten van de erfelijkheid van de mens komen hierin aan de orde. Voor lezers die meer willen begrijpen van chromosomen, DNA, de overerving van eigenschappen, ziekten en mutaties (bv. Down syndroom). Of voor hen die op de hoogte willen blijven van de ontwikkelingen in de gezondheidszorg betreffende medicatie op dit gebied, kennis willen vergaren over risicoverlaging bij zwangerschappen, gentherapie, klonering en 'genetic counseling' (erfelijkheidsadvisering) of inzicht willen krijgen in de ethische kant van dit alles, is dit boek een aanrader. In 16 korte hoofdstukken komen vele onderwerpen, steeds met eigen kop, beknopt onder de aandacht. Waar nodig zijn zwartwitillustraties of tabellen toegevoegd. De auteur (hoogleraar en hoofd van de afdeling Klinische Genetica te Maastricht) gebruikt eenvoudige, duidelijke taal. Enige biologische voorkennis is een pré, maar niet noodzakelijk. Prettige margebreedtes en regelafstand. Met goede woordenlijst, ook een literatuur-, sites- en klinische centra-lijst. Bert Bakker ISBN: 9789035128927
Redactie: P.A.T.M. Eling, E. de Haan, R. Hijman, B. Schmand
Cognitieve neuropsychiatrie
Het eerste Nederlandstalig overzichtswerk over het nieuwe vakgebied cognitieve neuropsychiatrie, de verbintenis tussen de cognitieve psychologie en de biologische psychiatrie.
Het blijkt dat bij de meeste psychiatrische beelden afwijkingen aantoonbaar zijn in neurotransmittersystemen. Afwijkend gedrag kan daarom ook geïnterpreteerd worden als gevolg van een verstoord functioneren van processen in de hersenen. De cognitieve psychologie kan een bijdrage leveren aan de analyse van dergelijke processen.
Het boek bevat een op de internationale literatuur gebaseerd overzicht over de interpretatie van psychiatrische symptomen en beelden in termen van cognitieve functies.
In deel 1 wordt een inleiding gegeven van het vakgebied vanuit historisch perspectief; in deel 2 komen specifieke stoornissen aan de orde: psychopathologie en agressie, depressie, bipolaire stoornissen, angst en paniek en schizofrenie. Er wordt ingegaan op symptomatologie, neuroanatomie en fysiologie, resultaat van onderzoek, behandeling en kwaliteit van leven.
Over de auteur(s): De redactie bestaat uit dr. P. Eling ( Katholieke Universiteit Nijmegen), Prof.dr. E. de Haan (Universiteit Utrecht), dr. R. Hijman (Rudolf Magnus Instituut, Universitair Medisch Centrum Utrecht), en d.r B. Schmand (AMC).
ISBN: 9789053526859 verschenen: april 2003 druk: Tweede druk, 2008 omslagontwerp: Marjo Starink Ook van de auteur(s):
De bondingpsychotherapie werd begin jaren 70 ontwikkeld en in praktijk gebracht door Daniel Casriel (1924-1983). Hij was een Amerikaanse psychiater en psychoanalyticus in New York. Hij noemde de therapie New Identity Process (NIP). Later kreeg de therapie de naam bondingpsychotherapie.
Bondingpsychotherapie is een intensieve vorm van groepstherapie, waarin pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden in een veilige omgeving emotioneel kunnen worden herbeleefd en verwerkt. De term bonding staat voor het proces dat gekenmerkt wordt door emotionele openheid bij lichamelijke nabijheid. Bonding wordt gezien als een natuurlijke behoefte, net zoals de behoefte aan lucht en voedsel.
Bondingpsychotherapie is een interactief groepstherapeutisch proces voor de behandeling van stoornissen, die ontstaan wanneer basale psychosociale behoeften die gerelateerd zijn aan neurobiologische processen, niet vervuld worden. De cliënt moet gemotiveerd zijn voor deze intensieve behandeling. Dan kunnen deze stoornissen verbeteren met behulp van ervaringsgerichte, lichaamsgerichte, non-verbale en verbale methoden. Speciale technieken kunnen worden aangeleerd. Deze zorgen voor essentiële veranderingen. Van belang hierbij is een ondersteunende emotionele relatie van de cliënt met de groep en de therapeut.
Veel mensen hebben in hun vroege kinderjaren een veilige hechting gemist. Onder een veilige hechting wordt verstaan dat je jezelf veilig kan voelen bij een belangrijke hechtingsfiguur (meestal de moeder of vader), bijv. in een situatie waarin er gevaar dreigt. Een eenvoudig voorbeeld is een dar kind zich brandt aan een strijkijzer of van zijn fiets valt en getroost wordt door zijn moeder en/of vader. Het kind leert hierdoor dat het in een moeilijke of pijnlijke situatie terug kan vallen op zijn ouders. Ook leert het dat het pijnlijke emoties mag uiten. Dit zorgt ervoor dat het kind hulp, steun of troost leert zoeken bij een betrouwbare andere persoon. Dat is een belangrijk kenmerk van veilige hechting. Zou het kind gestraft of weggestuurd worden, wanneer het in bovengenoemde situatie troost zoekt, dan kan het negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf ontwikkelen. Bijvoorbeeld Ik ben niet belangrijk, ik doe er niet toeof ik ben niet om van te houden of ik heb geen recht op troost of genegenheid, ik moet dit eerst verdienen. Uit onderzoeken is gebleken dat wanneer ouders niet juist op de emotionele behoeften van pasgeborenen inspelen, er geen goede hechting plaats vindt en babys gedragsproblemen kunnen ontwikkelen. Dit kan leiden tot bijv. problemen met slapen, eten of veel huilen. Het kan zelfs in extreme gevallen leiden tot overlijden wanneer er helemaal geen lichamelijke en emotionele nabijheid is. Bekend hierover zijn gegevens van weeshuizen in de Tweede Wereldoorlog, waarin babys soms ernstig verwaarloosd werden en zelfs overleden omdat er te weinig hechting plaats vond. Het ervaren van weinig veiligheid als kind kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat een van je ouders een lichamelijk of psychiatrisch probleem had (bijv. een ernstige ziekte of een alcoholverslaving), waardoor hij/zij er niet voor je kon zijn als kind. Of je komt uit een groot gezin en je ouders moesten zo hard werken om het gezin te onderhouden, dat ze geen tijd meer hadden om je aandacht en liefde te geven. Het missen van veiligheid in de belangrijke kinderjaren kan ertoe leiden dat je later moeite hebt met lichamelijke nabijheid van een ander en met het ervaren en doorgeven van genegenheid. Ook kunnen de negatieve gevoelens en gedachten, die je over jezelf ontwikkeld hebt, ertoe leiden dat je jezelf vaak somber of ongelukkig voelt of dat je erg onzeker en angstig bent. In de bondingpsychotherapie wordt gewerkt met oefeningen die gericht zijn op het losmaken van onderdrukte negatieve emoties uit het verleden. Dit wordt gecombineerd met het ervaren van lichamelijke nabijheid van de ander. Hierdoor wordt er ruimte gemaakt voor nieuwe en positievere ervaringen. En dit kan leiden tot een beter zelfbeeld en een beter psychologisch evenwicht. Wanneer je onveilig gehecht bent heb je vaak angst om je te binden en/of angst om verlaten te worden. Dit is vaak de basis van veel relatieproblemen en kan door deze therapie worden overwonnen. Mede dankzij een groeiend besef van het belang van een veilige hechting in de kinderjaren is in de laatste jaren de interesse voor de bondingpsychotherapie gegroeid. Door het ingrijpende en emotionele karakter van de sessies stuit deze therapie soms op een zekere weerstand, zowel bij cliënten als bij therapeuten. Door de jaren heen is de effectiviteit van deze methode bewezen, ook wetenschappelijk.
In Europa wordt bondingpsychotherapie toegepast in Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal, Slovenië, Zweden, en Zwitserland. Elk land heeft zijn eigen vereniging. Nederland en België vormen samen de Vereniging voor Bondingpsychotherapie (VBP). De Europese vereniging is aangesloten bij de European Association of Psychotherapy.
Stauss, K. Kösel-Verlag (2006), Bondingpsychotherapie, Grundlagen und Methoden
Struijk, A. (1997). Tegenoverdracht en bondingpsychotherapie. Handboek Groepspsychotherapie, aug. 1997;
De Klerk-Roscam Abbing J. (1994). De Casrielmethode. Handboek Groepspsychotherapie, jan. 1994 (pp M4.1 1-34);
Kooyman, M. (1990). Tederheidstekort en verslaving. In: Tederheid, over de gevolgen van tederheidtekort bij mens en dier. Uitg. SIGO (Stichting voor Interdisciplinair Gedragswetenschappelijk Onderzoek). A.D. de Groot en J.P. Kruijt (Red.), blz. 89-100. Boom: Meppel.
Höfler- Zimmer D. & Kooyman, M.(1996). Attachment transition, addiction and therapeutic bonding. An integrative approach. In: Journ. of Substance Abuse Treatment, 13(6) pp. 511-519.
Geerlings P. en De Klerk-Roscam Abbing J. (1985). Cathartische activerende, psychodynamische groepstherapie. Tijdschrift voor Psychotherapie. Jaargang 11, pp 1-19;
Casriel D. Grosset & Dunlap, New York (1972). A scream away from happiness;
Martens J. (juli 2001). Bondingpsychotherapie in een residentiële setting voor de behandeling van drugsgebruikers. In W.R. Buisman e.a. (Red.), Handboek verslaving. (B 6119-1-34). Houten/Diemen : Bohn Stafleu Van Loghum.
Martens, J. (2000). Psychotherapiegroepen voor cliënten met harddrugverslavingen. In T. J. G. Berk et al., Handboek groepspsychotherapie (pp. N3.1-N3.44). Houten/ Diegem : Bohn StafleuVan Loghum.
Verlatingsangst en eenkennigheid: de ontwikkeling van het relationele kind
Daar waar baby's de eerste maanden nogal goedlachs op iedereen's gezicht reageren, kunnen ze rond de 7 à 8 maanden plots in een hevige huilbui uitbarsten als ze door een "vreemd" persoon benaderd worden. Vanwaar die plotse ommeslag ? Het heeft alles te maken met de ontwikkeling van je spruit.
Je baby heeft immers geleerd een onderscheid te maken tussen jou en "de ander". Het begint met bezoek: ineens wordt je baby al wat hangeriger en wil hij bij je op schoot blijven zitten. Indien je bezoeker hem benadert, en hij zit nog veilig bij je op schoot, kan er misschien nog een lachje van af. Maar meestal kijkt hij wat angstig en tegelijk aandachtig en versteend naar de "vreemde". Dat kan een echt nieuw gezicht zijn maar ook iemand die je kleintje al wel meer had gezien maar waar hij plots bang van is. Op schoot zitten bij een ander kan je ook wel vergeten.
Het kan zijn dat hij zich bij je verstopt alsof hij verlegen is, maar meestal gaat hij wenen, soms wel ontroostbaar. Want hij ziet niet meer het bekende en dus veilige vertrouwde gezicht. Dit gedrag, dat ook wel "eenkennigheid" wordt genoemd, duidt er op dat je baby zich aan jou heeft leren hechten. Hij heeft leren beseffen dat hij niet almachtig is en je nog voor veel nodig heeft. Als je weggaat uit zijn gezichtsveld en hij kan je niet achterna, wordt hij bang en gaat hij huilen en hij kan stevig tekeer gaan. De baby zag je voordien ook wel weggaan, maar het drong niet tot hem door wat dat eigenlijk betekende.
Omgaan met die prille verlatingsangst
Om hem aan deze nieuwe situatie te laten wennen, moet je je baby uiteraard de nodige tijd gunnen en empatisch met hem meevoelen. Leer hem geleidelijk aan beseffen dat je steeds terugkomt en reageer zeker niet omgekeerd door hem boos alleen te laten omdat hij huilt. Besef dat dit een onvermijdelijke fase is in de psychologische ontwikkeling van junior.
Enkele tips:
Vertel je kindje, voor je weggaat, wat je gaat doen (stiekem wegglippen als baby even niet kijkt is uit den boze, zo is zijn vertrouwen helemaal geschaad). Terwijl je weggaat en je je al in de andere kamer bevindt, blijf je spreken, vooral bij jonge kindjes. Bij iets oudere kindjes kan je gewoon vertellen wat je gaat doen en dat je zo terug bent (kom die belofte dan ook na).
Laat je kind in deze fase extra voelen dat je er voor hem bent. Als je baby al redelijk kan kruipen, kan je hem aanmoedigen achter je aan te kruipen.
Met kiekeboespelletjes (verstoppertje) kan je het weggaan oefenen. De meeste kinderen vinden dit trouwens erg leuk en je kan dan ook verrast worden op een aanstekelijke schaterlach.
Geef je kind tenslotte ook de kans om te wennen aan nieuwe situaties (bijvoorbeeld school, kinderopvang,?) want dat zijn vaak momenten van opflakkerende verlatingsangst.
1. Kom je angst onder ogen Wie of wat heeft jou zo bang gemaakt? Waarschijnlijk zijn dat maar één of een paar mensen geweest. Besef dat je nu leeft en laat die oude angst los. 2. Visualiseer je immuun Doe je ogen dicht en stel je voor dat je partner je in de steek laat. Voel je je gestrest en bang, probeer je dan zo goed mogelijk te ontspannen. Doe deze oefening net zo vaak tot het beeld van je partner die weggaat geen spanning meer oproept.
3. Stop gepieker Ben je bang, dan ga je piekeren. Zeg 'stop' tegen jezelf en doe iets anders. 'Stop' zeggen is een effeciënte manier om een negatieve gedachtestroom te onderbreken, zodat je je weer ontspant.
4. Maak een noodplan Bedenk eens: welke emotionele en praktische problemen zouden er ontstaan als je partner weggaat? Wat zou je doen om dat op te lossen en wie kan je daarbij helpen? Als je een noodplan hebt, voel je je minder bang. 5. Ontdek je eigen kracht Als je leert dat je op eigen benen kunt staan, ben je ook niet meer zo bang om verlaten te worden. Onderneem dingen in je eentje of volg desnoods een assertiviteitscursus.
Door Pieternel Dijkstra (Goed Gevoel, oktober 2004)
Voor de mensen die verlatingsangst hebben is het heel moeilijk om alleen door het leven te gaan. Aan de ene kant klamp je je vast aan je partner, als je die hebt, aan de andere kant wil je geen partner omdat je bang bent om toch weer in de steek gelaten te worden.
Als je nog geen partner hebt is het vaak moeilijk om een te krijgen, je klampt je te veel vast aan de nieuwkomer zodat deze hard wegrent of je stelt te hoge eisen om jezelf te beschermen tegen de mogelijke pijn.
De pijn om verlaten te worden ken je maar al te goed. Je wilt je indekken, en dat doe je zo goed, dat het leven er helemaal niet leuker op is geworden. Regressie helpt je om het leven weer prettig te maken, om oud zeer te verwerken zodat je weer op jezelf kunt vertrouwen.
Wekelijkse groep in Rotterdam, locatie Djoj: dinsdag avond van 19:30 tot 22:30. Informatie en data kunnen opgevraagd worden bij Marja Pelt en Frank van Mastrigt.
In Nederland kunnen deelnemers aanspraak maken op de Ziektekostenverzekering. Er is een eigen bijdrage per zitting. Voorwaarde is dat de groep geleid wordt door een psychiater of psycholoog.
Verdere tarieven zijn op te vragen bij de therapeuten.
SAMENVATTING Een borderline-persoonlijkheidsstoornis maakt iemand bijzonder lastig in de omgang, zegt psychiater dr. Thomas Rinne. Hij ontdekte dat kindermishandeling en seksueel misbruik meetbare hormonale littekens achterlaten in de hersenen. Die lijken niet te repareren, maar met medicijnen zijn depressies misschien wel te voorkomen bij deze groep.
Borderlinoloog noemt dr. Thomas Rinne zichzelf wel eens gekscherend. Hij deed namelijk tien jaar lang onderzoek naar de effecten van jeugdtraumas onder patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Het proefschrift dat daar vorig jaar uit resulteerde, werd alom bejubeld en heeft hem inmiddels al drie prijzen opgeleverd.
Rinne promoveerde in Amsterdam en is in september vorig jaar in het LUMC komen werken. Met onderzoek onder borderliners houdt hij zich sindsdien niet meer bezig, en dat vindt hij best jammer. Toch sluit wat ik hier doe heel goed aan bij mijn promotieonderzoek, want ik kijk ook hier naar de gevolgen van jeugdtraumas. Of je dat bij een borderliner doet of bij iemand zonder die stoornis, blijkt voor bepaalde hersenveranderingen weinig uit te maken. Een traumatische jeugd geldt wel als een sterke risicofactor om later een borderline-persoonlijkheid te ontwikkelen. Zestig procent van de borderliners is als kind langdurig mishandeld of seksueel misbruikt.
Lastige mensen Rinne deed onderzoek naar afwijkingen in de biochemie van de hersenen van borderlinepatiënten. In het verleden is er al veel onderzoek gedaan naar het verband tussen impulsiviteit en de signaalstof serotonine in de hersenen. Die stof speelt onder meer een belangrijke rol bij het leren en bij het onder controle houden van angstgevoelens. Serotonine maakt deel uit van een regulatiesysteem in de hersenen, dat het serotonerge systeem wordt genoemd. Ik vroeg me af of dat systeem verstoord is bij borderliners, die immers ook impulsief en agressief zijn. Dat was nog nooit expliciet vastgesteld. Borderliners zijn lastige mensen, ook voor zichzelf. Rinne zegt het voorzichtig: De behandeling van borderline patiënten stelt nogal hoge eisen aan het uithoudingsvermogen van de behandelaar. Psychiaters die onderzoek willen doen, richten zich ook liever op andere patiënten.
Alleen vrouwen Hoewel een borderline persoonlijkheidsstoornis zowel onder mannen als onder vrouwen voorkomt, onderzocht Rinne louter vrouwen. Dat had een praktische reden, zegt hij: In de hulpverlening zie je veel meer vrouwen dan mannen met de stoornis. Mannelijke borderliners komen door hun gedrag vaker in het justitiële circuit terecht. Zij richten hun agressie in het algemeen meer naar buiten dan vrouwen. Al het onderzoek dat tot dan toe was gedaan aan de relatie van impulsiviteit en agressiviteit met het serotonerge systeem, is onder mannen uitgevoerd, voegt hij toe. Het zou dus best kunnen dat mijn bevindingen alleen voor vrouwelijke borderliners opgaan.
Seksueel misbruik Wat zijn die bevindingen? Als je kijkt naar het serotonerge systeem, valt de groep duidelijk in twee delen uiteen: één met een normaal functionerend serotonine systeem en één met een ernstig verstoorde reactie. Die groep van de borderliners met een afwijkende serotoninehuishouding bleek te bestaan uit vrouwen die als kind langdurig waren mishandeld of seksueel misbruikt. In tegenstelling tot wat eerder bij mannen was gevonden, ging de verstoring in dit hormoonsysteem niet samen met impulsief en agressief gedrag. Het lijkt er dus op dat sekseverschillen een rol spelen. Dat zou bijvoorbeeld aan de mannelijke hormonen kunnen liggen.
Rinne peilde de reactie van het serotonerge systeem met een zogenaamde provocatietest, waarbij een stof wordt ingespoten en vervolgens de concentraties van andere stoffen in het bloed worden gemeten. Het is een breed geaccepteerde maat voor het functioneren van het serotonerge systeem.
Hardwareprobleem Ik vond dus een duidelijk verband tussen jeugdtraumas en het functioneren van het serotonerge systeem, maar opmerkelijk genoeg was er geen correlatie te vinden tussen dat functioneren en de mate van impulsief en agressief gedrag. Canadese onderzoekers hebben het onderzoek gerepliceerd en hetzelfde gevonden. Bovendien zagen ze hetzelfde bij mensen zonder borderlinestoornis. Kindermishandeling laat dus ook zijn sporen na bij mensen die later geen borderlinestoornis ontwikkelen. Rinne probeerde of behandeling met het middel fluvoxamine het serotonerge systeem kon normaliseren, maar dat bleek niet het geval. Het is een stabiele afwijking. Een hardwareprobleem, zou je kunnen zeggen, geen fout in de software.
Plankgas In een vervolgstudie nam de psychiater het stresshormoonsysteem van borderliners onder de loep. Ook bij dat systeem bleken de afwijkingen niet zozeer samen te hangen met de borderlinestoornis, maar vooral een sterk verband te tonen met langdurige mishandeling en misbruik als kind. Het systeem is hyperactief. Je zou kunnen zeggen dat het gaspedaal ervan te gemakkelijk doorschiet, meteen naar plankgas. Dat zie je terug in het gedrag: er hoeft maar dít te gebeuren en de persoon schiet in de stress. En chronische stress geeft een grote kans op depressie. Hier heeft Rinne wel goed nieuws: een behandeling met fluvoxamine normaliseerde het stresshormoonsysteem van de langdurig getraumatiseerde patiënten volledig, en kan dus waarschijnlijk de kwetsbaarheid voor stress en het risico van depressie verkleinen.
Leed besparen Fluvoxamine is, net als het bekende Prozac, een SSRI (selectieve serotonine heropname remmer). Waarschijnlijk geldt Rinnes conclusie voor deze hele klasse van middelen. Medicijnen alleen zijn trouwens niet genoeg, vindt hij: Je moet deze mensen ook altijd met psychotherapie behandelen. Er zijn programmas voor cognitieve gedragstherapie die goed helpen. Voorkomen is echter beter dan behandelen van genezen kun je niet echt spreken. Daarom kun je het niet vaak genoeg zeggen: er is veel meer aandacht nodig voor kindermishandeling én voor de behandeling van die kinderen. Je bespaart hen en hun omgeving daarmee veel leed, want de gevolgen kunnen levenslang doorwerken. Voor zover ik weet ben ik de eerste geweest die heeft aangetoond dat die neuro-endocriene gevolgen na dertig jaar nog meetbaar aanwezig zijn.
Een borderline persoonlijkheidsstoornis betekent dat je met je persoonlijkheid op het randje zit. Wat houdt die stoornis nu precies in? Psychiater dr. Thomas Rinne: Het zijn mensen met een verstoorde regulatie van hun stemmingen, die agressie en andere impulsen slecht kunnen onderdrukken. Vaak hebben ze ook andere psychiatrische problemen, zoals posttraumatische stressstoornis, eetstoornissen, angststoornissen en depressie. Hun agressie kan zich uiten als gewelddadig gedrag tegen anderen, maar het kan zich ook tegen henzelf keren in de vorm van roekeloos gedrag, zelfverminking en pogingen tot zelfdoding. Het zijn kwetsbare mensen, ook omdat ze door hun gedrag vaak in relaties terechtkomen waarin ze mishandeld worden. Dit geldt waarschijnlijk zelfs voor kindermishandeling, denkt Rinne. Bij het ontstaan van een borderlinestoornis hebben genetische factoren veel invloed, blijkt uit tweelingonderzoek. De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt ook als een vroege hechtingsstoornis beschreven. Het is goed denkbaar dat het verstoorde hechtingsgedrag dat deze mensen als kind vaak vertonen, ervoor zorgt dat hun ouders zich ook minder aan hén hechten. Met soms mishandeling of verwaarlozing tot gevolg, wat het kind natuurlijk niet aangerekend mag worden. Van onderzoek bij couveusekinderen is bekend dat er een relatie bestaat tussen gestoorde hechting en mishandeling: vroeggeboren kinderen hadden door hun couveusetijd vroeger meer hechtingsproblemen dan hun leeftijdgenoten, en werden ook vaker mishandeld. Rinne: Tegenwoordig worden de ouders van couveusekinderen al vroeg begeleid en probeert men de hechting te bevorderen.
Dieper inzicht In het LUMC zal Rinne verder onderzoek doen naar de gevolgen van (chronische) psychotraumas. Bij traumagerelateerde aandoeningen, zoals depressie en posttraumatische stressstoornis, gaat hij afwijkingen in de aansturing en de functie van het stresshormoonsysteem bekijken. Het ontwikkelen van nieuwe behandelstrategieën, met medicijnen die direct op dat stresshormoonsysteem inwerken, zullen daarbij een belangrijke plaats innemen. Rinne: Door de werkingsmechanismen van deze nieuwe medicamenten te onderzoeken kunnen we ook diepere inzichten krijgen over de stoornissen in het stresshormoonsysteem. De kans bestaat dat ook borderline-patiënten daar ooit van zullen profiteren.