vlaaikenstwee
Inhoud blog
  • Zestiende verhaal
  • MISS BIBS
  • STORM IN HET WILLEMDOK
  • EEN KONING TREEDT AF.
  • SCHOONBEEK GROENER !
  • DAAR KOMT DE BRUID
  • KEULLE ZIT WEER OP ZIJN PAALTJE
  • EEN PLASJE VERKEERD

    KLIK IN HET VAK "INHOUD BLOG" OP HET VERHAAL DAT JE WIL LEZEN !! In tegenstelling tot "Vlaaikens" staan de meest recente verhalen hier bovenaan !

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    vinnig en pittig
    kortverhalen voor +16 uit eigen bundel "Als Eros Lacht".(niet gepubliceerd)
    23-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SCHOONBEEK GROENER !
    (De man die model gestaan heeft voor “Groene Joost”kreeg meteen een aantal acties in de schoenen geschoven die hij niet op zij

    (De man die model gestaan heeft voor “Groene Joost”kreeg van mij een aantal acties in de schoenen geschoven die hij niet op zijn palmares heeft staan.Zo is de zaak met de onder water gelopen graafmachine wel degelijk gebeurd,maar niet op zijn instigatie. Hetzelfde geldt voor de occasie-vrachtwagen,die afgekeurd werd voor het verkeer. Ook heeft Joost het nooit tot in een gemeenteraad gebracht,waar dan ook. Maar dat in een bepaalde gemeente in een campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen ballonnen met een lijstnummer op rond lantaarnpalen en bomen werden opgelaten en op bevel van een weinig verdraagzame burgemeester door een gemeente-ambtenaar met een longrifle werden stukgeschoten is een feit,hoe onwettig dat schieten op de openbare weg ook geweest is.En dat er mensen zijn,die op de dag van de verkiezingen plots goesting krijgen voor een pot mosselen in Zeeland is ook een feit. En La Passionaria heeft ook geleefd,maar alleen in Spanje.).

     

     

    DIE ZONDAGMORGEN,begin october,was ik bij de eersten om me rond acht uur aan te bieden in het stembureau nummer 52 om mijn kiesplicht te vervullen. Terwijl de voorzitter mijn papieren vergeleek met de lijsten vóór hem keek ik door de ramen van het klaslokaal naar de gouden kronen van de kastanjelaars op de koer van de school. Het herfstzonnetje was al vroeg van de partij,maar ik wist natuurlijk niet van wélke. Zij wist het trouwens ook niet van mij. Ik glimlachte om het inwendige mopje,maar legde mijn gezicht weer in een ernstige plooi toen ik merkte dat de voorzitter me strak aankeek. Er wordt niet gelachen met zoiets gewichtig als verkiezingen,al is het dan maar voor de gemeenteraad.

     

    Ik kreeg mijn stembrief,kroop in een hokje,maakte een bolletje rood,ging weer naar buiten,en stak mijn biljet in de wenkende gleuf. Even later zat ik achter het stuur van mijn wagentje richting Zeeland,waar ik zoals na àlle verkiezingen zuivere lucht ging inademen en me aan de Oosterschelde een portie mosselen zou uitkiezen. De tweede al van de dag,dacht ik,en ik zag me in de achteruitkijkspiegel breed glimlachen om het –alwéér-inwendige mopje. De voorzitter van het stembureau zag het toch niet meer en hij kon voor mijn part de pot op. Maar niet op die van mijn mosselen. Derde mopje.

     

    Mijn favoriete dorpje zag er stralend uit toen ik er de wagen naast het haventje parkeerde. De Oosterschelde blonk in de heldere morgen. Een fikse wandeling langs de oesterputten en de dijk kwam mijn eetlust ten goede,en toen het uur aangebroken was moesten de mosselen er aan geloven. En nadien leek het me warm genoeg om de dorst,die het onvermijdelijk gevolg is van de heerlijk zilte smaak van de zeevruchten,te verjagen met een fris pintje op het terras.

     

    Zo dacht het echtpaar op jaren,dat zich aan het tafeltje naast het mijne in het zonnetje koesterde,er blijkbaar ook over. Zij had zelfs de benen gestrekt,zich wat laten uitzakken,het hoofd achterover op de leuning van de stoel gelegd en het sjaaltje losgemaakt. Ze gaf haar nog fijne gezichtje het laatste zonnebad van het jaar. De rimpeltjes waren er toch al.

     

    -“Ook gevlucht voor de politiek,meneer ?” vroeg de man me plotseling. Hij had zijn gleufhoed op het tafeltje gelegd,en een decoratieve,maar overbodige regenjas over de leuning van een stoel gedrapeerd. Aan de vorm van mijn bierglas had hij me feilloos als Belg herkend,en ik stelde nu vast dat hij het ook was. Geen bier in limlonadeglaasjes voor de dappersten aller Galliërs.

     

    -“Tja”,antwoordde ik,en ik wees rond mij. De man begreep me zonder woorden.

     

    -“Heerlijk,die lucht en die rust”,knikte hij.-“Eén blik over het water en ik vergeet de zeven kilo papier,die ik in de laatste weken in mijn bus gekregen heb. En allemaal kosten op het sterfhuis. Wij gaan toch niet stemmen.”,zei hij,en zijn vinger pendelde heen en weer tussen hem en zijn vrouw.

     

    Ik keek hem een tikje verwonderd aan.-“En de stemplicht dan ?”,vroeg ik.-“En de boete bij verzuim ?”.

     

    Hij lachte,en gooide iets weg wat ik niet zien,maar wel raden kon. Daar vloog de politiek de dijk over en pardoes de Oosterschelde in.

     

    -“We zijn toch in het buitenland”,zei hij.-“En als je in het buitenland vertoeft,moet je toch niet gaan stemmen !”. Hij lachte nog eens,het soort lachje waarmee een slimmerik aankondigt dat hij zijn gheim gaat verraden.

     

    -“O,je woont hier ?”,vroeg ik,maar ik wist al beter. Ze steken geen zeven kilo papier in je bus aan de Oosterschelde voor gemeenteraadsverkiezingen in België.

     

    -“Ja”,zei hij,”sinds vanmorgen. En tot vanavond”. Hij lachte weer,keek eens samenzweerderig rond,plonsde zijn hand in zijn binnenzak,haalde er twee papieren uit,en reikte ze me over. De triomf stond in zijn pretoogjes te lezen. Ik vouwde het eerste open en las.

     

    “Gemeentebestuur Schoonbeek.

    Verkiezingen in België op

    Elections en Belgique du

    Elections in Belgium on               8 october 2006

    Wahl in Belgien am

    Eleciones en Belgica del Dia

    Elezioni in Belgio del Giorno”

     

    Volgde een verklaring,in de hogervermelde zes talen,dat de genaamde Van Luppeke Adolf op de datum van 8 october 2006 verbleef te...en daar stond waarachtig mijn favoriete dorpje aan de Oosterschelde,en de stempel van de locale politie. Het tweede papier stond op naam van Zaffermans Leopoldine. Ik keek de man uit Schoonbeek verbaasd aan.

     

    -“Vorige week afgehaald”,zei hij.-“En vanmorgen hier laten afstempelen.”. Hij haalde de schouders op.-“Er zijn zoveel politieke vluchtelingen”,zei hij,-“Wij kunnen er nog wel bij. Je kan even goed mosselen komen eten op de dag van de verkiezingen als op een andere. En ze hebben me in geen stemhokje meer gekregen sinds ik op pensioen ben. En daar heeft Groene Joost schuld aan”.

     

    -“Groene Joost ?” vroeg ik beleefd.

     

    -“Lang geleden” zei hij.-“Geen van de Groenen,hoor ! Die bestonden toen nog niet. Maar Groene Joost wél. En hij bracht het tot in de gemeenteraad. Maar als ik gewild had...”,en hij maakte met zijn wijsvinger een gebaar van links naar rechts over zijn adamsappel heen. Hij zag even naar zijn vrouw,die stevig ingedut was, keek op zijn horloge,gluurde naar de zon om te controleren of die wel op haar plaats stond,en schoof zijn stoel dichter bij de mijne.

     

                       -------------------------------------------------------

     

    -“Het was in de tijd van de hippies in Amsterdam”,begon de heer Van Luppeke Adolf,”Provo’s noemden ze zich,en Groene Joost was zowat de eerste provo die we in Schoonbeek hadden. Niet dat hij zichzelf zo noemde,nee. Hij was de leider van een beweging die “Schoonbeek Groener !” heette. Wie nu denkt dat Joost destijds blijk gaf van een verrassend inzicht in de politiek,en dat hij met die naam zijn tijd ver vooruit was heeft het verkeerd voor. Joost nam voor zijn beweging gewoon de enige kleur die er nog over was. Zoals elk fatsoenlijk stadje in Vlaanderen had Schoonbeek zijn gelen,roden en blauwen,en er was nog een restant van witten en zwarten,maar die liepen toen al met jicht en een wandelstok rond. Als Joost dus niet in pastelkleuren wilde vervallen was groen al wat er overbleef. En het was voor hem de gepaste kleur ook. Want buiten zijn verwarde haardos,zijn sik en zijn geitenwollen sokken stond hij vooral bekend om zijn voorliefde voor héél groene blaadjes. En die hebben,zoals algemeen bekend,op hun beurt een zwak voor wereldverbeteraars van het type Joost. Niet alleen liepen de jonge geitjes warm voor zijn dieet van geitenmelk en zemelen--over dag toch,want eens de avond gevallen nam Joost ook wel bier tot zich,maar alleen van hoge gisting—maar ook stonden ze stom van bewondering voor zijn bemoeienissen met ongeveer àlles wat er in Schoonbeek gebeurde,al liep dat niet altijd goed af,nee.                           

     

    Kocht het gemeentebestuur een graafmachine,om in geval van nood de zwakke dijken van de rivier te kunnen versterken,dan ging Joost pleiten om die machine niet in de gemeentelijke bergplaats te zetten,maar vlak achter de zwakste plek in de dijk,zodat men er vlug bij was als er gevaar dreigde. En toen bij een stormtij het water òver de dijk stroomde en men de machine nodig had,kon men er niet bij omdat ze in anderhalve meter water stond. Wou de gemeente een nieuwe vrachtwagen voor de reinigingsdienst kopen,dan wist Joost een prima occasie staan en de schepen over te halen om die te kopen,dat was zoveel bespaard. En nadat de vrachtwagen rood geschilderd was,met het gemeentelijk wapen op de deuren,kwam hij van de technische controle terug met een eveneens rode kaart en de melding :”Deze wagen wordt definitief uit het verkeer genomen.Hij is nochthans mooi geschilderd”.

     

    Maar Joost kende natuurlijk ook ogenblikken van triomf. Toen Schoonbeek als stopplaats van een aantal treinen geschrapt was,trok Joost naar het Ministerie van Verkeer in Brussel,en de kabinetsmedewerker,die hem ontving,moet danig geschrokken zijn van de fonkelende glans in zijn pikzwarte ogen en het agressieve wapperen van zijn sik,want Joost kreeg gedaan dat een aantal van die treinen nog wél in Schoonbeek zou stoppen. Hij werd thuis door zijn aanhang geestdriftig gevierd,en hij ging al die treinen stuk voor stuk in het stationnetje afwachten om te zien of ze in Brussel hun belofte hielden. En hij kon zijn volgelingen met veel trots gaan melden dat zulks inderdaad het geval was. Dat er bij geen enkele van die stops iemand op- of afstapte vertelde hij er niet bij.

     

    In een later stadium ging zijn bekommernis ook uit naar het groen. Hij moest de naam van zijn beweging toch nog waarmaken ook. Ik ga zijn tussenkomsten voor half vergane bomen,vervuilde greppeltjes,met kapping bedreigde struiken niet aanhalen,anders zitten we hier morgen nog. Ik ga je nog maar één van zijn exploten vertellen,je kan de waarheid er van nagaan. Het gemeentebestuur had een plan om het doorgaand verkeer uit het centrum weg te houden. Nu zal je zeggen,goed zo,daar zal Joost wel voor te vinden geweest zijn. Mis ! Want die geplande omleiding liep natuurlijk door velden en weiden,wat dacht je. Joost wou ze door een fabrieksterrein hebben,dat naast de rivier lag. Maar het was de énige fabriek die Schoonbeek rijk was,en de halve bevolking werkte er,en die kon je zo maar niet sluiten en afbreken. Dat snapte Joost ook wel,maar aan zijn velden en weiden raken kon ook niet. En Joost ging in het verweer,zelfs toen er onder de spoorwegberm al een viaduct gebouwd was om de omleiding doortocht te verlenen. Hij schreef naar àlle ministers,inclusief die van Buitenlandse Zaken,zond brieven naar àlle kranten,reed met zijn 2 PK-tje—Joost had iets met geitjes,zei ik je al—een keer of tien naar Brussel. En Joost weet hoe—verdorie,dat klopt nog ook,ik zal maar zeggen  God en klein Machieltje weten hoe hij het gedaan kreeg,maar de omleiding werd geschrapt,en het viaduct dient nu als schuilplaats voor,konijnen,ga maar zien,het staat er nóg. Er loopt wel een fietspad onder door,dat wél,ja.

     

    Afijn,het kon niet anders,voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen diende “Schoonbeek Groener !” een lijst in. Met als kopman Joost uiteraard,en als tweede kandidate één van zijn geitjes. De oudste,die Janine heette,maar in Schoonbeek bekend stond als La Passionaria. Gelijk die van de Spaanse Burgeroorlog,ja,Dolores Dinges. Een wijf...sorry,meneer,het was er uit voor ik het wist,een meid, zal ik maar zeggen, die ik nooit op een gewone toon van mens tot mens heb horen praten. Altijd maar schreeuwen,meneer,om zéker gelijk te halen,denk ik. Onze dokter zei van La Passionaria dat ze aan hysteria virginalis leed,en ik geloof hem. Ze woonde tenminste nog bij haar ouders,en als een meid op haar achtentwintig nog niet van straat is dan krijgt ze van die kuren. Maar dat ze nog een maagdje was kon de dokter de ganzen wijsmaken,maar mij niet. En ik ben verdomd goed geplaatst om dat te weten.

     

    Je moet weten,meneer,in die tijd was ik politieagent. In Schoonbeek,juist. Ik ben al jaren met pensioen,maar in de tijd van Groene Joost droeg ik,het uniform. En het kleine politiekorps van Schoonbeek moest natuurlijk waken over de openbare orde,zeker tegen de gemeenteraadsverkiezingen aan. Je hebt er geen idee van wat ze allemaal uithalen. Op een keer waren militanten de kaaimuren van het binnenwater langs de waterkant aan het volplakken met affiches,en toe we ze bij de kladden wilden pakken stelden we vast dat de deugnieten het politiebootje geleend hadden en ons van op het water hartelijk uitlachten. En het jaar dat “Schoonbeek Groener !” opkwam zal ik nooit vergeten.

     

    Op een morgen,het was nog donker en ik zat na mijn nachtdienst een kop koffie te drinken,krijg ik de burgemeester aan de lijn. Of ik direct naar het gemeentehuis wil komen. En onderweg zag ik al waarover het zou gaan. Aan alle lantaarnpalen,in alle bomen hingen groene ballonnen met het lijstnummer van Groene Joost,een vijf geloof ik. Dat had Joost nu eens goed bekeken. Je maakt de ballon met een touwtje vast rond de lantaarnpaal,niet te strak,je laat hem los,en hupsakee,hij gaat bovenaan tegen de lamp hangen. Of rond de stam van een boom,en hij komt onderaan de eerste tak te zitten,en geen mens die er zonder lange ladder bij kan. En wie moest ze naar beneden halen ? Je raadt het : uw dienaar. En er hingen er wel honderd ! Nu,dat was voor mij een probleem,hoor ! Ik heb het niet zo op hoogten begrepen, Voor mij dus geen lange ladders,nee. Ik moest er dus een ander mouwtje aan passen. En ik kreeg een idee : het geweertje van de zoon van mijn buurman zou me redden ! Er stond jammer genoeg nogal veel wind,die dag,en de ballonnen gingen als gek heen en weer. Ik heb er heel wat kogeltjes aan verschoten,en een hoge dunk van de schietkunst van de Schoonbeekse politie zullen de burgers die dag niet gehad hebben. Maar verdorie,ik was nog een jonge agent,en had nog nooit een schot moeten lossen. Ga dan maar eens met zo’n proppenschieter achter een stel wapperende ballonnen aan ! Ze hebben wat afgelachen,die morgen,ik heb wat mogen horen ! En dan die bende snotapen,die me van ballon naar ballon achterna liepen,en bij elke misser begonnen te joelen,geen lolletje hoor,voor een dienaar van de wet. Maar ik heb mijn beurt ook gehad,reken maar !

     

    Want een paar dagen vóór de verkiezingen ben ik met mijn maat in de late uurtjes op patrouille,per fiets,ja,combi’s hadden we nog niet. En we peddelen langs de bosrand even buiten Schoonbeek,en wie passeert daar met zijn twee geiten ? Groene Joost,juist. Het éne geitje was zijn 2 PK,het andere La Passionaria natuurlijk. En aan het einde van de bosrand zien we de achterlichten van het 2 PK-tje linksaf slaan,het militair domein op. Daar is het verboden toegang voor onbevoegden,en we zagen niet in hoe kandidaat-gemeenteraadsleden bevoegd konden  zijn om een oefenterrein van het Belgisch Leger te betreden. Al was dat dan al jaren buiten gebruik,het blééf een militair geheim. Punt. Nu,we raadden wel wat Joost daar uitvlooien ging. Die was natuurlijk met zijn Passionaria op propagandatoer geweest,aanplakken of zo,en wou de avond afsluiten met een nummertje. Dat had hij beter thuis gedaan,maar Groene Joost deed dat liever in de natuur,en in zijn krot zaten waarschijnlijk een stel andere geitjes pamfletten te vouwen. Het was daar het hoofdkwartier van “Schoonbeek Groener !”,en Joost had er geen behoefte aan om een geitjesoorlog te ontketenen door de een wat meer te geven dan de ander. Hij moest de vrede in zijn kamp bewaren,zo vlak voor de grote dag.

     

    Nu,wij stappen dus van onze fiets,en gaan hen te voet achterna. En we moesten maar op het gekraak van het geitje af gaan. Ik bedoel natuurlijk het 2 PK-tje. Al zagen we heel vlug dat het andere geitje ook veerde,daar niet van.

     

    Tja,je weet dat wij,politiemensen,veel begrip kunnen opbrengen als het er op aan komt rekening te houden met de zwakheden van de mens. Dus bleven we rustig afwachten tot het vervaarlijke wiegen van de twee geiten ophield om onze opwachting te maken. Ik trok er met mijn maat op af,en we hoefden niet aan het raampje te kloppen. Het stond open,waarschijnlijk omdat na een avond affiches aanplakken de geur van Joost’s geitenwollen sokken niet te harden was. Of omdat ze het te warm hadden,dat kan ook,ja.

     

    Afijn,Joost ziet me daar naast zijn geiten opduiken,en hij bleef rustig in zijn blootje zitten. La Passionaria trouwens ook. Het was toch te laat. Op heterdaad betrapt,dat is de juiste term,ja. Ik zeg dus beleefd :”Meneer Vullemans—want zo heette Joost—meneer Vullemans,mag ik u vragen wat u hier komt doen ?”.

     

    -“Zeker,Dolf”,zegt hij vriendelijk,en zijn sik wapperde op en neer zoals altijd als hij sprak,-“wij komen eens kijken hoe het groen er hier voor staat en of er geen bomen gekapt worden zonder vergunning”.

     

    -“Wel,meneer Vullemans”,zeg ik,”daar heeft u het recht niet toe. Dit is militair domein,meneer,en als ik me niet vergis bent u allebei burgers. U heeft niet het recht een militair domein te betreden”.

     

    “Haha”,antwoordt Joost,”is het hier een oefenterrein ? Is het dàt wat  jij hier komt doen,Dolf,op ballonnetjes schieten ?”. En hij en La Passionaria grinniken,natuurlijk.

     

    -“Nee,meneer Vullemans”,zeg ik,”ik niet. Maar u blijkbaar wél !”.En ik flits mijn zaklamp aan,en richt ze op zijn wapen.

     

    En ja,hoor ! Het condoom zat er nog netjes om !

     

                        -----------------------------------------------------------------

     

    Agent op rust Van Luppeke zette zijn glas aan zijn lippen en dronk het leeg. Toen keek hij even naar de zon,die een flink eind naar het water van de Oosterschelde gezakt was. Maar achter de glazen beschutting was het nog aangenaam,en zijn vrouw dutte rustig verder. Ik vroeg me af of ze straks geen kramp in de nek zou hebben,en tikte tegen het raam. Toen de dienster kwam wees ik op de twee lege glazen en het koffiekopje van mevrouw. Maar daar legde agent op rust Van Luppeke de hand op.-“De koffie zou toch maar koud worden”,zei hij,”laat ze maar lekker dutten”. Ik was het gloeiend met hem eens; Dat gaf me de gelegenheid de rest van het verhaal te horen,en dat zei ik hem ook.

     

    -“Tja”,zei hij,”het is geen happy end geworden. Voor mij toch niet. Ik heb natuurlijk proces-verbaal opgesteld,maar niet voor openbare zedenschennis,nee. Wij zijn ook mensen bij de politie,heb ik al gezegd. Bovendien,Joost kon ooit wel schepen worden,of burgemeester,wie weet ? Als je bij de gemeentepolitie werkt moet je voorzichtig zijn,en een beetje vooruit kijken. Dus heb ik hem op de bon gezwierd voor het onwettig betreden van militair domein. En La Passsionaria ook,maar dat heeft mijn maat gedaan. Kwestie van de twee gescheiden te houden,zo zouden ze elk apart een P.V. in hun bus krijgen. Daarmee bleven de ouders van La Passionaria gespaard van het liederlijk gedrag van hun dochter,en Joost van de jaloersheid van zijn andere geitjes. Ze waren zogezegd elk apart “het groen gaan controleren”! De kerk in het midden houden,dat deden wij in die tijd.

     

    Maar ondank is ’s wereld’s loon,meneer ! Joost vond dat hij als weldoener van Schoonbeek op nóg meer consideratie mocht rekenen dan hij al gekregen had,en hij stapte de volgende dag naar de burgemeester. En die mossel is in zijn schelp gekropen,meneer ! De twee PV’s werden netjes uit mijn lade en die van mijn maat gelicht,en er is nooit iets van gekomen. Als je twee politiekers bij elkaar zet heb je vier handen op één buik,wat dacht je. Maar als ik gewild had...Nu ja,een mens moet voorzichtig zijn.

     

    En de zondag daarop is Joost verkozen,ja. Och,de mensen van Schoonbeek liepen niet zó hoog op met hem,nee hoor ! Maar er waren er veel die hun buik vol hadden van de politiek,en Joost bood een alternatief,zie je. Ze brachten een proteststem uit ! La Passionaria haalde het niet,zo gek zijn we in Schoonbeek nu ook weer niet.

     

    En Joost heeft zes jaar in de gemeenteraad gezeteld. En zal ik je wat vertellen ? Hij had zélf geen flauw benul van bestuur ! Hij heeft er maar één keer zijn mond open gedaan. Die avond was er vóór de zitting een huldiging van laureaten van de Arbeid. Als je vijfentwintig jaar bij één patroon gewerkt hebt krijg je een medaille,en dan wordt er een glas gedronken op de feestelingen,hoe gaat dat. En nadien volgde nog wat,want één der raadsleden zat ook al vijfentwintig jaar op zijn zetel,en die moest natuurlijk ook gevierd worden. En al was het dan maar schuimwijn,en geen bier van hoge gisting,Joost deed dapper mee. Hij zat dan wel in de oppositie,maar op zulke momenten was hij solidair met de meerderheid.

     

    En laat het dan nog de avond zijn waarop de begroting besproken werd,en dat duurt altijd lang,meneer. En Joost was al een paar maal naar het urinoir geweest,en toen hij van zijn laatste tocht terugkwam,en op zijn zetel ging zitten,zei hij luid en duidelijk :”Is dat hier begot nog niet gedaan ?”.

     

    En dàt was zijn maidenspeech !

     

    Kortom,het heeft maar zes jaar geduurd,meneer. De volgende keer werd hij niet herkozen,dat begrijp je wel. Maar één ding is van zijn mandaat overgebleven : ik heb nooit meer voor één van die mosselen gestemd ! Zolang ik in dienst was moest ik gaan stemmen,dat kon niet anders. Maar altijd blanco ! En na mijn pensioen,dit hier !” En hij zwaaide met de papieren die bewezen dat hij op 8 october 2006 in het buitenland verbleef.

     

    Agent op rust Van Luppeke tikte op het raam,en de dienster kwam naar buiten.-“Nog twee pintjes”,zei hij.-“En voor mij nog een pot mosselen. Maar échte,hoor ! Zeeuwse,geen uit Schoonbeek !”.En hij lachte om het verbaasde gezicht van het meisje.

     

    -“Ik heb er opnieuw honger van gekregen”,zei hij.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    23-01-2009, 20:08 geschreven door bosman  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    14-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DAAR KOMT DE BRUID

    (Ik had al wel gehoord van hotelratten : die voornaam geklede “heren” die van het ene naar het andere hotel zwerven, er zich m

    (Ik had al wel gehoord van hotelratten : die voornaam geklede “heren” die van het ene naar het andere hotel zwerven, er zich met een loper toegang verschaffen tot kamers,die niet de hunne zijn,en er onveranderlijk in de late uurtjes aan de bar hangen waar ze enigszins aangeschoten mede-gasten van hun portefeuille beroven. Maar ik had nooit gehoord van het soort hotelrat dat ik in dit tiende verhaal beschrijf. Tot ik, jaren geleden, op seminarie in een Londens hotel verbleef,en op een druilerige avond,zoals ze alleen in Londen voorkomen,van een barman , die even verveeld was als ik,het verhaal  hoorde dat nu volgt,en dat ik opdraag aan mijn kleindochter Tinne,die de medische fouten er uit kan halen en aan mijn zoon Fred,die absoluut niet op die conventie aanwezig was...).

     

     

    DE BAR van het hotel Everready was bijna verlaten in de late uurtjes van die vrijdagavond in juni. Enkel een oudere heer,met een mooi golvende kuif van lichtgrijze haren,nam nog een slaapmutsje aan de toog. Op weg naar mijn kamer, na een troosteloos wandelingetje in de motregen,had ik hetzelfde idee gehad,en ik was op mijn passen teruggekeerd  voor een whisky-on-the-rocks. Net voldoende geestrijk vocht om zo dadelijk lekker in te slapen,en toch niet zoveel om er straks weer uit te moeten.

     

    Op dat ogenblik stopte een taxi voor het hotel,en de alerte portier haastte zich om met een geweldig regenscherm boven het hoofd de deuren van de wagen te openen. Een jongeman in rok stapte eerst uit,draaide zich om,en hielp een fel blozend vrouwtje in bruidsjurk uitstappen,waarbij ze alle moeite van de wereld deed om een ellenlange sleep uit de goot te houden. De taxivoerder haalde inmiddels de valiezen uit de koffer,haakte het bordje Just Married  los van de klink,en bracht alles de lobby binnen. De receptionist opende het deurtje van de balie,liep het paar breed glimlachend en met uitgestrekte armen tegemoet,wenste hen uitgebreid proficiat,verwees kordaat alle formaliteiten naar de volgende dag,en begeleidde hen naar de lift,waar hij hen een beetje plagerig een goede nachtrust wenste,hun eerste in de bruidssuite op de eerste verdieping. De liftjongen stapelde de valiezen achter in de lift,en de tocht naar het paradijs begon.

     

    De heer met de grijze kuif had het tafereel met grote belangstelling gadegeslagen,keek op zijn uurwerk toen de lift vertrok,en mompelde iets van “een uurtje wachten”.Waarna hij  de barman teken deed zijn glas nog eens te vullen. Hij moest maar oppassen. Van té veel slaap je ook niet.

     

    Het leek of hij mijn gedachten niet alleen had geraden,maar ook gehoord,want hij keek plots naar mij,nam zijn glas op en kwam naast mij zitten met de laattijdige vraag of hij niet stoorde. Hij zàt er toch al. Toen wees hij even naar zijn glas,en zei :”Het tweede is om wakker te blijven. Je weet nooit”.

     

    -“Je weet nooit wat ?”,vroeg ik.

     

    -“Of ze niet weer naar beneden komen”,antwoordde hij.”Het bruidspaar. Misschien komen ze nog wel nàvieren,wiet weet ?”.

     

    -“Ze zullen boven genoeg te vieren hebben,opperde ik”Met het mandje fruit en de champagne en de gelukwensen van de directie. En met mekaar,natuurlijk”.

    .

    “Jàààà”,zei hij. De twijfel was hoorbaar.-“Maar soms komen ze toch nog naar beneden. En dan...ach,je weet nooit. Een uurtje wacht ik,langer niet”.

     

    -“Kent u ze dan ?”vroeg ik.

     

    -“Nee”,zei hij,-“maar die andere kende ik ook niet”.

     

    -“Die andere ?”,vroeg ik weer.

     

    Hij keek eens naar mij,dan weer naar zijn uurwerk,en haalde de schouders op.-”Om de tijd te doden”,zei hij,en hij keek  even naar het hoekje van de zoldering. Misschien om zijn herinneringen bij mekaar te zoeken. Of misschien zag hij het dààr,in dat hoekje,allemaal weer gebeuren.

     

                       -------------------------------------------------------------

     

    -“Het is zowat dertig jaar geleden”,begon de grijze kuif,”en ik was dus nog een jonge kerel. Ach,de tijd was helemaal anders toen. Veel gezelliger dan nu. Ik weet het nog : in heel het hotel hier stond één TV,dààr boven het rek met de glazen. Over de barman zijn kop heen kon je kijken naar het kleine beeld. Zwart-wit nog,maar het wàs er al. Nu heeft iedereen TV op de kamer,en ze blijven boven kijken. Toen kwamen ze beneden voor de TV. Even maar,voor de schijn. Want het was meer een excuus om naar de bar te komen. Daarna vergaten ze de TV en kwamen de gesprekken los,en de bar zat vol tot sluitingstijd. Twee uur was dat toen. Nu is het even over elf en hier zitten we met ons beidjes. Daar heeft de televisie schuld aan.”.

     

    Hij wierp^even een giftige blik in de richting van het toestel dat in de andere hoek van de bar stond,en er blijkbaar alleen nog als meubel fungeerde,en hij maakte een gebaar of hij een peukje weggooide.

     

    -“Toen leerde je hier nog mensen kennen”;hernam hij.-“Je leerde de andere gasten kennen. Waar ze vandaan kwamen,en waar ze naartoe gingen.,en of ze voor zaken hier waren of voor de lol. Ik zat hier eens met een Arabier,die voor hem een whisky had staan,en als ik hem op zijn glas wijs,en met de vinger heen en weer schud,en “Feisal” zeg,en op mijn oog wijs om te beduiden dat zijn koning hem in de gaten hield,zegt hij :”Feisal è mort”. En die R rolde  hij als Edith Piaf,en die T  kwam er uit of hij een stuk van zijn tong beet..Maar ik verstond het,en de volgende dag stond het in de krant. Feisal was dood en zijn onderdaan dronk op zijn gezondheid ! En weet je wat hij er aan toevoegde ? In het Engels natuurlijk,mijn Arabisch was uitgeput. Dat Arabieren vier vrouwen mogen hebben en géén glaasje drinken,maar dat hij géén vrouw had en dus vier glaasjes mocht drinken. En hij deed het verdorie,ik heb ze geteld !

     

    Afijn,zo’n dertig jaar geleden zit ik hier dus in de bar,ook rond elf uur ’s avonds,en er komt ook een pas getrouwd stel aan in bruidskleren,en zij naar de suite boven,net als dat koppel van daareven. Maar voor ze de lift is stappen zie ik de bruid in de richting van de bar kijken,en die zat goed vol,het was een vrijdag- of zaterdagavond,ik weet het niet meer,en er was in het hotel een conventie van architecten ,en die mannen gaan niet zo vroeg naar bed als ze eens losgelaten worden. Maar ja,niemand ging toen op hotel zo vroeg naar bed als nu. Om TV te kunnen kijken vanuit hun kussens,verdorie,een mens knoopt er geen touw aan vast.

     

    Die avond dus. Wel,geen twintig minuten later komt dat pas getrouwde stel de bar binnen,en geen bruidskledij meer te zien.  Hij had een grijs jasje aan en een blauwe broek,en zij droeg een wit bloesje en een mini-rokje,die waren toen voor het eerst in de mode. En beide waren goed gevuld,dat moet ik zeggen ! Ik zie het nog voor me”. Hij staarde even dromerig naar het plafond,en schudde het beeld toen energiek van zich af.-“En de andere gasten kregen,die het stel hadden zien arriveren,kregen nu de gelegenheid om hen geluk te wensen en de bruid te zoenen. En de architecten stonden in een lange rij te dringen,laat ze los,die mannen,die houden van schoonheid in al haar vormen,ja. Kortom,het werd een gezellige boel. Er werd gedronken op het jonge paar,de ene toost na de andere,en het vrouwtje zag zo rood als een klaproos.

     

    En als het twee uur slaat en de bar dicht gaat maakt iedereen zijn glas leeg,en we stromen naar de lift,en als de deur opengaat hoor ik een man zeggen : “We kunnen er allemaal in,dicht opeen is warm!”. En ik zie hem naar de bruid kijken,maar ik was hem vóór,ik duw hem de lift in,en ik er achter aan en keer me om. En het jonge stel stapt natuurlijk het laatste in,ze moesten maar naar de eerste verdieping en hadden het meeste haast,hoe zou je zelf zijn.

     

    Als het bruidje de lift in komt,draait ze zich om en drukt zich natuurlijk  tegen mij aan om plaats te maken voor haar kersverse echtgenoot,ik voelde haar kontje tegen mijn buik. En als de bruidegom instapt  en zich ook omkeert,zie en voel ik haar in zijn bips knijpen,en ik hoor ze hem toefluisteren :”En is de jongeheer er klaar voor ?”

     

    Nu,toen de liftdeur dicht ging bleek dat inderdaad het geval,want nét dat éne stukje kon er niet meer bij. !

     

    ’s Jonge,wat brulde die knaap ! Iedereen schrok zich rot. En je zal dan zien dat het net een vrouw is,die op zulke ogenblikken het hoofd koel houdt. Een der dames graait in haar handtas,haalt er een haarborstel uit,en steekt de steel kordaat tussen de liftdeuren,en die gaan weer open,en de bruidegom,die al lang van zijn stokje gegaan is,valt languit voorover ,pal op zijn buik en op de getroffen gebieden,als ik me zo mag uitdrukken.

     

    En de bruid en ik keren hem op zijn rug,en iemand haalt een glas water,maar we krijgen hem niet bij kennis. En de receptionist belt een alarmnummer,en tien minuten later zitten de bruid en ik aan weerszijden van het slachtoffer in de ambulance. En nog tien minuten later ligt de ongelukkige onder de spots van de operatiezaal,en ik sta,met een bevend jong vrouwtje in m’n armen,op de gang te wachten.

     

    En weer tien minuten later komt de dokter buiten en zegt tegen het vrouwtje dat ze gerust mag zijn. Er is niets stuk. Maar manlief moet een nachtje blijven voor verzorging,en hij zal een tijdje...wel eh...werkonbekwaam zijn,zal ik maar zeggen. Hij wordt naar een kamer gereden,ik heb hem op de gang even gezien. Hij was terug bij zijn positieven,maar hij zag witter dan het laken dat hem bedekte. Maar misschien was dat wel niet met het juiste waspoeder gewassen,nee. Het vrouwtje mocht even mee de kamer in,en ze vroeg me of ik asjeblieft even wou wachten.

     

    Nu,ik installeer me dus op een stoel in de wachtkamer,en een half uurtje later komt het vrouwtje binnen,en vertelt me dat het zaakje goed verpakt is in een rekverband,want je kan zoiets niet anders verbinden,dat versta je wel,en er zit een lelijke deuk in het midden,maar die gaat er wel uit,dat is van de liftdeuren. En boven- en onderaan is het zaakje erg gezwollen en zo purper als de mijter van een kardinaal. Maar dat komt allemaal weer goed,en als we in de een taxi naar het hotel terugrijden maakt het vrouwtje zich nog het meeste zorgen om die echt knappe verpleegster,die zo handig met het zaakje van haar man omging. Nu ja,die kon moeilijk zijn been in de plaats inzwachtelen,dat begreep het vrouwtje ook wel.

     

    En onderweg denk ik er aan dat de bar van het hotel dicht is en dat het vrouwtje wellicht behoefte heeft aan een hartversterkertje. En dat blijkt inderdaad het geval te zijn,en we vragen de taxichauffeur ons af te zetten aan een café,dat nog open was,een paar honderd meter van ons hotel af. Na de tweede whisky komt er weer wat kleur op haar wangen,en na de derde zegt ze :”Gelukkig dat er zo’n rekverband bestaat. Met zo’n knappe verpleegster,je weet nooit,stel je voor mocht hij na die liftdeuren ook nog in zijn verband knel raken”. En ze begint aarzelend te lachen,en ik ook,en tenslotte gieren wij het uit,wij met ons tweetjes daar in dat café,midden in de nacht.

     

    Afijn,we wandelden tenslotte maar voort naar het hotel. En op dat uur kwamen de late vogels tussen de architecten ook naar kooi,en er stond weer behoorlijk wat volk op de lift te wachten. En als het onze beurt is aarzelt ze even,maar tenslotte stapt ze in,en ze kan er nog nét bij en ik ook. Maar een man leert zijn lesje van het ongeluk van anderen : zij keert zich om,maar ik niet,nee ! Niet met mijn schatkamer naar die deur,hoor !  Ik blijf er zo’n beetje met mijn rug tegenaan gedrukt staan  om een duwtje te kunnen opvangen als het moet.

     

    En dat duwtje kómt precies op de plaats waar haar man zo zwaar getroffen is,en ik voel me rood worden,want ik kon het echt niet helpen. En ik zeg sorry,en ze kijkt me aan met blinkende oogjes,en ik denk “dat is van de whisky,niks aan de hand”. Maar dan fluistert ze me toe: “Frank had ook zo moeten gaan staan,,dan had ik zo wel gevoeld dat hij er óók klaar voor was”. En die tweede ook dééd het ! Dat was op mij bedoeld ! En gelijk hàd ze,overschot van gelijk !

     

                      ----------------------------------------------------------

     

    De man schudde glimlachend zijn grijze kuif heen en weer,dronk zijn whisky leeg,maar sloeg mijn aanbod om er nog eentje te drinken beleefd af. Hij was er ook een die wakker ligt van té veel. Hij draaide het lege glas heen en weer in zijn vingers,keek me aan,en haalde de schouders op.

     

     

    “Och”,zei hij,”ik mag dan al geen middeleeuwse graaf  zijn,maar ik kon toch moeilijk anders dan die nacht de honneurs waarnemen en het oude “jus primae noctis”,het recht op de eerste nacht uitoefenen. Het arme kind  had al pech genoeg gehad op haar trouwdag,ze had behoefte aan een beetje troost,en je moet er toch één goeie herinnering aan overhouden.

     

    En dat hééft ze ! Want een paar jaar geleden zit ik hier weer eens aan de bar,en iemùand tikt me op de arm,en ik keer me om,en ik herken ze onmiddellijk.-“Dag Jim”,zegt ze,”hoe gaat het ?”—“Dag Yolanda”,zeg ik verrast,”en met jou ?”.En haar ogen tintelen weer. En ze keert zich om,en daar stond het slachtoffer van zoveel jaren terug,en hij had weer een grijze jas aan en een blauwe broek,maar duidelijk enkele maten groter nu. En nu ik er aan denk,zij had ook weer een witte bloes aan,maar bloesje kon je niet meer zeggen,nee.

     

    -“Je kent Frank nog wel”,zegt ze.-“Frank,dit is de meneer die met jou en mij naar het hospitaal gereden is toen. Ik weet niet wat ik zonder hem die nacht had moeten doen “. Ze werd er niet rood onder,nee.

     

    Ik kuch eens discreet,en Frank schudt me hartelijk de hand,en bedankt me uitvoerig. –“Wat een toeval dat we hier mekaar treffen” zegt Yolanda. Nu,dat was helemaal zo’n toeval niet. Ik ben hier na die fameuze nacht komen wonen,in een flatje zes hoog,en als de bruidssuite gereserveerd wordt weet ik het vlug,hoor ! En dan zit ik die avond in de bar,je weet maar nooit.Het hoeft niet altijd de lift te zijn of een ander ongeluk,er kan van alles gebeuren. De bruidegom die er van door gaat of zo. En die avond wàs de suite gereserveerd. Maar wat blijkt ? Het was voor hén ! Voor Frank en Yolanda,ja ! Ze waren vijfentwintig jaar getrouwd,en ze kwamen hun huwelijksnacht over doen,maar een tikje ànders,hoopten ze. En we hebben met ons drietjes nog een tijdje nagekaart,en hartelijk gelachen. Yolanda heeft met geen woord gezinspeeld op wat er tussen ons voorgevallen was,en ik natuurlijk ook niet. Je bent gentleman of je bent het niet. Maar die ogen ! En ik ben er zeker van dat het die keer niet van de whisky was,want ze dronk plat water,met die omvang van haar.

     

    En als de bar om twee uur sluit,en ik in de richting van de lift stap,drukt Frank me de hand,en Yolanda geeft me een dikke pakkerd,en ze zegt :”Hou je haaks,Jim,maar wij gaan langs de trap. Frank heeft liftvrees,al hoeft dat niet meer met zijn buikje nu !”.En ze lacht klaterend en wég waren ze,en ik heb ze nooit meer gezien”.

     

    De man keek op zijn uurwerk,en bromde ;”Het wordt weer niks vandaag. Die komen niet meer naar beneden. Tja,het is feitelijk ook nooit meer gebeurd,maar je weet nooit,nee. Je weet maar nooit.”. Hij liet zich van zijn krukje zakken,en keek nog eens donker naar de andere hoek van de bar.

     

    -“De televisie heeft veel kapot gemaakt” zei hij nog. En hij stapte naar de lift die hem eens,lang geleden,heel gelukkig had gemaakt.

    05.07.2021

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    14-01-2009, 00:00 geschreven door bosman  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    08-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KEULLE ZIT WEER OP ZIJN PAALTJE
    HIJGEND van inspanning,het zweet op de slapen en de handen stevig rond de leuning van de toog geklemd,klom het mannetje ,dat n

    (Ik dank dit negende verhaal aan Joske de Leugenaar. Als hij gelogen heeft,ik ook. Maar in het vruchtbare fruitdorp tussen grootstad en Kempen zijn er wellicht nóg mensen,die Keulle op zijn paaltje hebben zien zitten. Het personage is authentiek,evenals Mie,die in levende lijve het fietsongelukje meemaakte,dat ik beschreven heb.)

     

    HIJGEND van inspanning,het zweet op de slapen en de handen stevig rond de leuning van de toog geklemd,klom het mannetje ,dat naast mij in café “Klein verzet” zat ,achter de renners aan de Tourmalet op. Ik zag hem zelfs één keer de knieën beurtelings opheffen en krachtig neerduwen alsof er aan zijn barkrukje werkelijk pedalen stonden. Het was duidelijk een meelevertje,dat kleine, tengere kereltje met een krans van roodgrijze haren rond een kale kruin. Zijn blik was op het TV-scherm vast geschroefd,en als hij zijn glas van de toog greep deed hij dat met de rukkerige bewegingen waarmee een renner zijn drinkbus hanteert. Ik verwachtte elk ogenblik dat hij het lege glas in een hoek zou kieperen. Weeral honderd gram lichter.

     

    Pas toen de rit ten einde was,en een Spanjaard gewonnen had,kwam hij tot rust. Hij haalde een zakdoek te voorschijn,wiste het zweet van zijn voorhoofd en kruin,en stak toen een beschuldigende vinger uit naar het scherm,waar Michel  Wuyts geduldig zat te wachten op de aankomst van de eerste Belg.

     

    -“Ze kunnen het niet meer”,zei het kereltje.”Rond de kerktoren rijden,ja,honderdvijftig kilometer voor veel geld,dat wél,ja. Maar de Tour...”,en hij gooide het Belgische rennerscorps over zijn schouder het café in.-“In de tijd van Lepe Peer zou het niet waar geweest zijn. Als Lepe Peer zei dat hij op de Tourmalet de Ronde zou winnen,dan dééd hij dat. In ’36 nog. En in ’37 was het weer zo ver,en dan hebben de supporters van Lapdebie hem er met stenen uitgekogeld. Maar in ’39  stond hij er weer ! En de Brusselaar dan ? Die pakte op de Tourmalet in ’69 zeven minuten,en ze hebben hem nooit meer teruggepakt !”.

     

    Ik knikte. Het kereltje had gelijk. De tijd van Sylveer Maes,die Roger Lapébie klein kreeg,en Eddy Merckx was voorbij,we hadden geen ronderenners meer. Ik wenkte de waard en liet onze glazen bijvullen. Het was een zware rit geweest.

     

    -“Toch hebben we een jaar of twintig terug bij ons in ’t dorp een renner gehad,die het had kunnen worden”,hernam het kereltje,en hij stak zijn glas even in mijn richting voor hij het tot op de bodem leegdronk. Hij moest even naar adem happen. –“De haas noemden wij hem,omdat hij zo rap was. Maar hij heette Karel. Keulle,zeggen ze bij ons in Werveldonk. Daar woonde ik vroeger. Boven Schoonbeek,ja. Nu woon ik hier achter,op het plein,bij mijn dochter,op het vierde. En ik mag er niet naar de Tour kijken,daar kan ze niet tegen”. Hij gooide het hele vrouwelijk geslacht over zijn schouder op een hoopje bij de Belgische renners.-“Vrouwen”,zei hij,”vrouwen...Daar is Keulle de Haas ook aan kapot gegaan. En hij had het kunnen worden,daar ben ik zeker van. Maar wat die allemaal uitgehaald heeft ! Als ik moest spreken...”.

     

    Ik liet zijn glas bijvullen,en hij spràk.

     

     

                                 ----------------------------------------------------------

     

    -“Keulle”,begon het kereltje”was de zoon van een herbergier,zoals zoveel renners. Maar de meeste ouders beginnen pas een café als hun zoon al renner is,kwestie van op die manier een centje mee te graaien. Keulle’s vader was evenwel de vierde of vijfde in rij,herbergiers van vader op zoon. Hij was bovendien een fietsenmaker. In een dorp als Werveldonk gaan de mensen in de week niet zoveel op café,daar is geen tijd  en geen geld voor. En als je alleen van de zaterdagavond en de zondag na de hoogmis moet leven...Nee,Keulle’s vader had zijn werkplaats naast de herberg,en als Keulle het in zijn kop gekregen heeft om te gaan koersen,dan kwam dat eerder door die werkplaats dan door het café. Keulle werkte van zijn veertien mee,en als hij achttien was mocht vader gerust achter zijn toog blijven. Keulle kon de herstellingen in zijn eentje wel af,en de fiets had voor hem geen enkel geheim meer. En in de werkplaats,niet in het café,hing hij zijn trofeeën tegen de muur. De palmen en bekers,die hij bij de nieuwelingen behaalde. En later bij de amateurs. Ja,hij was een van de beste van het land. En als iemand hem vroeg waarom hij die palmen niet in het café tegen de muur hing,antwoordde hij ;” Daar hang ik mijn andere bloemetjes tegen,maar die kan ik alleen maar zien,niemand anders”. En daarmee doelde Keulle natuurlijk op zijn vele veroveringen bij het vrouwvolk van Werveldonk en omgeving.

     

    Want Keulle was een knappe kerel,hoor ! Een reus van een vent,op zijn achttien al. En zoals ze bij ons zeggen,hij was welgeschapen ook. Als er op zaterdagavond,of op zondag,of met de kermis veel volk in het café was,en het enige toilet op de koer doorlopend bezet,dan trok Keulle,als hij ook even moest,de voordeur open en ging aan de overkant tegen de haag van de pastoor zitten. Ook al omdat hij het met de pastoor voortdurend aan de stok had,maar dat is een andere geschiedenis. En als hij daar op zijn hurken zat lachten de mensen en zegden :”Keulle zit weer op zijn paaltje !”.Want daar leek het op,meneer. Keulle’s jongste broertje reikte zowaar tot op de grond. Het is eens gebeurd dat een paar meisjes uit een dorp verder ’s avonds nog te voet naar huis wilden,en dat Keulle zei ;’Kom,ik breng jullie op de fiets thuis”. En ééntje kroop schrijlings op de bagagedrager,en Keulle tilde het tweede op de bovenste stang van zijn kader. En pas toen hij de meisjes voor hun deur afzette,merkten ze dat hij op een damesfiets reed. Je moet niet vragen...

     

    En wat hebben de snotjongens van Werveldonk hem eens geflikt ? Die hadden op Keulle’s favoriete plekje tegen de haag van de pastorij een mussenklem gezet. En die avond moest Keulle natuurlijk gaan hurken. En toen hij in het donker onwetend de klem beroerde met,nu ja,je weet wel,sloeg die dicht. Jij en ik zouden uit hurkstand meters hoog gesprongen hebben en gebruld hebben van de pijn. Keulle niet. Die keek eens omlaag,trok zijn broek voorlopig weer op,wandelde het café binnen,liet ze weer zakken,en zei :”Kijk nu eens wat voor rare vogel die snotneuzen gevangen hebben !”. Zo was Keulle,en hij hield er zelfs geen blauw plekje aan over.

     

    Maar het stérkste verhaal,dat nu nog in Werveldonk wordt verteld,is wat Keulle eens heeft voor gehad met Mie de Otter,en dat gebeurde niet in het café,maar in de werkplaats.

     

    Mie de Otter was een vrouw van rond de veertig,die in het hele dorp bekend stond om haar twee zwakheden,de drank en de mannen. Daar hoeft niet veel uitleg bij. Mie,die scheel zag--vandaar haar bijnaam,hoewel ik nooit een schele otter gezien heb--Mie dus was doorlopend een beetje over haar theewater. Nu weet ik wel dat drank remmend werkt op de potentie,maar bij Mie was daar niks van te merken,integendeel. Want hoe meer ze binnengoot,hoe minder haar remmen werkten,bij manier van spreken. In zoverre dat ze het dragen van bepaalde kledingsstukken ,zoals slipjes bijvoorbeeld,had afgeschaft omdat die alleen maar hinderlijk werkten bij het beoefenen van haar hobby. Dat is haar eens héél zuur opgebroken,en niet met de veldwachter,nee,die had geen zin om àlle dagen een proces-verbaal op te stellen tegen Mie,want dat had hij best gekund. Maar het was een brave mens,en hij kneep een oogje dicht,en soms alle twee als hij met één nog te veel zag. Nee,Mie heeft eens veel last gehad met haar fiets,en daar had haar slipje,of liever de afwezigheid er van,alles mee te maken.

     

    Op een keer werkten haar remmen niet,die van haar fiets dan deze keer. En ze brengt hem naar de werkplaats van Keulle. En in afwachting van de herstelling gaat ze het café binnen om daar al vast brandstof op te doen. Want al had haar fiets daar geen behoefte aan,zij wel. Een achtcylinder kon daar niet aan tippen. Met als gevolg dat ze flink in de olie was toen ze haar fiets weer ging ophalen.En nadat ze aan Keulle gezegd had van “het daar binnen maar op de lei  te zetten”,kroop ze op haar fiets,trapte er flink op los,schoof tien meter verder van haar pedaals,en belandde met  haar intimiteit vlak op haar kamwiel. Waar geen kettingkast rond zat,het was een oud vehikel. En als Mie de Otter weer wil rechtkrabbelen,merkt ze dat het niet kan. Want ze zat,hoe zal ik het zeggen,met haar begroeiing stevig in de ketting vast. En omdat ze geen andere oplossing ziet,begint ze te roepen. Op Keulle natuurlijk. En die komt aangelopen,ziet Mie daar zitten,en zijn eerste impuls is natuurlijk Mie recht te helpen. Maar als hij gewaar wordt dat de fiets mee omhoog komt,en Mie hoort brullen,laat hij ze vlug terug zakken. En hij krabt in zijn haar,want zo’n akkefietje heeft hij nog niet voor gehad.

     

    Afijn,Keulle was niet voor niets een goeie fietsenmaker,en op z’n achttien weet hij ook al heel goed hoe een vrouw gebouwd is,hij heeft onderhand al figuurlijke bloemetjes genoeg tegen de muur van het café hangen. En dus haalt hij een moersleutel en maakt het achterwiel los. En als dat tegen de straatstenen ligt zet hij een blok hout onder de achtervork,anders zakt Mie nog verder onderuit,en ze brult nu al als een bezetene. En er staan  al enkele dorpelingen op te kijken,hoe gaat dat. En als Keulle naar het kamwiel tast,en daarvoor natuurlijk onder Mie’s rok moet grijpen,krijgt hij heel wat te horen,dat kun je denken. Maar Keulle was een vakman. Als het om de fiets gaat toch,ik ben er zeker van dat hij voor de rest geen belangstelling had. Hij kon er aan elke vinger tien krijgen,zeg nu zelf,wat zou zo’n jonge kerel bij een wijf als Mie de Otter gaan zoeken ? Maar je weet hoe de mensen zijn. Er is wat afgelachen om Keulle en zijn ketting,die dag !

     

    Maar hij kréég ze er af,die ketting. Blindelings,op de tast. En Mie kon eindelijk recht staan. Mét die ketting natuurlijk,maar die was dan toch niet zo zwaar als die hele fiets,en Mie is aan de arm van de altijd galante Keulle ,met gespreide benen en rammelende ketting,naar binnen gesukkeld,en daar heeft ze zich neergelaten op de stoel,die Keulle voor haar uit het café gehaald had.

     

    En dan zegt Keulle :-“Ik zal de dokter halen”. En dat was natuurlijk toch wel op rekening van zijn jonge leeftijd te schrijven,denk ik. Want Mie loenst eens naar hem,en snauwt ;”De dokter ? De coiffeur zeker !”.En daar ben ik dan aan te pas gekomen,ja. Want ik was de enige kapper van Werveldonk in die tijd.  Er is tegen mijn pensioen aan een tweede bijgekomen,maar daar hebben we het nu niet over.

     

    En ik was net begonnen een klant te knippen als Keulle komt binnenvallen.-“Jaak”,zegt hij,want zo heet ik,Rappe Jaak noemden ze mij in Werveldonk omdat ik binnen het kwartier een klant kon scheren en knippen,-“Jaak,direct meekomen”. En nee,er was geen tijd om die klant eerst af te werken. Dus begreep ik dat er iets bijzonders aan de hand was,ik dacht aan een overledene scheren ,daar moet je ook rap bij zijn. En ik verontschuldig me bij mijn klant,scharrel mijn gerief bijeen,en als ik in de werkplaats kom zie ik het lijk zitten. En ik lach nog :”Knippen of scheren ?”. Maar als Mie de Otter haar rok optilt,en ik haar,nu ja,haar baardje zal ik maar zeggen van dichtbij bekijk,zie ik dat de ketting veel te dicht tegen de huid zit om te kunnen knippen. En als ik zeg :”Daar krijg ik mijn schaar niet tussen”,zegt Mie giftig ;”De rest wel,zeker ?” En al was ik op mijn teen getrapt,ik vraag een kommetje warm water,grijp mijn kwast en mijn scheerzeep,en twee minuten later was Mie van haar ketting verlost. Envan haar baardje ook,ja.

     

    En als ze overeind komt,en Keulle van pure opluchting in een daverende lach schiet,grijpt Mie de ketting,slingert die naar Keulle z’n kop,en de ketting draait zich netjes twee keer rond zijn  nek,en precies onder zijn kin zit een pluk zwarte haren als een vlinderdasje op zijn hemd.

     

    En dat is de enige wielertrofee die hij ooit in het café tegen de muur gehangen heeft !

     

                               -------------------------------------------------

     

    Het kereltje lachte hinnikend,een paardenlachje,en greep zijn glas beet. Het rukkerige van tijdens de klim naar de Tourmalet was er niet meer bij. Hij dronk nu rustig,als een renner die op het podium staat en een blikje cola aangereikt krijgt. Ik bestelde nog twee pintjes,en hij wierp weer een hand over zijn schouder. Mie de Otter belandde bij de andere vrouwen en de Belgische renners tussen de tafeltjes achter ons.

     

    -“Maar ik moet zeggen,Keulle wàs een goede renner”,vervolgde de kapper van Werveldonk zijn verhaal.”En zonder die Ronde van Italië zou hij het ver geschopt hebben,zeker weten !.

     

    Maar ja,dat jaar had Keulle voor het eerst een Italiaanse sponsor,en die wou hem in de Giro voor amateurs,zeker nadat hij een rit gewonnen had in de Ronde van België. En dus trok Keulle naar ginder. En ze waren nog maar een paar ritten ver,of we lezen zijn naam in de krant tussen de opgevers. Zo maar ! Ergens stond in het verslag dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen. Onze Keulle en darmstoornissen ! Hij had er anders nooit last van gehad,vraag het maar eens aan de pastoor,die had de bewijzen dikwijls genoeg tegen zijn haag zien liggen. We dachten daar zo het onze van. En dat beterde niet toen Keulle gewoon niet terug naar huis kwam ! Natuurlijk heeft zijn vader achter de toog van zijn café uitleg moeten geven. Maar die zei alleen maar dat Keulle ginder een zaakje gedaan had. Hij had een oude boer uitgekocht en was druiventeler geworden. Wijnboer,ja ! En een paar maanden later is de herberg enkele dagen gesloten gebleven. Keulle’s vader was naar Italië,en toen hij terug was wist die te vertellen dat Keulle ginder getrouwd was. En Werveldonk heeft hem nooit teruggezien.

     

    Maar ik wél,ja.

     

    Want verleden jaar,nee,twee jaar geleden trek ik met mijn dochter en haar man en mijn kleinzoon met de caravan op verlof naar het Garda-meer. En we hebben daar best een gezellige tijd gehad. Met veel zon en zwemmen,en de Bardolino was er lekker,ja. En op een dag komt mijn kleinzoon aan mijn oren staan zagen. Of Bompa met hem geen eindje wou gaan fietsen. Naast de camping had hij een fietsenverhuurder ontdekt,en de jongen wou zo graag eens een berg oprijden. Nu ben ik natuurlijk niet meer van de jongste,maar met een goede fiets en een versnelling of tien zie ik tegen die molshopen rond het Garda-meer niet op,hoor ! Dus wandel ik met een pak lires en met mijn kleinzoon naar die fietsenzaak,een stalling eigenlijk met een kleine werkplaats er naast,en als we er binnen komen staat er een man in overall me vragend aan te kijken,en ik zeg tegen mijn kleinzoon :”Nu Jan,zeg jij het maar hoor,ik ken geen Italiaans”. En die man lacht eens en zegt :”Jaak,zeg het maar in ’t Vlaams,ik versta het nog wel”. En ik kijk eens goed in ’t wit van zijn ogen,en daar stond Keulle de Haas,ja !

     

    Tja,was me dat verschieten ! Il zeg :”Keulle,verdorie,wat doe jij hier ? En de wijngaard ?”-“Jaak”,zegt hij,”dat is een lang verhaal. Ga nu maar eerst eens lekker langs het meer peddelen. Zie je ginder dat terrasje ? De Romagna,juist. Wel,daar ga ik na sluiting een glas drinken. Als je zin hebt...”.

     

    En of ik zin had ! Diezelfde avond zitten Keulle en ik met onze benen onder tafel op het verlichte terras,en die keer dronk ik geen Bardolino,nee. Een halve liter Löwenbrau,een mezzo zeggen ze ginder,met een mooi kraagje er op. En Keulle dronk hetzelfde. Die had thuis wijn genoeg en misschien had hij heimwee naar het bier dat zijn vader tapte.

     

    En hij is aan het vertellen gegaan. En het was allemaal de schuld van het paaltje,ja ! Maar daar hoort een woord uitleg bij,als je nooit zelf gekoerst hebt toch. En ik heb het uit de bek van het paard zélf.

     

    Wel,vroeger,kort vóór en na de oorlog,als een renner in koers moést,je weet wel,dan liet die zich uit het peleton zakken,en van op de fiets...,jawel. Er waren toen nog geen TV-cameras en drommen volgers,dus dat kon. Maar toen er een paar na hun boodschap de aansluiting gemist hadden,omdat net op dat ogenblik hun concurrenten gaan jagen waren,keerden ze het zaakje om. Ze demarreerden,staken hun hand omhoog ten teken dat het niet menens was,maar dat hun nood hoog was,en het stel achter hen wachtte rustig af. Dat ging ook weer mis omdat het handje soms omhoog ging als de man niet moest stoppen,en die was dan foetsie,en rappe jongens die hem weer konden grijpen.

     

    En zo is dan de sanitaire stop gekomen. De renners legden het zaakje min of meer stil,en iedereen de pot op,samen uit samen thuis. Een regeling die alle moeilijkheden moest vermijden.

     

    Behalve die van Keulle de Haas natuurlijk.

     

    Want toen in die fameuze rit van de Ronde van Italië voor amateurs de renners een stop inlasten,duikelde Keulle met de anderen een wijngaard in. En is hij vérder gelopen dan de anderen ? Hij wist het niet.. Maar het feit was dat hij “op zijn paaltje zat” toen hij achter zich een geluid hoorde. Hij dacht eerst nog dat het de echo was,maar de bergen waren te ver weg. En toen hij zich omkeerde zag hij het sierlijk gevormde achterwerk van een boerinnetje,dat aan het  wieden was geweest en het niet nodig had gevonden om even terug naar de boerderij te lopen. En het boerinnetje zag hém. En toen het peleton al lang terug vertrokken was lag Keulle’s fiets eenzaam in de greppel langs de baan. En als de krant schreef dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen was dat dus niet helemààl fout.”.

     

    -“En hij is met het boerinnetje getrouwd en heeft de wijngaard overgenomen”,zei ik.

     

    -“Juist”,zei het kereltje,”maar dat trouwen is nà de wijngaard gekomen. En toen vroeg ik hem wat hij daar in die fietsenzaak naast de camping kwam doen. –“Wel”,zei Keulle,”ik heb een paar jongens lopen,de jongste is twaalf. En in de verlofperiode is het toch maar wachten op de oogst. Dan kunnen Ottavia en de jongens het werk wel aan. Het is hier trouwens maar een half uurtje vandaan. En dan hou ik hier het zaakje open. Het brengt een aardige cent op. Maar daar doe ik het niet voor. Ik doe het,nu ja,om iets goed te maken”.Hij keek me aan.-“Tegenover de fiets” zei hij,en ik zag verdorie dat hij het moeilijk had.

     

    En toen het verlof voorbij was,en we de camping verlieten,ben ik nog even goeie dag gaan zeggen. En weet je wat hij me nariep ?-“Breng volgend jaar Mie de Otter mee”,riep hij,”ik heb fietsen genoeg zonder kettingkast. En als jij dan in de buurt bent met je kwast en je scheerzeep...”. En hij stond dubbel geplooid van het lachen toen we wegreden.

     

                        ----------------------------------------------------------

     

    Het kereltje hinnikte weer,en dronk zijn glas leeg. Toen werd hij plots ernstig.

     

    -“Weet je”zei hij,”ik heb tijdens de terugreis zitten piekeren. Er was in heel die fietsenstalling en die werkplaats geen toilet te bekennen. Maar er was een bos aan de overkant. Zou hij in het bos...?”

     

    Ik knikte. Ik dacht van wel. Het gebeurt meer,in Italië.

     

    -“Dan moet Ottavia maar oppassen” zei hij.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    08-01-2009, 00:00 geschreven door bosman  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    01-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN PLASJE VERKEERD
    EEN PLASJE VERKEERD

    (Dit achtste verhaal  is bijna helemaal echt gebeurd. Alleen : de man die op de beschreven manier het geluk (?) om soldaat te worden ontsnappen zag,is nooit met Schuppen Dam’ getrouwd. Het zou ook moeilijk geweest zijn,want de strenge dame in het militair hospitaal van Berchem was een non...Ze wist hem als afscheid een paternoster te verkopen.En kwaad heeft het hem zeker niet gedaan,want het gebrek waarvoor hij werd afgekeurd heeft hem nooit gehinderd...)                     

     

    Het was heerlijk fietsen onder het bladerdak,en het wat hobbelige fietspad van de brede laan met de tramsporen kon mijn plezier niet bederven. Dacht ik. Want het onmiskenbare gesis van een leeglopende band zorgde er voor dat het gehobbel plots veel sterker werd en het zadel van mijn fiets mijn arm zitvlak begon te martelen. Ik stapte af,en prees me nog gelukkig dat ik na een lange rit door velden en weiden uiteindelijk plat reed in wat de wet een bebouwde kom noemt,zodat er waarschijnlijk wel bijstand te vinden was.Want op het vlak van techniek ben ik een kluns,al is het maar voor een lekke fietband.

     

    De bijstand was erg vlug,want mijn geluksfee,die altijd opdaagt als ik een ongelukje heb,had er voor gezorgd dat ik precies voor het zonovergoten terras van café "Klaveren Zeven" stond,en dat er bovendien een paar jonge kerels zaten,die duidelijk van aanpakken wisten.Hun blote bovenlijven logen er niet om.Binnen de minuut was de schuldige duimspijker verwijderd.

     

    -"Als je nu even een koffie of zo drinkt,meneer,dan plakken we dat wel dicht",zei een blonde jongeman,en hij wees naar zijn motorfiets die naast het windscherm stond,en waar ongetwijfeld het nodige voorradig was.Eén ogenblik kwam in mij het onwaardige idee op dat de jongeren de duimspijkers zélf gestrooid hadden op instigatie van de cafébaas,die zo zijn omzet wilde opvijzelen,maar ik schudde dat van me af,en stapte het café binnen.Het terras was me te warm,zelfs om te zien werken.

     

    In het café daarentegen was het lekker koel,en voor een zondagmiddag ook vrij rustig.Met alleen maar een stelletje van vier vijftigers,die zaten te kaarten.En een zestigplusser,die aan de toog een meerschuimen pijp met amberen steel zat te roken.Zo zag je er niet veel meer. Meerschuimen pijpen, bedoel ik.Zestigplussers zijn er volgens de minister van Pensioenen veel te veel.Vergrijzing noemen ze dat,het grote gevaar.Andere kleuren zijn dat,naar het schijnt,veel minder.

     

    Ik zette me naast de meerschuimen pijp aan de toog,en besloot dat het geen weer was voor een koffie.Een stevige 33-er leek me een beter idee. En het frisse jonge ding achter de toog greep hoog op het rek achter haar naar een grote pint.Ze had een paardenstaartje en kuiltjes in haar wangen,en haar volle bruine billen staken uit wat men hotpants noemt,al zal die hot wel figuurlijk bedoeld zijn. Hoewel,met het kacheltje vlakbij...Eén ogenblik meende ik warempel dat ik daar ergens rook ontwaarde,maar toen in het dunne sliertje volgde kwam ik bij de meerschuimen pijp uit.

     

    Ik nam een fikse slok van het goudgele brouwsel,en keerde me om naar de kaarters.Niet dat ik er wat van kende.Sinds ze me bij een miserie gepakt hadden met de ruiten twee,die ik zélf bij het opgaan uitgekomen had,was ik er wijselijk mee gestopt. Maar terwijl buiten de jongens mijn band oplapten,waren de kaarters mijn enig vertier,buiten de billen van het paardenstaartje dan. Zo dacht ik,maar ik dwaalde. Want de man met de pijp zou de show stelen.

     

    -"Naai",zei een van de kaarters,-"je moet zo rap ginne general willen speulen.Daar zit je nouw weer met draai wijven op ouw kot".Ik spitste de oren om de klanken thuis te brengen,maar de pijp was me voor.

     

    -"Van boven Kapellen,meneer",zei hij."Zo van tegen de grens. Daar doen ze niks dan bokkenjagen".

     

    -"Bokken jagen ?",vroeg ik,die bij het kaarten bokken schoot zonder er op te jagen.

     

    -"Hartenjagen",antwoordde de pijp-"Maar niet zoals ze dat hier gewoonlijk spelen,meneer.Dat flauw gedoe met alleen schuppen dam' en de 13 harten. Nee,naar die 26 arme puntjes spelen die mannen niet.Toch niet voor een luizige tien cent per punt,zeker.Die zijn ginder van vroeger met al dat gesmokkel veel meer geld gewoon.Dus hebben ze er de drie andere dames bijgepakt. Naar 64 punten spelen die gasten. Als ge dan een general speelt,dat is àlles halen,hé,dan trekt ge van de andere drie elk zes euro en veertig cent. Maar Naai daar--sorry,meneer,hij heet in feite René,maar ginder zeggen ze Naai--Naai daar,die riskeert te veel .Nu heeft hij met zijn mislukte general weer bijna 60 punten aan zijn broek,dat is zes euro aan elk van de drie,ja wadde !Daar kan je al een pintje méér van drinken.Ik denk dat ik ook eens een 33-er ga pakken,die zijn zo rap niet leeg".En hij keek schuin omhoog naar het rek achter de toog. Dus bestelde ik er twee,en we hadden twee keer een zicht op de hotpants en de billen.

     

    -"Die mannen van tegen de grens zijn anders straffe kaarters,meneer",hernam de pijp,en hij smeerde zijn keel met een stevige teug.-"En drinkers ook. Ooit al eens naar de koers van Putte-Kapellen geweest,meneer ? Ik één keer. Drie dagen later thuisgekomen.En daar heeft het gestonken,dat kan ik je verzekeren.  Mijn halve trouwboek is geen kwaaie,maar die keer...".En hij schudde het hoofd in pijnlijke herinnering. De rook van zijn pijp ging mee heen en weer als het wierookvat van een pastoor.

     

    -"En tegen drie van die mannen heb ik het eens moeten opnemen,meneer. In het bokkenjagen nog wel. En daar was ook een Naai bij. Ik kon het natuurlijk niet halen. Maar wie puurde er uiteindelijk profijt uit ? Niet die mannen,meneer,maar ik ! Twee jaar van mijn leven gespaard ! Wie lest lacht,best lacht zeg ik maar".

     

    Ik moet er niet al te snugger uitgezien hebben.-"Twee jaar van uw leven ?",vroeg ik,-"kan je dat met kaarten ook al winnen ?".

     

    De pijp blies een wolk rook uit,dronk zijn grote pint half leeg,verschoof zijn stoel een beetje,wenkte me wat dichter,en stak van wal.

     

                         ****   ****   ****

     

     

    -"Ik moest soldaat worden",vertelde de pijp,-"en dat was voor twee jaar in mijn tijd. Toen werden de Russen nog alle dagen verwacht. En ik was bakkerszoon,hielp mijn vader in de zaak. Zes nachten op zeven aan de oven. Je ziet van hier hoe mijn ouders over het leger dachten. Een gast aannemen in mijn plaats ? Dat zou een dure grap worden. Nee,ze waren er niet voor te vinden. Nu werd er overal wat gefluisterd over jongens die er van af geraakt waren met centen,je weet hoe dat gaat. Maar daar was bij ons geen sprake van .Onze zuurverdiende centjes naar een sabelsleper dragen,zeker,geen haar op het hoofd van mijn vader dat er aan dacht. Ten andere,hij kende niemand  Zo gaat dat met gewone mensen.

     

    En eerlijk gezegd : ik had er ook geen zin in om bij de troep te gaan .Al had ik een zware stiel,een hercuul was ik niet,en bij de troep staan er je toch altijd een hoop lastige dingen te doen. Neem alleen maar die gymnastiek,daar was ik als de dood voor. Op school ben ik nooit over de bok geraakt,en aan het rek kreeg ik duizelingen. Hoogtevrees,meneer,je kan niet geloven hoe erg ik het te pakken heb. Zie me hier nu zitten,op mijn tabouretje. Aan de hoge kant,niet ? Wel,ik heb eerst aan dat tafeltje daar een paar pinten moeten drinken om hier op te geraken,en vooral om er niet af te vallen van duizeligheid. Als ik een paar pintjes in mijn graat heb betert dat. Maar zie je me al soldaat zijn met twee jaar lang een stuk in mijn kraag ? Ze zouden het rap gezien of geroken hebben,de boeffers.

     

    En dus ben ik naar de keuring in Mechelen gegaan met een ouwe breukband van mijn vader rond mijn lies. Ze hadden ons verteld dat die doktoren daar niet veel tijd verdoen aan één enkele NIM. Want dat was ik,meneer,een Niet In dienst gestelde Milicien. En zo zijn er per dag zovèèl te keuren dat ze bij 't minste dat er scheelt naar het militair hospitaal gestuurd worden. Dat was mijn enige kans,meneer,als ik daar geraakte,God weet wat ze misschien zouden vinden En daarom ik met die breukband naar de eerste keuring. En het pakte,meneer,ik heb hem zelfs niet moeten afdoen. Die dokter keek eens naar die band,schreef iets op,en het was aan de volgende.

     

    Zo kwam ik een maand later in het Militair Hospitaal terecht,het is afgebroken nu. En diezelfde morgen al brengen ze me naar een soort martelkamer met allemaal machines in,en ik moet op een tafel gaan liggen,en een soldaat met een witte jas boven zijn kaki broek,dat zal wel een dokter geweest zijn,zeker,en officier,begint me daar van alle kanten op mijn buik te duwen,en als hij daarmee klaar is,kijkt hij me in 't wit van mijn ogen,en zegt -"Ze zijn daar in Mechelen zot geworden,zeker ?".Nu,meneer,daar durfde ik me niet over uitspreken,ik ben per slot van rekening geen psychiater,niet ? -"Liesbreuk,waar halen ze het ?",zei hij beslist.-"En toch...",zei hij,en hij schudde weifelend zijn zware kop,"en toch...enfin,we zullen wel zien".

     

    En ik werd weggebracht,naar een andere vleugel. Ik kwam terecht in een zaaltje met vier bedden En drie daar van waren bezet. Twee jongens zaten op hun bed,en de derde aan een klein tafeltje. En het vierde bed werd het mijne. Dat vertelde de verpleegster me.Ik moest al mij burgerkleren uit doen,en ik kreeg militair ondergoed en een militaire pyama,een blauwe,dat weet ik nog,en drie maten te groot. Daarmee leek ik nu in alle onderdelen op de drie anderen. En aan het voeteneinde van mijn bed kreeg ik een bord met NIM er op en mijn naam.Toen ik zo van alles voorzien was,bracht de verpleegster me naar een kantoortje Daar mocht ik op een stoel gaan zitten,terwijl zij van een rek een grote bokaal pakte,en me dan recht in de ogen keek. Dat konden ze daar blijkbaar allemaal.

     

    Maar die ogen waren toch anders,meneer. Ik kreeg er warempel een droge keel van.Twee zwarte karbonkels,die tot in het putteke van mijn ziel brandden,en er een hoopje smeulende as achterlieten. En rozige kaken er onder. Rond van wezen,zou boer Charel zeggen. En er boven een oerwoud van pikzwarte haren,zoals voorgeschreven bijeengeperst onder een wit mutsje,waaruit hele slierten ontsnapten. En de nodige welvingen waren overvloedig aanwezig,ja. Ik werd waarachtig te laat gewaar dat ze iets gezegd had,maar verstaan had ik het niet.

     

    Toen ik beleefd :-"Pardon" zei,zuchtte ze diep en begon opnieuw. Ik denk dat ze het gewoon was.

     

    -"Je blijft hier 24 uur",zei ze.-"Nuchter. Dat wil zeggen,géén eten. En alleen plassen in deze bokaal hier,niet op het WC. Veel water drinken,we hebben een liter nodig". En ik kreeg mijn bokaal mee.

    Daarmee begon een hoogst ongezellige dag. Als je jong bent is een regime van water en brood erg,meneer,en hier pakten ze je nog het brood af. Goddomme,wat was ik weer begonnen ! Met mijn bokaal naast me en de karaf water op het nachtkastje kroop ik in mijn bed. En het was zelfs nog geen middag geweest.Het uren tellen begon.

     

    -"Een kaartje speulen,jong ?",zei plots een stem naast mijn bed". Daar stond de jongen,die aan het tafeltje gezeten had."Ik heet Naai",zei hij,"en daar zitten de Gille en de Warre.Die zijn van Stabroek,ik ben van Putte,aan de grens. Nouw zijn we met z'n vieren. Kunnen we toch even goed een kaartje speulen als hier ons kast op te vreten,hé".

     

    Hij had natuurlijk gelijk.-"Ik kan het niet zo goed",pruttelde ik tegen". Zeker niet wiezen of zo,twee tegen twee,dan krijg ik altijd naar mijn voeten".

     

    -"Niks van aantrekken,makker",zei Naai,-"bij ons is het ieder voor zich. Bokkenjagen".Er gleed een schaduw over zijn gezicht.-"Alleen spijtig dat we niet voor centen mogen speulen,hier. En voor stekskes ook al niet,die hebben we moeten afgeven,met onze toebak.".Dat was nieuw voor me : ik had geen van beide meegehad.-"Maar we vinden er wel wat op",zei Naai,en hij ging me voor naar het tafeltje. Ik maakte kennis met de Gille en de Warre uit Stabroek. We zetten ons rond de tafel. Vier blauwe pyama's en geen enkele die paste. En alle vier hadden we dezelfde bokaal gekregen.

     

    -"Bij ons speulen ze het zo",ze Naai.-"Geen harten en geen dammen halen. Eén slecht punt per harten en 13 per dam. Dat is 64. Als je een general wil speulen,dat is àlles halen,moet je het niet van tevoren zeggen. Als het lukt hebben de anderen 64 aan hun been. En het is een frank per punt...Begot",onderbrak hij zichzelf,"dat is waar ook. Géén centen. Wat doen we daarmee,zeg ? Je moet toch iets kunnen winnen of verliezen,anders is er niks aan !".

     

    Nee,ik verspreek me niet,meneer,in die tijd waren het natuurlijk nog frankskes.Maar even goed : het mocht niet. En om bij al ons water zonder brood ook nog straf te krijgen,daar pasten we voor.

     

    Naai keek het kringetje rond. We zaten alle vier te zwijgen. Hij schoof zijn stoel achteruit,slefte naar zijn nachtkastje,schonk zich een glas water in,en nam een slok met een vies gezicht. Hij was kennelijk,zoals alle Puttenaren,iets sterker gewend. Zuchtend slefte hij terug naar het tafeltje."We moeten aan die verdomde bokaal denken",zei hij. En meteen liet hij een knetterende vloek horen,sloeg opgewonden het wankele tafeltje bijna aan diggelen,en schreewde -"Ik héb het. De twee met de meeste punten pissen in de bokaal van de twee winnaars! Die moeten tenminste dan wat minder water zuipen!". Hij keek even naar de deur van het kantoortje.-"Maar Schuppen Dam' mag het niet zien",zei hij,-"er zou wat zwaaien!". Zo vernam ik dat de drie zuster Mona,wat haar echte naam was,hadden herdoopt in Schuppen Dam’. Wat gezien haar uiterlijk een perfecte bijnaam was.

     

    En zo voltrok zich mijn lot ! Aan het einde van die dag was mijn karaf water leeg,en mijn bokaal ook nog  Ik kan het niet,meneer. Ik kom bijvoorbeeld de dertiende kaart van ruiten uit en krijg de drie andere dammen op mijn dak. Zo van die dingen. Ik kan het gewoon niet. En na iedere tien spelletjes hing ik mijn plassertje boven de bokaal van de winnaar,ik had toch altijd de meeste punten. Het is zover gekomen dat ik de karaffen van de andere drie ook nog heb moeten aanspreken om nog te kùnnen. Je geraakt leeggeplast,meneer. Ik was blij toen de nachtbel ging en we vóór licht uit in bed moesten kruipen.

     

    Nu heb ik 's morgens nog wel eens moeten plassen,maar bijlange niet genoeg. Mijn bokaal was een triestig geval vergeleken met de andere. En wat stond te gebeuren,gebeurde ook. De zwarte ogen van Schuppen Dam' bliksemden in mijn richting :"Wat heb ik gezegd ?",snauwden die mooie,rode,volle lippen helemaal tegen hun natuurlijke aanleg in.-"In de bokaal plassen,hé? En meneer moest natuurlijk naar het WC,niet ?".Ik ontkende in alle toonaarden. En tenslotte was dat niet gelogen,ik wàs niet naar het WC geweest.

     

    -"Maar onze liter zullen we krijgen !,trilden de ronde kaken,nu een beetje bleek van pure kolère.-"Vandaag gewoon regiem,maar morgenvroeg weer nuchter en 24 uur water drinken. En in de bokaal plassen deze keer,we zullen je léren !".

     

    Wel,meneer,ik kreeg die dag de legerkost te vreten,samen met de drie anderen. Maar die mochten 's anderendaags op rapport,en ik begon aan mijn tweede 24 uur. En alléén,meneer. De drie anderen kwamen na het rapport hun spullen halen,en vertrokken. De twee van Stabroek waren goedgekeurd,maar Naai had de smoor in. Hij was voor één jaar uitgesteld,en zag er tegenop om over een jaar weer dezelfde mikmak mee te maken .Het zou hem leren te prijken met de plas van een ander !.

     

    Er kwan nog een beproeving bij,meneer. Want toen de anderen vertrokken waren kwam Schuppen dam'me vertellen dat ik bij wijze van verscherpt toezicht nooit,zeggen en schrijven nooit mocht plassen zonder éérst te bellen. En je kan het geloven of niet,meneer,maar ze kwam verdorie kijken !.

     

    Ik ga het kort maken,meneer. Ik heb 24 uur water gezópen,en ik heb onder Schuppen dam's zwarte ogen altijd in mijn bokaal geplast. Ik ben geen voet van mijn bed geweken,laat staan naar het WC geweest. En tóch had ik mijn liter niet ! En geloof me of niet,zelfs Schuppen Dam' keek bezorgd.

     

    En toen ben ik weer naar de martelkamer gebracht,en daar hebben ze een spuit van bijna een fietspomp lang in mijn rug gespoten,en foto's gemaakt. En nadien ,terug op mijn kamer,waar inmiddels drie nieuwe gezellen waren aangekomen,kreeg ik wéér de legerkost. Maar met plassen in een bokaal was het goddank gedaan. Toen ik de eerste keer weer boven een pissijn stond,kon ik precies méér dan anders. En de drie nieuwe waren geen kaarters,dat waren meer voetballers,maar dat ging daar niet.

     

    Dan kwam de volgende morgen kwam het rapport. En ik zwans niet,meneer,ik heb het bewijs thuis.De officier-dokter,die eerder van oordeel was geweest dat ze in Mechelen zot waren,ontving me héél vriendelijk. Altijd een slecht teken,meneer. Als dokters en verpleegsters te vriendelijk worden is het mis,geloof me. Die sabelsleper keek me ernstig aan en zei :-"Géén liesbreuk,milicien,maar een nierzakking. Uw rechternier ligt in te weinig vet. En daar kan je een heel goeie militaire dienst mee doen,maar àls er iets gebeurt komen ze hier kijken,en dan ben ik de klos". Het systeem paraplu,je kent dat.-"Het spijt me,maar ik zal je moeten afkeuren !",zei hij. En Schuppen Dam' zei me,voor ik gepakt en gezakt afscheid nam,met een omfloersd stemmetje en getuite lippen :-"Je moet dat goed verzorgen,jongen !".

     

    Het wonder was gebeurd,meneer,ze hadden toch wel iets gevonden,zeker ! En zie me hier nu zitten",en hij klopte op zijn buikje,-"die nier zal nu wel in 'vet zitten,zeker ? En ik heb nooit van mijn leven geweten dat ik nieren had !".De pijp lachte uitbundig,en besloot dat het verhaal een waardig einde moest kennen. Hij wees naat het rek met de 33-ers,en we kregen weer zicht op de hotpants en de billen.

     

    -"Proost",zei ik,en ik hief het glas op de gezondheid van de pijp en zijn nieren,-"Maar er is iets wat ik niet begrijp. Als je die tweede keer dat je 24 uur in een bokaal moest plassen tòch alleen was zonder de kaarters,naar wàt moest Schuppen Dam' dan komen kijken ?"

     

    De pijp knipoogde.-“Naar Schuppen Heer zeker”,zei hij.

     

                     -------------------------------------------------------------

     

    Op dat ogenblik ging de telefoon,die aan het einde van de toog stond. De pijp keek zichtbaar een tikje gespannen naar het toestel. Het paardenstaartje nam de hoorn op,keek naar de pijp,zei :” Allo,café Klaveren Zeven”,en luisterde even. –“Ludwig”,zei ze,”’t is je commandant”.

     

    De pijp liet zich van zijn barkruk glijden en nam de hoorn aan. Zelfs van op drie meter hoorde ik een heel gedecideerde vrouwenstem. De pijp knikte. –“Een savooi”,zei hij,-“ik ben er over een paar minuten mee”. Hij legde de hoorn neer,kwam naar zijn barkruk,dronk zijn glas leeg,betaalde,knikte een beetje scheefweg ten teken van afscheid,en stapte door de deur naar de groentenwinkel op de hoek aan de overkant. Vooe een savooi,dacht ik.

     

    -“En zo gaat dat altijd”,zei het paardenstaartje en ze lachte klaterend. –“Ik heb zijn verhaal al wel honderd keer gehoord. Jaja,hij is met Schuppen Dam’ getrouwd. Twee jaar van zijn leven gespaard ? De rest van zijn leven gevangen,ja. Had hij maar in zijn eigen pot geplast”.

     

    Aan dit laatste zinnetje moest ik denken toen ik,even later,vooraleer naar mijn herstelde fiets te stappen,mijn overtollig bier achter de deur met het mannetje aan het lozen was. Met een schok besefte ik plots dat ook ik niet in mijn eigen potje aan ’t plassen was.

     

    Maar het paardenstaartje kwam gelukkig niet kijken.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    -

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     01-01-2009, 11:09 geschreven door  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    OM DUIDELIJK TE ZIJN : "Vlaaikenstwee" is gewoon een vervolg van "Vlaaikens".Bosman raadt zijn bezoekers aan om eerst de zeven verhalen te lezen,die op "Vlaaikens" staan,nl.1.Getuige ten laste--2.De Beet van de Pirañha--3.Muisje Piep--4.Figaro's Bruiloft--5.Bemin Uw Vijanden--6.De Ziekte van Schmidt--7.De Dames van de Consul.Bosman wenst u een prettige lectuur !

    Foto

    Archief per jaar
  • 2021
  • 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!