(Ik dank dit negende verhaal aan
Joske de Leugenaar. Als hij gelogen heeft,ik ook. Maar in het vruchtbare
fruitdorp tussen grootstad en Kempen zijn er wellicht nóg mensen,die Keulle op
zijn paaltje hebben zien zitten. Het personage is authentiek,evenals Mie,die in
levende lijve het fietsongelukje meemaakte,dat ik beschreven heb.)
HIJGEND van inspanning,het zweet op de slapen en de handen stevig rond
de leuning van de toog geklemd,klom het mannetje ,dat naast mij in café
“Klein verzet” zat ,achter de renners aan de Tourmalet op. Ik zag
hem zelfs één keer de knieën beurtelings opheffen en krachtig neerduwen alsof
er aan zijn barkrukje werkelijk pedalen stonden. Het was duidelijk een
meelevertje,dat kleine, tengere kereltje met een krans van roodgrijze haren rond
een kale kruin. Zijn blik was op het TV-scherm vast geschroefd,en als hij zijn
glas van de toog greep deed hij dat met de rukkerige bewegingen waarmee een
renner zijn drinkbus hanteert. Ik verwachtte elk ogenblik dat hij het lege glas
in een hoek zou kieperen. Weeral honderd gram lichter.
Pas toen de rit ten einde was,en een Spanjaard gewonnen had,kwam hij
tot rust. Hij haalde een zakdoek te voorschijn,wiste het zweet van zijn
voorhoofd en kruin,en stak toen een beschuldigende vinger uit naar het scherm,waar
Michel Wuyts geduldig zat te wachten op
de aankomst van de eerste Belg.
-“Ze kunnen het niet meer”,zei het kereltje.”Rond de
kerktoren rijden,ja,honderdvijftig kilometer voor veel geld,dat wél,ja. Maar de
Tour...”,en hij gooide het Belgische rennerscorps over zijn schouder het
café in.-“In de tijd van Lepe Peer zou het niet waar geweest zijn. Als
Lepe Peer zei dat hij op de Tourmalet de Ronde zou winnen,dan dééd hij dat. In
’36 nog. En in ’37 was het weer zo ver,en dan hebben de supporters
van Lapdebie hem er met stenen uitgekogeld. Maar in ’39 stond hij er weer ! En de Brusselaar dan ?
Die pakte op de Tourmalet in ’69 zeven minuten,en ze hebben hem nooit
meer teruggepakt !”.
Ik knikte. Het kereltje had gelijk. De tijd van Sylveer Maes,die Roger Lapébie
klein kreeg,en Eddy Merckx was voorbij,we hadden geen ronderenners meer. Ik
wenkte de waard en liet onze glazen bijvullen. Het was een zware rit geweest.
-“Toch hebben we een jaar of twintig terug bij ons in ’t
dorp een renner gehad,die het had kunnen worden”,hernam het kereltje,en
hij stak zijn glas even in mijn richting voor hij het tot op de bodem
leegdronk. Hij moest even naar adem happen. –“De haas noemden wij
hem,omdat hij zo rap was. Maar hij heette Karel. Keulle,zeggen ze bij ons in
Werveldonk. Daar woonde ik vroeger. Boven Schoonbeek,ja. Nu woon ik hier
achter,op het plein,bij mijn dochter,op het vierde. En ik mag er niet naar de
Tour kijken,daar kan ze niet tegen”. Hij gooide het hele vrouwelijk
geslacht over zijn schouder op een hoopje bij de Belgische
renners.-“Vrouwen”,zei hij,”vrouwen...Daar is Keulle de Haas
ook aan kapot gegaan. En hij had het kunnen worden,daar ben ik zeker van. Maar
wat die allemaal uitgehaald heeft ! Als ik
moest spreken...”.
Ik liet zijn glas bijvullen,en hij spràk.
----------------------------------------------------------
-“Keulle”,begon het kereltje”was de zoon van een
herbergier,zoals zoveel renners. Maar de meeste ouders beginnen pas een café
als hun zoon al renner is,kwestie van op die manier een centje mee te graaien.
Keulle’s vader was evenwel de vierde of vijfde in rij,herbergiers van
vader op zoon. Hij was bovendien een fietsenmaker. In een dorp als Werveldonk
gaan de mensen in de week niet zoveel op café,daar is geen tijd en geen geld voor. En als je alleen van de
zaterdagavond en de zondag na de hoogmis moet leven...Nee,Keulle’s vader
had zijn werkplaats naast de herberg,en als Keulle het in zijn kop gekregen
heeft om te gaan koersen,dan kwam dat eerder door die werkplaats dan door het
café. Keulle werkte van zijn veertien mee,en als hij achttien was mocht vader
gerust achter zijn toog blijven. Keulle kon de herstellingen in zijn eentje wel
af,en de fiets had voor hem geen enkel geheim meer. En in de werkplaats,niet in
het café,hing hij zijn trofeeën tegen de muur. De palmen en bekers,die hij bij
de nieuwelingen behaalde. En later bij de amateurs. Ja,hij was een van de beste
van het land. En als iemand hem vroeg waarom hij die palmen niet in het café
tegen de muur hing,antwoordde hij ;” Daar hang ik mijn andere bloemetjes
tegen,maar die kan ik alleen maar zien,niemand anders”. En daarmee doelde
Keulle natuurlijk op zijn vele veroveringen bij het vrouwvolk van Werveldonk en
omgeving.
Want Keulle was een knappe kerel,hoor ! Een reus van een vent,op zijn
achttien al. En zoals ze bij ons zeggen,hij was welgeschapen ook. Als er op
zaterdagavond,of op zondag,of met de kermis veel volk in het café was,en het
enige toilet op de koer doorlopend bezet,dan trok Keulle,als hij ook even moest,de
voordeur open en ging aan de overkant tegen de haag van de pastoor zitten. Ook
al omdat hij het met de pastoor voortdurend aan de stok had,maar dat is een
andere geschiedenis. En als hij daar op zijn hurken zat lachten de mensen en
zegden :”Keulle zit weer op zijn paaltje !”.Want daar leek het
op,meneer. Keulle’s jongste broertje reikte zowaar tot op de grond. Het
is eens gebeurd dat een paar meisjes uit een dorp verder ’s avonds nog te
voet naar huis wilden,en dat Keulle zei ;’Kom,ik breng jullie op de fiets
thuis”. En ééntje kroop schrijlings op de bagagedrager,en Keulle tilde
het tweede op de bovenste stang van zijn kader. En pas toen hij de meisjes voor
hun deur afzette,merkten ze dat hij op een damesfiets reed. Je moet niet
vragen...
En wat hebben de snotjongens van Werveldonk hem eens geflikt ? Die
hadden op Keulle’s favoriete plekje tegen de haag van de pastorij een
mussenklem gezet. En die avond moest Keulle natuurlijk gaan hurken. En toen hij
in het donker onwetend de klem beroerde met,nu ja,je weet wel,sloeg die dicht.
Jij en ik zouden uit hurkstand meters hoog gesprongen hebben en gebruld hebben
van de pijn. Keulle niet. Die keek eens omlaag,trok zijn broek voorlopig weer
op,wandelde het café binnen,liet ze weer zakken,en zei :”Kijk nu eens wat
voor rare vogel die snotneuzen gevangen hebben !”. Zo was Keulle,en hij
hield er zelfs geen blauw plekje aan over.
Maar het stérkste verhaal,dat nu nog in Werveldonk wordt verteld,is wat
Keulle eens heeft voor gehad met Mie de Otter,en dat gebeurde niet in het
café,maar in de werkplaats.
Mie de Otter was een vrouw van rond de veertig,die in het hele dorp
bekend stond om haar twee zwakheden,de drank en de mannen. Daar hoeft niet veel
uitleg bij. Mie,die scheel zag--vandaar haar bijnaam,hoewel ik nooit een schele
otter gezien heb--Mie dus was doorlopend een beetje over haar theewater. Nu
weet ik wel dat drank remmend werkt op de potentie,maar bij Mie was daar niks
van te merken,integendeel. Want hoe meer ze binnengoot,hoe minder haar remmen
werkten,bij manier van spreken. In zoverre dat ze het dragen van bepaalde
kledingsstukken ,zoals slipjes bijvoorbeeld,had afgeschaft omdat die alleen
maar hinderlijk werkten bij het beoefenen van haar hobby. Dat is haar eens héél
zuur opgebroken,en niet met de veldwachter,nee,die had geen zin om àlle dagen
een proces-verbaal op te stellen tegen Mie,want dat had hij best gekund. Maar
het was een brave mens,en hij kneep een oogje dicht,en soms alle twee als hij
met één nog te veel zag. Nee,Mie heeft eens veel last gehad met haar fiets,en
daar had haar slipje,of liever de afwezigheid er van,alles mee te maken.
Op een keer werkten haar remmen niet,die van haar fiets dan deze keer.
En ze brengt hem naar de werkplaats van Keulle. En in afwachting van de
herstelling gaat ze het café binnen om daar al vast brandstof op te doen. Want
al had haar fiets daar geen behoefte aan,zij wel. Een achtcylinder kon daar
niet aan tippen. Met als gevolg dat ze flink in de olie was toen ze haar fiets
weer ging ophalen.En nadat ze aan Keulle gezegd had van “het daar binnen
maar op de lei te zetten”,kroop ze
op haar fiets,trapte er flink op los,schoof tien meter verder van haar
pedaals,en belandde met haar intimiteit
vlak op haar kamwiel. Waar geen kettingkast rond zat,het was een oud vehikel. En
als Mie de Otter weer wil rechtkrabbelen,merkt ze dat het niet kan. Want ze
zat,hoe zal ik het zeggen,met haar begroeiing stevig in de ketting vast. En
omdat ze geen andere oplossing ziet,begint ze te roepen. Op Keulle natuurlijk.
En die komt aangelopen,ziet Mie daar zitten,en zijn eerste impuls is natuurlijk
Mie recht te helpen. Maar als hij gewaar wordt dat de fiets mee omhoog komt,en
Mie hoort brullen,laat hij ze vlug terug zakken. En hij krabt in zijn haar,want
zo’n akkefietje heeft hij nog niet voor gehad.
Afijn,Keulle was niet voor niets een goeie fietsenmaker,en op z’n
achttien weet hij ook al heel goed hoe een vrouw gebouwd is,hij heeft onderhand
al figuurlijke bloemetjes genoeg tegen de muur van het café hangen. En dus
haalt hij een moersleutel en maakt het achterwiel los. En als dat tegen de
straatstenen ligt zet hij een blok hout onder de achtervork,anders zakt Mie nog
verder onderuit,en ze brult nu al als een bezetene. En er staan al enkele dorpelingen op te kijken,hoe gaat
dat. En als Keulle naar het kamwiel tast,en daarvoor natuurlijk onder
Mie’s rok moet grijpen,krijgt hij heel wat te horen,dat kun je denken.
Maar Keulle was een vakman. Als het om de fiets gaat toch,ik ben er zeker van
dat hij voor de rest geen belangstelling had. Hij kon er aan elke vinger tien
krijgen,zeg nu zelf,wat zou zo’n jonge kerel bij een wijf als Mie de
Otter gaan zoeken ? Maar je weet hoe de mensen zijn. Er is wat afgelachen om
Keulle en zijn ketting,die dag !
Maar hij kréég ze er af,die ketting. Blindelings,op de tast. En Mie kon
eindelijk recht staan. Mét die ketting natuurlijk,maar die was dan toch niet zo
zwaar als die hele fiets,en Mie is aan de arm van de altijd galante Keulle ,met
gespreide benen en rammelende ketting,naar binnen gesukkeld,en daar heeft ze
zich neergelaten op de stoel,die Keulle voor haar uit het café gehaald had.
En dan zegt Keulle :-“Ik zal de dokter halen”. En dat was
natuurlijk toch wel op rekening van zijn jonge leeftijd te schrijven,denk ik. Want
Mie loenst eens naar hem,en snauwt ;”De dokter ? De coiffeur zeker
!”.En daar ben ik dan aan te pas gekomen,ja. Want ik was de enige kapper
van Werveldonk in die tijd. Er is tegen
mijn pensioen aan een tweede bijgekomen,maar daar hebben we het nu niet over.
En ik was net begonnen een klant te knippen als Keulle komt
binnenvallen.-“Jaak”,zegt hij,want zo heet ik,Rappe Jaak noemden ze
mij in Werveldonk omdat ik binnen het kwartier een klant kon scheren en
knippen,-“Jaak,direct meekomen”. En nee,er was geen tijd om die
klant eerst af te werken. Dus begreep ik dat er iets bijzonders aan de hand
was,ik dacht aan een overledene scheren ,daar moet je ook rap bij zijn. En ik
verontschuldig me bij mijn klant,scharrel mijn gerief bijeen,en als ik in de
werkplaats kom zie ik het lijk zitten. En ik lach nog :”Knippen of
scheren ?”. Maar als Mie de Otter haar rok optilt,en ik haar,nu ja,haar
baardje zal ik maar zeggen van dichtbij bekijk,zie ik dat de ketting veel te
dicht tegen de huid zit om te kunnen knippen. En als ik zeg :”Daar krijg
ik mijn schaar niet tussen”,zegt Mie giftig ;”De rest wel,zeker
?” En al was ik op mijn teen getrapt,ik vraag een kommetje warm
water,grijp mijn kwast en mijn scheerzeep,en twee minuten later was Mie van
haar ketting verlost. Envan haar baardje ook,ja.
En als ze overeind komt,en Keulle van pure opluchting in een daverende
lach schiet,grijpt Mie de ketting,slingert die naar Keulle z’n kop,en de
ketting draait zich netjes twee keer rond zijn
nek,en precies onder zijn kin zit een pluk zwarte haren als een
vlinderdasje op zijn hemd.
En dat is de enige wielertrofee die hij ooit in het café tegen de muur
gehangen heeft !
-------------------------------------------------
Het kereltje lachte hinnikend,een paardenlachje,en greep zijn glas
beet. Het rukkerige van tijdens de klim naar de Tourmalet was er niet meer bij.
Hij dronk nu rustig,als een renner die op het podium staat en een blikje cola
aangereikt krijgt. Ik bestelde nog twee pintjes,en hij wierp weer een hand over
zijn schouder. Mie de Otter belandde bij de andere vrouwen en de Belgische
renners tussen de tafeltjes achter ons.
-“Maar ik moet zeggen,Keulle wàs een goede
renner”,vervolgde de kapper van Werveldonk zijn verhaal.”En zonder
die Ronde van Italië zou hij het ver geschopt hebben,zeker weten !.
Maar ja,dat jaar had Keulle voor het eerst een Italiaanse sponsor,en
die wou hem in de Giro voor amateurs,zeker nadat hij een rit gewonnen had in de
Ronde van België. En dus trok Keulle naar ginder. En ze waren nog maar een paar
ritten ver,of we lezen zijn naam in de krant tussen de opgevers. Zo maar !
Ergens stond in het verslag dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen. Onze
Keulle en darmstoornissen ! Hij had er anders nooit last van gehad,vraag het
maar eens aan de pastoor,die had de bewijzen dikwijls genoeg tegen zijn haag
zien liggen. We dachten daar zo het onze van. En dat beterde niet toen Keulle
gewoon niet terug naar huis kwam ! Natuurlijk heeft zijn vader achter de toog
van zijn café uitleg moeten geven. Maar die zei alleen maar dat Keulle ginder
een zaakje gedaan had. Hij had een oude boer uitgekocht en was druiventeler
geworden. Wijnboer,ja ! En een paar maanden later is de herberg enkele dagen
gesloten gebleven. Keulle’s vader was naar Italië,en toen hij terug was
wist die te vertellen dat Keulle ginder getrouwd was. En Werveldonk heeft hem
nooit teruggezien.
Maar ik wél,ja.
Want verleden jaar,nee,twee jaar geleden trek ik met mijn dochter en
haar man en mijn kleinzoon met de caravan op verlof naar het Garda-meer. En we
hebben daar best een gezellige tijd gehad. Met veel zon en zwemmen,en de
Bardolino was er lekker,ja. En op een dag komt mijn kleinzoon aan mijn oren
staan zagen. Of Bompa met hem geen eindje wou gaan fietsen. Naast de camping
had hij een fietsenverhuurder ontdekt,en de jongen wou zo graag eens een berg
oprijden. Nu ben ik natuurlijk niet meer van de jongste,maar met een goede
fiets en een versnelling of tien zie ik tegen die molshopen rond het Garda-meer
niet op,hoor ! Dus wandel ik met een pak lires en met mijn kleinzoon naar die
fietsenzaak,een stalling eigenlijk met een kleine werkplaats er naast,en als we
er binnen komen staat er een man in overall me vragend aan te kijken,en ik zeg
tegen mijn kleinzoon :”Nu Jan,zeg jij het maar hoor,ik ken geen Italiaans”.
En die man lacht eens en zegt :”Jaak,zeg het maar in ’t Vlaams,ik
versta het nog wel”. En ik kijk eens goed in ’t wit van zijn
ogen,en daar stond Keulle de Haas,ja !
Tja,was me dat verschieten ! Il zeg :”Keulle,verdorie,wat doe jij
hier ? En de wijngaard ?”-“Jaak”,zegt hij,”dat is een
lang verhaal. Ga nu maar eerst eens lekker langs het meer peddelen. Zie je
ginder dat terrasje ? De Romagna,juist. Wel,daar ga ik na sluiting een glas
drinken. Als je zin hebt...”.
En of ik zin had ! Diezelfde avond zitten Keulle en ik met onze benen
onder tafel op het verlichte terras,en die keer dronk ik geen Bardolino,nee.
Een halve liter Löwenbrau,een mezzo zeggen ze ginder,met een mooi kraagje er
op. En Keulle dronk hetzelfde. Die had thuis wijn genoeg en misschien had hij
heimwee naar het bier dat zijn vader tapte.
En hij is aan het vertellen gegaan. En het was allemaal de schuld van
het paaltje,ja ! Maar daar hoort een woord uitleg bij,als je nooit zelf
gekoerst hebt toch. En ik heb het uit de bek van het paard zélf.
Wel,vroeger,kort vóór en na de oorlog,als een renner in koers moést,je
weet wel,dan liet die zich uit het peleton zakken,en van op de fiets...,jawel.
Er waren toen nog geen TV-cameras en drommen volgers,dus dat kon. Maar toen er
een paar na hun boodschap de aansluiting gemist hadden,omdat net op dat
ogenblik hun concurrenten gaan jagen waren,keerden ze het zaakje om. Ze
demarreerden,staken hun hand omhoog ten teken dat het niet menens was,maar dat
hun nood hoog was,en het stel achter hen wachtte rustig af. Dat ging ook weer
mis omdat het handje soms omhoog ging als de man niet moest stoppen,en die was
dan foetsie,en rappe jongens die hem weer konden grijpen.
En zo is dan de sanitaire stop gekomen. De renners legden het zaakje
min of meer stil,en iedereen de pot op,samen uit samen thuis. Een regeling die
alle moeilijkheden moest vermijden.
Behalve die van Keulle de Haas natuurlijk.
Want toen in die fameuze rit van de Ronde van Italië voor amateurs de
renners een stop inlasten,duikelde Keulle met de anderen een wijngaard in. En
is hij vérder gelopen dan de anderen ? Hij wist het niet.. Maar het feit was
dat hij “op zijn paaltje zat” toen hij achter zich een geluid
hoorde. Hij dacht eerst nog dat het de echo was,maar de bergen waren te ver
weg. En toen hij zich omkeerde zag hij het sierlijk gevormde achterwerk van een
boerinnetje,dat aan het wieden was
geweest en het niet nodig had gevonden om even terug naar de boerderij te
lopen. En het boerinnetje zag hém. En toen het peleton al lang terug vertrokken
was lag Keulle’s fiets eenzaam in de greppel langs de baan. En als de
krant schreef dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen was dat dus niet
helemààl fout.”.
-“En hij is met het boerinnetje getrouwd en heeft de wijngaard
overgenomen”,zei ik.
-“Juist”,zei het kereltje,”maar dat trouwen is nà de
wijngaard gekomen. En toen vroeg ik hem wat hij daar in die fietsenzaak naast
de camping kwam doen. –“Wel”,zei Keulle,”ik heb een
paar jongens lopen,de jongste is twaalf. En in de verlofperiode is het toch
maar wachten op de oogst. Dan kunnen Ottavia en de jongens het werk wel aan.
Het is hier trouwens maar een half uurtje vandaan. En dan hou ik hier het
zaakje open. Het brengt een aardige cent op. Maar daar doe ik het niet voor. Ik
doe het,nu ja,om iets goed te maken”.Hij keek me aan.-“Tegenover de
fiets” zei hij,en ik zag verdorie dat hij het moeilijk had.
En toen het verlof voorbij was,en we de camping verlieten,ben ik nog
even goeie dag gaan zeggen. En weet je wat hij me nariep ?-“Breng volgend
jaar Mie de Otter mee”,riep hij,”ik heb fietsen genoeg zonder
kettingkast. En als jij dan in de buurt bent met je kwast en je
scheerzeep...”. En hij stond dubbel geplooid van het lachen toen we
wegreden.
----------------------------------------------------------
Het kereltje hinnikte weer,en dronk zijn glas leeg. Toen werd hij plots
ernstig.
-“Weet je”zei hij,”ik heb tijdens de terugreis zitten
piekeren. Er was in heel die fietsenstalling en die werkplaats geen toilet te
bekennen. Maar er was een bos aan de overkant. Zou hij in het bos...?”
Ik knikte. Ik dacht van wel. Het gebeurt meer,in Italië.
-“Dan moet Ottavia maar oppassen” zei hij.