Vroeger bezocht ik het liefst van alles de school van directeur Appelboom. Het was daar de hemel op aarde. Appelboom liet geen vreemde indringers binnen in zijn school, alleen maar kinderen van eigen bodem. Zoals in de appelgaard van Eden waar alleen Adam en Eva mochten vertoeven.
De school van Appelboom was omringd door tuinen en boomgaarden. Omheiningen en poorten zaten hermetisch op slot met prikkeldraad en stevig hekwerk. Vreemde indringers werden geweerd.
Net zoals in de dierenwereld beschermde Appelboom zijn eigendommen en bepaalde zelf wie in zijn school binnen mocht en wie niet. Zijn territoriumafbakening leek op wat beestjes doen bij zelfbescherming: grenzen sluiten! Om overrompeling te voorkomen door vreemde snuiters die het imago van zijn school besmeuren door gulzig mee te willen snoepen van de sappige appels in de appelgaard, zijn tuin van Eden!
Omdat Appelboom zijn eigen volk zo goed beschermde tegen slechte invloeden van buitenaf, mocht hij na zijn dood onvoorwaardelijk binnen in het hemelse paradijs, waar hij nu zit te genieten van verleidelijke engeltjes waarmee hij in zijn hemelbed stoeit. Eigenlijk is de hemel een oord van zinnelijk genot en sensuele geneugten. Eindeloze bacchanalen en uitzinnige orgieën wisselen elkaar af. Boordevolle bekers met bloedrode wijn, ontelbare biervaten, en kostbare trappistenbieren... Enkel verkrijgbaar in de hemel. En enkel voor de verdedigers van eigen volk!
Terwijl de losbandige feestelijkheden aan de gang zijn, houdt Sinte Pieter de wacht bij de hemelpoort, gewapend met riek en schotkanon, om alle ongewenste bezoekers terug naar de aarde te kapatapulteren, of liever nog naar de hel. De hemelgrenzen moeten bewaakt worden om hemelse eigenheden te beschermen. Sinte Pieter zag de aardse chaos, hij zag overal grensopeningen, spleten en kieren waarlangs vreemd gespuis zich binnenwurmde op zoek naar een luilekker leventje. Hij zag Europa zo lek als een zeef, klaar om in beslag genomen te worden door alle merken van buitenlanders. Laat het niet gebeuren zoals op aarde waar open grenzen allesvernietigend werkt, zo redeneerde Sinte Pieter, geen welkomstbordjes en geen kom-maar-binnen-onthaal.
Onze samenleving is er voor ons alleen en die hoeven we niet te delen met anderen die zonder bagage hier komen aanstranden en niets te bieden hebben, en totaal niets bij zich hebben om ons te verrijken. Wij zijn rijk op onszelf, wij hebben geen behoefte aan 'verrijkers', laat ze zelf hun boontjes doppen. Wij hebben onze samenleving zelf en alleen opgebouwd, zonder 'verrijking' van buitenstaanders die er enkel op uit zijn om mee te smikkelen van een kant-en-klare maatschappij ineengeknutseld door eigen volk. En al die rijkdom en kostbaarheden moeten we kost wat kost beschermen tegen vijandelijke invloeden die ons naar onze ondergang leiden.
|