|
Ik heb vandaag mijn hart al opengesteld voor een poesje van de buren. Ik heb het eten gegeven, aaitjes gegeven, ik heb het geknuffeld en gestreeld. De emoties waren wederzijds. Poesjes zijn vlug tevreden en komen met die uitingen van genegenheid wel een hele dag toe. Soms gebeurt het toch dat het poesje 's namiddags nog een aaitje wilt komen stelen. En dan voel ik me schuldig als het me niet vindt, waar ik ook ben.
Vanochtend heel vroeg kwam 'poeske', zo noem ik haar, door de regen naar me toe getrippeld. Ik veeg dan eerst haar pelsje droog, terwijl ze uitnodigend haar kopje omhoog houdt en op haar achterste pootjes gaat staan. Klaar om gestreeld en geknuffeld te worden. Ondertussen bedenk ik wat ze vandaag zou lusten. Garnalen, zalm, witvis of tonijn? Alle vier tegelijk dan maar, en alle vier in een sausje. Ik haal mijn poezenservies tevoorschijn en spreid de malse brokjes uit over de vier bordjes. Terwijl ik haar bordjes klaarmaak, schuifelt ze ongeduldig langs mijn benen en vraagt zich af waarom het niet wat vlugger kan. Ze geeft ook likjes met haar tong op mijn handen, als teken van dankbaarheid. Daarna gaat ze wachten onder het afdakje waar ze beschut kan genieten van haar koud buffet. Als ze klaar is, kauwt en lekt ze nog wat na, en verdwijnt dan onmiddellijk. Wandelt verwaand weg met haar snoet in de lucht. Geen mens doet haar dat na. Ze gunt me geen blik meer. Het is uit met de liefde. Zou de liefde van een kat ook door de maag gaan?...
|