In de Indiculus superstitionum et paganiarum uit de achtste eeuw werd de verering bij heilige plaatsen (zoals bij bomen en in bossen), net als andere heidense gebruiken, verboden.
Toen de christelijke kerk in de vroege middeleeuwen begon met de kerstening (het historische bekeren, vaak massaal, van niet-christelijke (veelal heidense) volkeren tot het christendom) van Nederland en België werden vele heilige bomen omgehakt.
Het hout werd vaak gebruikt voor de bouw van de kerk of kapel, ook werden er beelden van gemaakt (vaak Maria-beelden of kruisen).
Eén van de bekendste boomheiligdommen is de Donareik, deze werd gerooid in opdracht van Bonifatius.
Een schilderij uit 1737; Bonifatius houdt toezicht terwijl de al gekerstende franken de Donareik bij Fritzlar vernietigen, om zo de germaanse bevolking (de Chatten) te bekeren tot het christendom
auteur: Irmgard vrij foto
Soms bleef de boom zelf behouden, dan plaatste men vaak een kruis, beeld of kapelletje bij (of in) de boom om op die manier de bevolking te kerstenen.
Later werden opnieuw pogingen gedaan de verering bij het boomheiligdom tegen te gaan, door het beeldje te verplaatsen naar een kerk in de omgeving.
Dit had meestal niet het gewenste effect.
De Major Oak van Sherwood Forest
auteur: Dalli vrije foto
Er zijn nog enkele tientallen heilige bomen overgebleven vooral in de zuidelijke delen van Nederland en België, enkele opvallende exemplaren zijn:
- Heilige eik van Den Hout, bij Oosterhout
- Lapjesboom te Overasselt (koortsboom)
- Spijkerbomen van Yde (breukenbomen)
- Koortsboom te Breda, in het Liesbos
- Heilige Eik van Heusden in België
- Lieve Heerboom op de grens van Kortessem en Wellen, een zomereik uit 1200 met ooit stamomtrek van 9,58 m tot hij in een storm werd geveld en er enkel een linker scheut van overbleef.
- Achtzalighedenboom bij Lille, deze grove den had oorspronkelijk 8 stammen en wordt de opmerkelijkste boom van België genoemd.
- Duizendjarige eik in de omgeving van Lummen.
- Onze-Lieve-Vrouwe ter Eik, Meerveldhoven, hier is de kapel over de boom (met Maria-beeld) heen gebouwd.
- Heksenboom, Sint Anthonis
De beroemdste boom van Frankrijk bij Allouville-Bellefosse, in de boom zijn twee kapellen waarvan de bovenste met een wenteltrap te bereiken is
auteur: Ji-Elle vrije foto
Er zijn vele volksverhalen over de wonderbaarlijke verschijning van Maria-beelden, die in de boom werden geplaatst.
Wanneer de beelden verplaatst werden, kwamen ze op mysterieuze wijze weer naar de oorspronkelijke plek terug.
De plaatsen werden vaak een bedevaartplaats, nog altijd trekken de boomheiligdommen vele belangstellenden.
Zomereik uit de 9e eeuw, Allouville-Bellefosse, dit is de beroemdste boom van Frankrijk, er zijn twee kapellen gemaakt - de bovenste is bereikbaar via een wenteltrap rond de boom.
Ook als het boomheiligdom inmiddels verdwenen is, kun je vaak aan namen herleiden dat er ooit sprake was van een heilige boom.
- Kapel van de Beukenboom, Lummen , eerder was er een Maria-beeld in de holte van een beuk aanwezig, nu is er alleen nog een (bewoonde) kluis en kapel op deze plek te vinden (het hoogste punt in de gemeente). De Duizendjarige eik staat hier niet ver vandaan.
- Kapel van de Heilige Eik, landgoed Baest vlakbij Oirschot, eerder was er een Maria-beeld in de eik geplaatst, het was volgens de verhalen een koortsboom. In de huidige kapel staat een kopie van dit beeld. Het originele beeld staat in 's-Hertogenbosch. De eik staat op de vlag en het wapen van de gemeente Oirschot.
- Bergeijk, Echa (1137), Eik of Eikelberge.
- Jezus-Eik in Overijse
- Esdonk met de Spijkerkapel
- Mariabeeld Onze Lieve Vrouw van Eiteren, Eiteren, een kopie van Onze Lieve Vrouw van Eiteren is bij de reconstructie van de fundering van de kapel geplaatst.
- Mariakapel op de Speelberg in Linden, hier hing eerder een Mariabeeld aan een boom.
- Kapel Onze Lieve Vrouw ter Eecken bij Hulst
- Scherpenheuvel, tegenwoordig staat er een basiliek op de plek van de eik
- Onze Lieve Vrouwe van Schilbergkapel, Schilberg
- Onze Lieve Vrouw van Handel, Handel, dit beeld werd gevonden aan een doornstok
- Gerlachus van Houthem, leefde als kluizenaar in een holle boom in Houthem. Tegenwoordig is er een kerk op deze plek, het gebeente van de kluizenaar is in de reliekschrijn opgeborgen.
- De bedevaartsplek Heiloo (Heilig bos) met Onze Lieve Vrouwe ter Nood
- Holywood (Heilig bos) in Noord-Ierland
Boomheiligdommen zijn de heilige plaatsen, of cultusplaatsen, van verschillende bevolkingsgroepen verspreid over de hele wereld.
Bij deze heilige bomen komt en kwam men om de goden te vereren, te bidden of te offeren.
Deze plekken werden meestal bezocht als heiligdom, maar vaak ook vonden belangrijke bijeenkomsten (zoals rechtspraak) plaats bij het boomheiligdom.
In Europa waren het de Kelten en Germanen, waaronder de Saksen, die heilige bomen hadden alwaar ze hun rituelen uitvoerden ten behoeve van hun religie.
De Kelten gebruikten vooral de eik en de linde die ze als heilig zagen, Linde is nog altijd een veel voorkomende plaatsnaam.
Ook bij de Grieken en Romeinen kende men heilige bossen en bomen, zoals de Zeuseik van het Orakel van Dodona (gewijd aan Zeus Naios en de moedergodin) en de twee lotusbomen bij de tempel van Juno Lucina.
Engels : Sacred grove Duits : Baumkult Frans : Bois sacré, bosquet sacré
De vreemde zomereik en zijn kapel op Les Brieux heuvel.
La Gleize (België)
auteur: Jean-Pol GRANDMONT CC 3.0
Nog altijd zijn de indrukwekkende bomen in het landschap te ontdekken, vaak staan ze op het hoogste punt in de omgeving.
Er zijn vele vermeldingen over boomheiligdommen die door brand (blikseminslag) of een storm zijn geveld, vaak echter loopt de schijnbaar dode boom daarna toch weer uit.
In India zijn ook heilige bomen waar lappen stof en kledingstukken in worden gehangen, waarmee men genezing probeert te vragen.
Ook op Bali zijn heilige bomen aanwezig, ook hier worden lappen stof rond (en in) de boom gehangen en er worden dagelijks offers achtergelaten.
Osun-Osogbo is het laatst overgebleven heilige bos van het Yoruba-volk in Nigeria en is opgenomen op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Een boomheiligdom heeft veel overeenkomsten met een totempaal.
Sri Maha Bodhi (Sri Lanka), uit de derde eeuw voor christus
De oudste gekende boom op aarde
auteur: Hu9423 CC 2.5
Nog altijd spelen de emoties hoog op als belangrijke bomen in het straatbeeld met de kap worden bedreigd.
Toen de Anne Frankboom door ziekte niet te redden zou zijn, kwamen er hevige protesten.
De kap werd uitgesteld en de boom is behouden door enkele aanpassingen aan te brengen.
Helaas is de boom op 23 augustus 2010 door harde windstoten alsnog geveld.
Bomen worden in het algemeen als belangrijk gezien, in het regenwoud worden (vooral grote) bomen nog dagelijks gekapt, de bossen worden uitgedund maar het zal vele eeuwen duren voordat er weer bomen staan zoals degene die worden gekapt.
Er ontstaan echter steeds meer protesten dat de verdragen voor het behoud van het regenwoud worden geschonden, vaak is de lokale bevolking niet opgewassen tegen de machtige multinationals.
Duizendjarige eik in Lummen (België)
In deze boom is een beeld geplaatst
auteur: Sonuwe CC 3.0
Er zijn specifieke benamingen van boomheiligdommen, waaronder:
Koortsboom of lapjesboom (boom voor genezing van een ziekte) Breukenboom of spijkerboom (boom voor genezing van een breuk) Heilige Eik, deze benaming komt / kwam op vele plaatsen voor Kroezeboom, deze grensboom werd ook als heiligdom beschouwd Kinderboom, geeft pasgeboren kinderen hun ziel Donareik, deze benaming kwam op vele plaatsen voor en verwijst naar Donar, de West-Germaanse benaming van dondergod Thor Wensbomen, zoals de Lam Tsuenwensbomen
Sinds het begin van de 19e eeuw wordt de wortel van de boomhei gebruikt voor het fabriceren van pijpen (pipes de bruyère).
Dit vanwege de hardheid en hittebestendigheid van het hout.
Ook laat het hout zeer weinig smaak achter in de rook.
Het hout is lichtbruin tot bruin, vaak mooi roodachtig.
Het hout wordt tegenwoordig ook gebruikt voor het maken van sieraden.
Het boomblauwtje (Celastrina argiolus) is een dagvlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.
De soort komt algemeen voor in Nederland en België en is in Europa niet bedreigd.
De soort komt verspreid over het Nearctisch, Palearctisch en het Oriëntaals gebied voor.
De soort is te vinden op hoogtes tot 1900 meter boven zeeniveau.
Gelijkende soorten zijn het staartblauwtje (Cupido argiades).
Engels : Holly Blue Duits : Faulbaumbläuling Frans : l'Argus à Bande Noire
Oude Nederlandse naam : hulstblauwtje, klimopblauwtje, vuilboomblauwtje, zilverblauwtje
Celastrina: kelastra = een struik, waarschijnlijk de hulst, de veronderstelde waardplant van deze soort.
argiolus: argiolus is een verkleinwoord van argus, kleiner dan de vorige soort in de lijst van vlindersoorten.
Argiolus is dus kleiner dan P. icarus maar groter dan P. argus.
In Nederland en België is de soort zeer algemeen en wijdverbreid.
In open gebieden op kleigrond is de soort iets minder aanwezig
Celastrina argiolus (vrouwtje)
auteur: Loz (L. B. Tettenborn) CC 3.0
De waardplanten van de vlinder zijn diverse struiken, onder andere klimop, hulst, vlinderstruik, struikhei, vuilboom, kornoelje, grote kattenstaart, wegedoorn en kardinaalsmuts.
Het boomblauwtje vliegt in Nederland en België in twee generaties per jaar.
De eerste generatie van april tot juni en de tweede generatie in juli, augustus en begin september.
Soms is er een derde generatie die vliegt van eind augustus tot halverwege oktober.
De uiterste vliegdata zijn 8 maart en 28 oktober.
Rups: half mei-eind juni en begin augustus-eind september.
Jonge rupsen eten van de bloemknoppen of de vruchten van de waardplant, grotere rupsen eten soms ook van de bladeren.
De verpopping vindt plaats in de strooisellaag of in een schorsspleet; de soort overwintert als pop.
De eieren worden één voor één afgezet op de bovenste takken van de waardplant.
Het boomblauwtje is een mobiele vlinder die regelmatig zwerft.
In Groot-Brittannië is zelfs trek van deze soort waargenomen.
De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van bloedende bomen en nectar;
soms worden ze drinkend bij plassen of uitwerpselen gezien.
De vlinders vliegen meestal vrij hoog in de toppen van bomen en struiken.
De vleugels van mannetjes zijn aan de bovenzijde vrijwel geheel fel lichtblauw met een smalle zwarte rand, terwijl de vrouwtjes een brede zwarte band langs de voorvleugels hebben.
De franje is wit, bij de voorvleugel zijn er enkele zwarte onderbrekingen.
De vlinder is met name goed te herkennen aan de zilverwitte tot lichtblauwe onderzijde van de vleugel waarop zwarte stippen te zien zijn.
Verder vliegt deze vlinder niet of nauwelijks dicht bij de grond (beneden 50 cm hoogte), dit in tegenstelling tot vele blauwtjes.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- De Vlinderstichting/Werkgroep Vlinderfaunistiek, 2008. Vlindernet, versie 2 http://www.vlindernet.nl/
- tinternet
De boom van Pythagoras is een fractal bedacht door de Nederlandse wiskundeleraar Albert E. Bosman in 1942 en werd vernoemd naar Pythagoras vanwege de driehoeksverhoudingen met de kenmerkende rechte hoek.
De fractal wordt opgebouwd door vierkanten en lijkt op de vorm van een dwarsdoorsnede van een broccoli of bloemkool.
Albert Bosman was een electrotechnisch ingenieur die door de duitsers aan het werk was gezet om onderdelen voor duikboten te ontwerpen.
Hij wou weten wat er zou gebeuren als je steeds een vierkant en een driehoek neemt en dan op de zijkanten van de driehoek een nieuw vierkant en driehoek zou teken.
Engels : Pythagoras tree Duits : Pythagoras-Baum Frans : L'arbre de Pythagore
boom van Pythagoras
auteur: Hmilch
De bouw van de boom van Pythagoras begint met een vierkant.
Op dit vierkant worden aan de onder een hoek van 45 graden vervolgens twee kleinere vierkanten gezet.
Deze kleinere vierkanten zijn een lineaire factor ½√2 kleiner dan het basisvierkant.
Zo valt een hoek van het linkervierkant samen met een hoek van het het rechtervierkant.
Dezelfde procedure wordt vervolgens ad infinitum ("tot in het oneindige") recursief toegepast op steeds weer nieuwe vierkanten.
Herminia: herminia is een latijnse vorm van het Franse herminé, met doorntjes van hermelijn, naar de haarplukjes op de poten die vergeleken worden met hermelijnen kragen op mantels. Deze naam had aanvankelijk de status van familie.
grisealis: griseus = grijs, naar de grondkleur van de vlinder
Een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt.
De waardplanten zijn diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, berk, els, meidoorn, hazelaar, gewone vogelkers, braam en bosrank; ook afgevallen blad.
De vliegtijd is van begin mei-half augustus in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot begin oktober.
De vlinders vliegen vanaf de schemering en bezoeken bloemen; ze komen zowel op licht als op smeer.
Overdag zijn de vlinders gemakkelijk op te jagen.
Rups: juli-oktober.
De soort overwintert als pop in een cocon in een schorsspleet of in de strooisellaag.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- De Vlinderstichting/Werkgroep Vlinderfaunistiek, 2008. Vlindernet, versie 2 http://www.vlindernet.nl/
- tinternet
Een boogslag is in de kano- en kajakwereld een peddeltechniek die bijvoorbeeld gebruikt wordt om een bocht te maken.
Bij solovaren wordt de peddel zo ver mogelijk naar voren vlak naast de boot in het water gezet en met een zo ruim mogelijke boog helemaal tot tegen de achterkant van de boot doorgetrokken.
Met name het eerste en laatste stukje van de slag laten de boot van koers veranderen.
Bij een dubbelbladige peddel kan naar keuze vervolgens aan de andere zijde van de boot een normale slag gemaakt worden of direct meerdere boogslagen aan de zelfde zijde.
De sturende werking kan sterk ondersteund worden door middel van opkanten.
Indien de bocht nog scherper moet kan aan de binnenzijde van de bocht een remslag gemaakt worden, de peddel wordt dan ter hoogte van de heup in het water geplaatst en een klein stukje naar voren geduwd, het nadeel is dat de boot dan vrijwel tot stilstand komt.
De achterwaartse boogslag bestaat ook, de beweging is exact tegengesteld aan de voorwaartse boogslag.
Door afwisselend voorwaartse en achterwaartse boogslagen te maken is de kano/kajak te keren op de plaats.
Ook keren op de plaats is te ondersteunen met opkanten door de kant waar de peddel is omhoog te brengen.
Een achterwaartse boogslag tijdens het varen levert makkelijk blessures op en wordt dus bij het kajakvaren nooit gebruikt.
Wel is het mogelijk de peddel achter in te steken en als (hek)roer te gebruiken, wat in feite een stationair uitgevoerde achterwaartse boogslag is.
In een golfdal heeft een boogslag nauwelijks effect, boven op een golf wel.
Met wind en golven mee is koers houden de belangrijkste uitdaging, dan zijn de meeste slagen boogslagen, afgewisseld met hekroertjes links of rechts.
Veel voorkomende fouten:
- Peddel wordt te niet ver genoeg naar voren ingestoken
- Peddel wordt pas op ¼ van de beweging ingestoken
- Blad komt kort langs de kajak af (geen boog)
- Blad niet voldoende in het water
- Niet nakijken van de peddel; slag wordt niet afgemaakt.
Door afwisselend een correcte voorwaartse en achterwaartse boogslag te maken kun je je kajak op zijn plaats rondjes laten draaien.
De boogschuttersparadox is een paradox over het afschieten van een pijl met een boog, waarbij de punt van de pijl naast het geometrisch centrum van de boog rust (dat is het punt waar naartoe de pees de pijl zal duwen bij loslaten).
De boogschuttersparadox redeneert als volgt.
Blijft de pijl volmaakt recht, dan zal hij door het handvat van de boog uit de koers worden gedwongen naarmate de schacht van de pijl verder langs de boog schuift bij het afvuren, zodat de pijl links van het mikpunt terecht zou moeten komen (bij rechtshandige schutters die met de rechterhand spannen en langs de linkerrand van de boog schieten).
In werkelijkheid gebeurt dit echter niet, omdat de pijl door de kracht van de pees iets wordt gekromd, waardoor hij om de boogstaaf heen vliegt.
Om dit proces optimaal te laten verlopen moeten de spankracht van de boog en de stijfheid en massa van de pijl en de pijlpunt op elkaar afgestemd zijn.
Hier volgt een summiere beschrijving van de verschillende soorten wedstrijden.
Geschoten wordt op een blazoen (een ronde schijf met verschillende kleuren) of op dierfiguren.
♠ 25 meter - 1 pijl = 25 × 1 pijl schieten op 25 meter.
♠ indoorschieten: 18 meter, 30 pijlen.
♠ shortmetric: 50 en 30 meter, per afstand 36 pijlen.
♠ outdoorschieten: (ook wel een FITA-wedstrijd genoemd) dames en jeugd 30, 50, 60 en 70 meter; heren 30, 50, 70 en 90 meter, per afstand 36 pijlen. Er worden ook jeugdFITA's georganiseerd met andere afstanden: 60, 40 en 30 meter.
♠ veldschieten: een parkoers van 24 doelen met verschillende afstanden waarbij de helft onbekende afstanden is en de helft bekende afstanden.
♠ animalronde: deze doelen zijn meestal gemaakt in de vorm van een afbeelding van een dier op een blazoen. De doelen staan verspreid in bijvoorbeeld een bos of veld over een af te lopen route.
♠ 3D-ronde waarbij op 3-dimensionale dieren (van kunststof of andere materialen) wordt geschoten. Meestal 32 doelen.
♠ clout: schieten op een "clout" (een cirkel op de grond met een paal in het midden) waarbij afstanden tot 165 meter worden geschoten.
♠ ski-arc: De biatlon maar dan met pijl en boog
♠ run archery: een combinatie van hardlopen en handboogschieten.
het doel (blazoen) bij boogschieten
auteur: Wilfried Wittkowsky CC 3.0
Naast het schieten op doel bestaat er ook het schieten op de wip.
Men onderscheidt hierin twee disciplines.
De liggende en de staande wip.
In beide disciplines dient de schutter een blokje van een pin te schieten.
Hiervoor worden pijlen met een brede top gebruikt.
In Vlaanderen worden schuttersverenigingen vaak "maatschappijen" of "gildes" genoemd.
Sommige nog steeds bestaande gildes werden al opgericht in de middeleeuwen.
Zij werden ingeschakeld bij de verdediging of beveiliging van de stad.
Deze gildes hebben vaak een rijke traditie en geschiedenis.
Van het Sint-Sebastiaans Gilde in Torhout, een kleine provinciestad in West-Vlaanderen (België), zijn er vermeldingen teruggevonden over deelname in de "Gulden Sporenslag" die op 11 juli 1302 plaatsvond.
De technologische vooruitgang heeft ook in het boogschieten voor veel veranderingen gezorgd.
Door het gebruik van kunststof, aluminium en composietmaterialen zoals koolstofvezel is de boog van vandaag lichter, sterker en accurater dan vroeger.
rubberen doel bij de animalronde
auteur: D.Geritz vrije foto
Verschillende bogen :
Longbow - een vrij lange, grote boog zonder vizier en andere extra's. Barebow - een "gewone" boog zoals de recurve maar dan zonder extra's als vizier en stabilisatoren. Recurveboog - een "gewone" boog waarbij de latten van de boog in ongespannen toestand naar voren zijn gekruld, daarnaast heeft een recurveboog in ieder geval een vizier en soms nog stabilisatoren. Compoundboog - een "hightech" boog met katrollen zodat de pees bij geringere booglengte toch ver kan worden uitgetrokken. Vrijwel altijd is de constructie zodanig dat er tijdens het uitrekken een krachtmaximum (piek) gepasseerd wordt, waardoor de kracht die nodig is bij het richten tot 75% lager is dan de kracht die nodig is om de boog uit te trekken.
De middelste twee typen bestaan meestal uit een stijf middenstuk waarop de flexibele booglatten (werparmen) worden gemonteerd.
Op het middenstuk kunnen naast de handgreep eventueel accessoires als een vizier en stabilisatoren worden geplaatst, ook afhankelijk van de te schieten discipline.
schieten met een compoundboog
auteur: E van Herk CC 3.0
Schiettechniek :
Meestal wordt de boog vastgehouden met de hand tegenovergesteld aan het dominante oog.
Mensen met een rechts dominant oog houden hun boog in hun linkerhand.
In dit artikel wordt ervan uitgegaan dat het rechtse oog dominant is.
Met de rechterhand trekken zij de pees naar zich toe, en plaatsen de vingers op het gezicht (ankeren).
Waar op het gezicht is afhankelijk van de discipline waarin wordt geschoten.
De zin hiervan is een steeds reproduceerbare positie te verkrijgen voor ieder schot.
Over het algemeen draagt de schutter bescherming op de linkerarm, zodat de pees niet tegen de onderarm aanknalt.
Ook wordt er een vingertab gedragen met de vingers van de rechterhand.
Dit is nodig voor bescherming, maar ook zodat je de bovenkant makkelijk tegen je gezicht aan kunt zetten.
Compoundschutters dragen geen tab maar een release, een haakje waarmee ze de pees pakken en dat door een knopje kan worden gelost.
Dit voorkomt rollen van de pees (wat nog wel eens voorkomt bij lossen met de vingers) en ernstige losfouten die door de kracht van een compound zeer resoluut worden afgestraft.
schiten met een recurveboog
auteur: E van Herk CC 3.0
Het is belangrijk goed te staan voor het schieten.
Je moet zorgen dat je stevig staat en dwars (met de linkerschouder richting het doel) op de pijlrichting.
Houd de boog parallel met de grond en plaats de pijl met de nok (inkeping op de achterkant) op de pees.
De afwijkende kleur van de veren/fluiten moet naar buiten staan.
Trek de pijl naar achteren met 3 vingers.
Trek dan de boog omhoog en richt op het doel.
Je hand moet tegen je gezicht zitten.
De arm waarin je de boog vasthoudt moet recht zijn.
Je linkerhand (de booghand) moet in een stand van 45° staan, zodat de pees na het loslaten de arm niet raakt.
De elleboog van de rechterarm moet schuin omhoog gericht zijn.
Als je het geel (het midden van het doel of blazoen) door je vizier/over je pijlpunt of gewoon ziet, laat je de pees los (mits dit het beoogde doel is).
Boogschieten is een sport waarbij pijlen worden weggeschoten naar een doel met behulp van een boog.
Vroeger was de boog een jacht- en oorlogswapen, maar tegenwoordig is boogschieten vooral een concentratiesport, hoewel er in de Verenigde Staten ook nog wel met de boog gejaagd wordt.
Archeologen vermoeden dat zo'n 15.000 jaar geleden de eerste pijl uit een boog wegvloog, maar de oudste harde bewijzen zijn tussen de 10.000 en 11.000 jaar oud.
De boog werd waarschijnlijk eerst voor de jacht gebruikt en later als een gevechtswapen.
In de prehistorie werd boogschieten op elk continent bedreven (behalve Australië).
Er bestaan handbogen en kruisbogen.
Dit artikel gaat verder over handboogschieten.
Engels : Archery Duits : Bogenschießen Frans : Le tir à l'arc
afbeelding van boogschieten bij de Egyptenaren
auteur: Abzt vrije foto
Klassieke beschavingen als de oude Grieken, Romeinen en de Chinezen hadden al enorm veel schutters in hun legers.
Pijlen waren zeer destructief tegen grote menigten en het gebruik van schutters kon al snel leiden tot een overwinning.
Niet alleen Griekse goden als Apollo maar ook Griekse helden als Odysseus worden vaak afgebeeld met een boog.
In de Odyssee wordt beschreven dat Odysseus een boog had die alleen hij kon spannen.
Hier wordt de boog dus ook gebruikt als teken van macht en aanzien.
In het middeleeuwse Europa steeg de waarde van boogschieten op het slagveld gestaag.
De Mongolen, die korte recurve-bogen van composietmaterialen (hoorn en hout) gebruikten, perfectioneerden het boogschieten vanaf de rug van het paard en gebruiken dit om de Aziatische steppen en Oost-Europa te domineren.
Ze vuurden terwijl ze het doelwit naderden, draaiden zich om in het zadel en vuurden nog een keer terwijl ze wegreden.
De Slag bij Agincourt (1415) staat bekend om de beslissende rol die de longbowschutters daarbij speelden.
Ten tijde van de Honderdjarige Oorlog hadden de Engelsen het boogschieten te voet geperfectioneerd.
Ze gebruikten een longbow.
Schutters werden vanaf de kinderleeftijd getraind.
De kruisboog werd erg populair tijdens de middeleeuwen.
Het duurde lang om een longbowschutter te trainen en hij moest dan ook nog geregeld blijven oefenen om een goede schietvaardigheid te behouden, terwijl het maar een korte training vergde om goed met een kruisboog te kunnen schieten.
De kruisboog was krachtiger maar zwaarder dan de meeste longbows.
Het grootste nadeel was het feit dat het vrij lang duurde om de kruisboog te herladen.
De introductie van vuurwapens zorgde ervoor dat de boog op het slagveld steeds minder nut kreeg.
Een geweer kon zo door een schild heen gaan en vergde weinig training.
Vroege vuurwapens waren echter nog lange tijd in feite minder effectief dan een getrainde longbowschutter.
longbow
auteur: James Cram vrije foto
Vroeger hadden de meeste schutters niet meer dan een licht kleed en een helm of lichte muts als bescherming, anderen hadden maliënkolders of andere stukken meegenomen van het slagveld.
Ze hadden ook onderarmbescherming, van hetzelfde type als nu ook nog gebruikt wordt.
Een schutter had natuurlijk een longbow, een paar pijlen en een paar extra pezen.
Als de slag voorbij was, werden de pijlen terug gezocht.
Meestal had de schutter ook nog een klein wapen als een dolk bij zich.
Ook zijn er veel afbeeldingen uit de (late) middeleeuwen van handboogschutters die een zwaard - of een goedkoper te produceren fautsoen of großes Messer - en beukelaar droegen.
boogschieten voor gevorderden
Het moderne boogschieten is een vast onderdeel van de Olympische Zomerspelen, de Aziatische Spelen en de Paralympics.
Een booglamp is een lamp waarin een elektrische stroom een zeer hete boog van licht veroorzaakt, ook wel vlamboog genoemd.
Engels : Arc lamp Duits : Kohlebogenlampe Frans : Une lampe à arc
3KW xenonlamp gebruikt in filmprojectoren
auteur: Hyperlight CC 2.5
De eerste serieuze pogingen om elektrische energie om te zetten in zichtbaar licht konden pas worden uitgevoerd na de uitvinding van de elektrische generator;
pas toen kwam elektriciteit met voldoende vermogen beschikbaar.
De booglamp was het werk van Sir Humphry Davy in de eerste jaren van de 19e eeuw.
De Rus Pavel Jablochkoff verfijnt de techniek en verlicht er in 1878 enkele straten van Parijs mee.
Booglampen-schijnwerper bij filmopnamen (1964)
auteur: Holger.Ellgaard CC 3.0
De koolstofbooglamp werkt als volgt:
twee koolstofstaven (de elektroden) worden met de punten tegen elkaar gezet in een zodanige opstelling dat naderhand de afstand tussen de twee staven met een schroef veranderd kan worden.
Als er nu tussen de twee koolstofstaven een elektrische spanning wordt aangelegd, dan zal er een stroom gaan lopen.
De plaats met de hoogste weerstand zal nu het warmst worden.
Dit is de plaats waar de punten van de koolstofstaaf elkaar raken.
Deze plek wordt eerst roodgloeiend.
Als nu de afstand tussen de staven iets wordt vergroot ontstaat een boog van fel wit licht.
Het uitgezonden licht bevat niet alleen het zichtbare gedeelte van het spectrum, maar juist ook een veel hogere intensiteit in het onzichtbare ultraviolet, met een maximum rond de golflengte van 220 nanometer.
De moderne uitvoering hiervan is de Xenon gasonladingslamp, die in stadionverlichting, film- en grote diaprojectoren wordt gebruikt, maar tegenwoordig ook in personenauto's.
De gevaarlijke UV straling wordt voor een deel tegengehouden door de omhulling, maar is nog steeds gevaarlijk om direct in te kijken.