Ik ben Walter Smeekens
Ik ben een man en woon in Rucphen (Nederland) en mijn beroep is Gepensioneerd agoog.
Ik ben geboren op 21/05/1936 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen; verhalen schrijven; foto's maken.
Ik ben gehuwd en heb 4 kinderen en elf kleinkinderen.
Toevluchtsoord van Maria voor allen die in nood verkeren.
In afwachting van de nieuwe Rucphense dorpskern: De jeu des boulesbanen.
De Rucphense wandelroute "Klavere Vrouwke"
Heideven in onze Heemtuin.
Lieve moeder Maria, zegen alle moeders die uw hulp zo hard nodig hebben.
Zomer 2009
Bloemencorso in Zundert Ieder jaar op de eerste zondag in september
De gedachtenisplaats, op de Belgisch-Nederlandse grens, aan het overlijden van een van Neerlandse beruchtste smokkelaars, tijdens de Eerste Wereld Oorlog [1914-1918]: "Klaver vrouwtje".
Rucphen, juweel in de Westhoek
Wat interessant is
14-03-2009
BIJZONDERHEDEN VAN RUCPHEN
Wat heeft Rucphen o.a. zoal te bieden?
Sportcentrum voor binnensporten. Zoals bijvoorbeeld: zaalvoetbal; folleybal; turnen; badminton; zwemmen e.d.
Daarnaast is aan dit sportcomplex ook een buitenzwembad en minigolfbaan verbonden.
En in zijn onmiddellijk omgeving liggen o.a.
Waarbij het skidomijn hiervoor reeds een vernoeming kreeg.
Doch een unicum vormt de:
Een Brabantse natuur- en landschapstuin gelegen tussen de knooppunten 74 en 76 van de West Brabantse SES-routes.
De tuin is open op alle werkdagen van 9.00 uur tot 16.00 uur. De toegangsprijs is 1,50 p.p. of 7,== p.p. voor een jaarkaart. Wie wil weten hoe Westbrabant er in vroeger dagen uitzag, mag een bezoek aan deze tuin niet voorbij laten gaan.
Mijn zoon doet aan sportvissen. En zo af en toe krijg ik ook eens de gelegenheid om met hem mee te gaan. Vooral als hij weer eens wat nieuw materiaal op de kop heeft getikt. En dat was nu het geval.
Hij had een schitterende nieuwe werphengel gekocht en ik mocht mee om het ding eens uit te proberen. Vol enthousiasme vertrokken we naar de visplek. En daar mocht ik dan mijn kunsten vertonen. Eerst natuurlijk de juiste dobber gezocht.
Die gevonden en bevestigt, kon de worp gemaakt worden. Met een fantastische zwaai zwierde ik dobber en lijn de verte in. Helaas iets te ver, want het spul raakte verstrikt in het oeverriet aan de overkant. Maar niet getreurd. Met een forse ruk zou ik dat wel even hetstellen. Geen centje pijn. Maar waar ik geen rekening mee gehouden had, was die speedbaot racer. Voor ik 't wist, schoot hij tussen mij en de dobber aan de overkant door en pikte en-passant m'n vislijn mee. In minder dan geen tijd zat die hele lijn als een kluwe tussen de racebaotschroef en zijn buitenboordmotor. Ik zag het gelijk. Even dacht ik nog de hengel te kunnen vasthouden. Maar toen die race-figuur uit z'n boot sprong en met zevenmuilslaarzen op mij af kwam, begreep ik 't. Roets! .... Werphengel los en ....weg wezen!
Het was goed, dat ik me nog juist kon vastpakken, anders had ik met m'n hele klieken en klakken tegen de slaapkamervloer geslagen. Ik was wel meteen m'n bed uit. Hoe kan een mens zo raar dromen! Nog enigzins slaapdronken, trok ik m'n kamerjas aan en slofte naar de hal, om de krant te pakken. Maar helaas zag ik een halmatje een weinig over het hoofd. Had ik de val uit m'n bed nog kunnen voorkomen; nu was er geen moedertje-lief meer aan te doen. Languit belandde ik naast de krant op de halvloer. En wat zag ik als eertste? VRIJDAG DE 13e!
Mijn ochtendblad, BNdeStem regio Roosendaal, valt deze morgen met zijn gewone 'plof' op mijn deurmat. Niets bijzonders aan de hand, denk je dan nog. Maar als je hem open vouwt, verandert plotsklaps je dag. Je ziet: Met een schok sta je een ogenblik - totaal uit het lood geslagen - stil aan de tafel, waarop je krant ligt. Stom staar je naar de gekopte bovenkant. Maar dan dwaalt je blik omlaag En wat je voor absoluut onmogelijk houdt, schijnt toch gebeurd. Ook aan de andere kant van de oceaan heeft zich een zelfde drama afgespeeld. En dan te bedenken dat het vandaag een feestdag zou moeten zijn. Tenslotte is een van mijn schoondochters jarig. De vrouw van mijn zoon! En het kind van hen zou ... een van die twee mannen hebben kunnen zijn. 'n Gedachtenflits. Meer niet. Maar toch. Je voelt je rugharen overeind komen. Die jongens hebben ook ouders en grootouders. En die lezen wellicht ook hun ochtendblad. Mijn God nog aan-ie toe! Nee! Mijn Mens nog aan-ie toe!! God staat hier buiten. Wij mensen doen dit elkaar aan. Waarom? 'n Bede drijft dan door mijn gedachten. "God geef me de innerlijke rust om de dingen te accepteren die ik niet kan veranderen; de moed om de dingen te veranderen die ik kan veranderen; en de wijsheid om het verschil te zien."
21.00 uur: De TV meldt terroristische dreiging in Amsterdam Ikeagebouw en de Arena en hun omgeving zijn afgesloten door de politie. Zeven mensen gearresteerd. Precies vijf jaar na de trein aanslag in Madrid. Verband? Men weet het nog niet. Is dit alles dan totaal voor niets geweest? Onmogelijk! Er moet hoop zijn. Waar? In de meer dan zestig jaar dat het al vrede is in West Europa. Of beter nog in de gedachten dat God de Scheppende kracht in de kosmos is, die ons verstand ver te boven gaat.
Het schijnt zo langzaamaan tijd te worden om je tuin voorjaars klaar te gaan maken. Het zonnetje nodigt je daartoe uit. Tenminste zo om de twee á drie dagen. Want in de tussen liggende termijn, giet het soms water. En dat komt dan niet uit de tuinslang, maar puur uit de wolken. En onder dergelijke omstandigheden, voel ik me dus nog niet geroepen, om de tuinarbeid te gaan aanpakken. Sommige mensen zijn echter minder beangstigend en dus zonder omwegen begonnen. Die zijn echter moediger dan ik. Maar wie weet, wat nog niet is, kan komen. En hoewel ik niet ben van: 'stel maar uit tot morgen, wat ik heden kan doen', is het wat dit tuinwerk betreft wel zo. Hoe schaamvol dit ook moge zijn. Voor-als- nog neem ik me voor, direct te beginnen, als het weer wat meer meewerkt. Tenslotte is de weg naar Rome al sinds mensenheugenis geplaveid met goede voornemens. Dus kan de mijne daar ook nog wel bij. We zien dus morgen wel.
We verlieten het boerengedoeke van Klaasen, op het moment, dat de soldaat er z'n wacht had opzitten. Het snerpende schotgeluid hadden we nog juist gehoord. Maar dat dat geluid de gillende angstkreet van het konijn had overstemd, was ons toen nog onbekend. Bovendien hadden we ook niet vernomen, dat het schot ook een lichtflits tot gevolg had. Precies alsof er een bliksem door het zwerk kloof. Maar dat kon ook wel gedacht geweest zijn. De soldaat durfde nadien ook niet onomstotelijk te beweren, dat hij dat licht zelf gezien had. Hoe dan ook. Het schot was gevallen; het konijn blijkbaar getroffen en in ieder geval terstond verdwenen. Alsof het van de aardbodem was weggevaagd. Vandaar dat de landsverdediger, meer dan tevreden over zichzelf, beddewaarts gekeerd was. Het moet de andere ochtend zo tegen de klok van tienen geweest zijn, toen de boeren familie en het krijgsvolk in de keuken aan de koffie zaten en plots Sjo Slof kwam aanwaaien. Sjo - in het dorp beter bekend als Sjo-Kwezel - woonde, op d'r eigen allenig, in 'n oud vervallen krotje, in de geburen. De mensen wisten eigenlijk niet goed raad met haar. Ze leek te vuil, om zonder wanten aan te pakken. Maar aan de andere kant hielp ze altijd wel, waar ze helpen kon. Tenminste dat was het algemeen gedacht. En ze was ook een van de trouwste klanten van de pastoor. Iedere morgen zat ze - voor dag en douw - om zeven uur in de kerk. Samen met haar zilveren dooske met rozenkrans en een dik oud kerkboek. De naam Kwezel had ze dus niet voor niets. Maar deze voormiddag steunde en kreunde ze als een oude locomotief, die juist z'n laatste ritje had volbracht. "Wa doet 'r op Sjo?" informeerde de boerin vriendelijk. "Gao mar gaauwkes zitte. 'k Pak seffes 'n bakske veur oe." En ze schoof ondertussen uitnodigend een stoel bij. Met een zucht, alsof ze de voorbije morgen al een hele kar met hooi had opgestokken, liet Sjo zich op de stoel ploffen. "Mèènse, mèèns! Wa zei 'k blij da 'k zit! Wulde da wel gelôôve. M'n been!" "Wat is er met uw been?"informeerde een van de soldaten vriendelijk. "Och, manneke. Ge moest 's weete.. Pijn m'nne jong. Nie te zegge." "Oh ja? En waarom dan wel?" vroeg de man belangstellend. "'n Oôpe been héé, m'nne jonge. En da 's nie om te laache, horre." "Nee, dat zal wel niet," beaamde de soldenier. "Maar is daar dan niets aan te doen? Is er geen dokter die u helpen kan?" "Unne doktôôr?" sneerde Sjo. "Manneke, wij wôône op 'n durp. Nie in de stad!" "Woont hier dan geen doktor?"vroeg de man verwonderd. "Bijlange nie, man!"zei Sjo, langs het snauwen af. Hoe kon iemand ook zo stom zijn! "Wel," sprak nu de sergeant, die de avond tevoren de wacht in de schuur betrokken had. "Ik wil wel eens naar uw been kijken, hoor mevrouw." "Zeide gij dan unne doktôôr, ene?" vroeg Sjo min of meer ongelovig. "Doktor wel niet," antwoordde de milicien, "maar aan het front heb ik menige kameraad moeten helpen." "Wel as ge dènkt mèèn te kunne hellepe ... veuruit dan mar," en Sjo begon het windsel van haar been los te maken. Toen het verband verwijderd was, bekeek de sergeant haar been aandachtig. Schudde eens met z'n hoofd en haalde omzichtig z'n banjonet uit het foedraal. "Héé, héé! Wa godde nou allemaol klaor stôôve? Ge dènkt toch nie, da ge méé da waope in munne pôôt gaot peutere, héé kèèrel!" "Nee,"antwoordde de krijgsman. "Ik ga niet in uw been peuteren. Ik ga er heel uw voet afsnijden." "Zeide gij héélegaor van de koeie besnuffeld! Weg mee da mes! Wa dènkte wel? Za'k mun eige hier efkes invuliede laote snije. Rot gaauw op!" En met een katterapte schoot Sjo overeind en vloog de keuken uit. Sinds die dag heeft Klaasen nooit meer een mustert gemist en ook z'n kool bleef keurig op het veld staan.
Zondag 8 maart was het dan weer zo ver. Honderden wieler enthousiasten waren uit heel Nederland en België gekomen om de nieuwelingen en amateurs van de wielersport in deze eerste voorjaars omloop gade te slaan. Een heerlijk lentezonnetje veraangenaamde het verblijf langs de straten en zorgden er voor, dat de wielrenners er behoorlijk de sloffen in zetten. De wind hielp mee, om het koren van het kaf te kunnen scheiden. Op die manier ontstond er een leuke spel, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de overwinning van een Zweed. Deze jongen, die voorheen vreselijk last had van het 'waaier rijden' [wat hij van huisuit niet kende] en de 'kasseien' [kinderkop-straatstenen] - die hij ook niet gewend was - had echter in een jaar tijd veel bijgeleerd. En toen er nog slechts drie van de 145 en 'n halve kilometer te rijden waren, nam hij de kuierlatten en wist niemand hem meer te volgen. De Zweed Johan Landström [zo heette hij tenslotte] werd de eindoverwinnaar van de 33e voorjaarswielerklassieker van de gemeente Rucphen. Hulde!
De verkeerspolitie voorop.
Gevolgd door de verkeersregelaars
De wedstrijdleiding voorop in de geneutraliseerde zone bij aanvang
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Gemeentehuis Rucphen
Ik weet niet hoe ik moet bidden; Ik weet niet wat te zeggen; Ik heb niet veel tijd. Wat dan?
Het lichtje dat ik offer is: 'n beetje van mijn bezit, 'n beetje van mijn tijd, 'n beetje van mijzelf, dat ik achterlaat voor Maria.
Dat stralende lichtje stelt mijn gebed voor, dat ik voortzet terwijl ik wegga. -.-.-.-.-.-.- Muurgebedje uit Mariakapel Horendonk
Ginds ver aan de einder, Daagt ' t Mariaoord, St. Willebrord; Met in zijn schaduw De Vlegter & de Kim.
Een restantje Paradijs. [om 't nooit te vergeten!]
Mijn lief sprak en zei tot mij: "Sta op, liefste, mijn schoonheid, En kom naar mij. Want voor jou is de winter voorbij, De regen is opgehouden en verdwenen De bloemen ontluiken uit de aarde De tijd dat de vogels zingen is gekomen. Dus ... Sta op mijn liefste en kom naar mij."
Dit nooit meer. Dodenherdenking 4 mei 2009
Zij gaven hun leven voor onze vrijheid. Vloeiweide Rijsbergen