Maeslantering een Vitaal Geheim : geloof Rijkswaterstaat nou maar
31 januari1953 31 januari 2013 : 60 jaar later en er is niets veranderd
De Maeslantkering bij Hoek van Holland bestaat uit twee gebogen schuiven. Hij ligt daar om een groot en economisch belangrijk deel van Nederland te beschermen. Elk jaar wordt de kering een paar weken voor het stormseizoen getest, dus zo half september. Zo'n test wordt een 'functioneringssluiting' genoemd. Hij is nodig, want pas bij een waterstand van 3.40 mtr.+NAP wordt de kering echt gesloten. Een situatie die zich naar verwachting eens in de 70 jaar voor doet. Een gemiddelde dus, met alle schijnzekerheid van dien. 3.40 mtr.+NAP lijkt ook hoog, maar op 1 februari 1953 stond het water op de meeste plaatsen nog een meter hoger. Bij Bruinisse bijvoorbeeld, kwam het water 4.50 mtr.+NAP. En bij Bath, in de bocht van de Westerschelde, zelfs een formidabele 5 mtr.+NAP. De kans dat de kering bij 3.40 mtr+NAP niet doet waarvoor hij gebouwd is, is berekend op 1 keer op 100 echte sluitingen. Wat betekent dat er vanuit wordt gegaan dat de kering eens in de 7000 jaar dienst zal weigeren. Bij het ontwerp van de kering gold nog als eis een faalkans van 1:10.000, maar dat bleek in de praktijk onhaalbaar. Al deze informatie is openbaar. Google maar naar Maeslantkering en u vindt het allemaal.
De kering werd in mei 1997 in gebruik genomen. Al vrij snel werd geconstateerd dat de krachten op sommige vitale delen groter waren dan gedacht. Rijkswaterstaat vermeldt op zijn website dat er vanaf 2001 verbeteringen werden aangebracht. Daarbij wordt niet verteld dat de reparaties en verbeteringen pas in 2006 bekend werden dankzij een tip aan het Algemeen Dagblad en een tv-uitzending van 2Vandaag. Genoeg reden voor een debat in de Tweede Kamer. Tijdens dat debat werd duidelijk dat de faalkans van 1:10.000 in de praktijk 1:25 of zelfs 1:10 was. Veel en veel lager dan waarmee gerekend werd. Een faalkans van 1 : 10 betekent dat de kering gemiddeld eens in de 700 jaar niet werkt. Dat is geologisch of meteorologisch gezien een heel korte periode. Een schijntje van de eeuwigheid. Toch had Rijkswaterstaat er geen moeite mee. Pas eind 2006 kon het niveau van 1:100 worden gehaald. Dat was mooi, maar toch altijd nog 100 maal kleiner dan de bedoeling was.
Dat Rijkswaterstaat minstens vijf jaar lang gezwegen had over de problemen en over de veel groter dan gedachte risico's, was natuurlijk niet goed geweest. Aldus de toenmalige staatssecretaris en huidige minister Schultz van Haegen. Volgens haar had Rijkswaterstaat zich geconcentreerd op het verbeteren van de toestand. Daardoor was men er niet aan toe gekomen om de provincie en andere instanties op het gebied van waterveiligheid te informeren. Laat staan de bewoners van het achterland. Ook al hebben die daar als eersten een vitaal belang bij. Als inwoner van een polder achter de Maeslantkering geloofde ik eerst gewoon niet wat ik las. Maar het staat er werkelijk. En het betekent : wij namen een ongehoord hoog risico en hebben jullie, polderbewoners, dat niet verteld
Gelukkig is de situatie sindsdien sterk verbeterd. Wie nu iets over de stand van zaken wil weten hoeft maar op de knop te drukken. Er staan op internet zelfs prachtige filmpjes van een proefsluiting. Maar wat zegt dat? Waar hebben al die toeschouwers naar zitten kijken? Want een proefsluiting wordt altijd ruim van te voren aangekondigd en trekt dan veel publiek en. Alles heel open en eerlijk. Rijkswaterstaat heeft immers niets te verbergen. Tot het moment dat je wel eens wilt weten wat er bij een proefsluiting wordt gecontroleerd. Wie stelt de criteria vast? Wie voert de controle uit? Wie beslist of aan de eisen voldaan voldaan wordt? Aan wie wordt gerapporteerd?,Daarover vindt je niets. Niet op de website van Rijkswaterstaat. Niet op die van de Tweede Kamer, noch op die van de provincie Zuid-Holland.
Dus Rijkswaterstaat maar eens gevraagd. Die had ruim een week, drie mailtjes en twee woordvoersters nodig om me mee te delen dat de Maeslantkering een Vitaal Object is. Hoe of wat dat Vitaal betekent, staat er niet bij. En ook niet voor wie het Vitaal is. Toch niet voor de carrière van de minister, mag ik hopen. Gelukkig was de rest van de boodschap wel heel duidelijk. Gedetailleerde informatie over een Vitaal Object is vertrouwelijk. Ik moest maar aannemen dat de faalkanseis aan het begin van het stormseizoen 1 op 100 was. Ik lees dat als volgt: mijn eigen veiligheid gaat me niets aan. Daar zorgt Rijkswaterstaat wel voor. Een schoolvoorbeeld van de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat moet dus mis gaan.
Nu is die geheimzinnigheid van Rijkswaterstaat niets nieuws. Niet alleen nu of in 2001, maar ook in de jaren vóór 1953 verzweeg Rijkswaterstaat belangrijke gegevens over de veiligheid van de waterkeringen. En iedereen van Rijkswaterstaat hield zich daaraan. Zelfs Johan van Veen, in die jaren een vooraanstaand waterschapsingenieur en erkend dwarsligger binnen Rijkswaterstaat. Hij vond de strijd tegen de verzilting zo belangrijk dat hij de bevolking van bijvoorbeeld Goeree-Overflakkee geruststelde. Hun eiland lag hoger dan de andere Hollandse en Zeeuwse eilanden.
Juist deze week herdenken we de Watersnoodramp van 1953. In het licht van die ramp bezien is de geheimhouding bij Rijkswaterstaat een constante. Toch hoeft het niet veel moeite te kosten om het beleid direct en fors te verbeteren. Het volgende is al voldoende: 1 - Laat alle belangrijke waterkeringen vlak na elk stormseizoen controleren. Vlak na en niet vlak ervoor. Opdat er voldoende tijd is om gebreken te herstellen. 2 - Maak voor elke proefsluiting de checklist openbaar. 3 - Laat zo'n audit uitvoeren door een commissie waarin niet alleen mensen van Rijkswaterstaat, maar ook neutrale deskundigen en vertegenwoordigers van de polderbewoners zitting hebben. 4 - Maak de uitkomst van zo'n audit openbaar en bespreek die met toezichthouders en volksvertegenwoordigers. En zet alles op internet.
De Maeslantkering mag dan voor Rijkswaterstaat een Vitaal Object zijn. Voor de bewoners erachter is hij van Levensbelang. Alleen door openheid kunnen we voorkomen dat het Rijk straks niet onder Water staat.
Maar het zal niet gebeuren. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu heeft wel erger zorgen aan haar hoofd. De Fyra rijdt niet. ProRail zorgt niet goed voor de spoorbanen. Haar budget is met honderde miljoenen euro's gekort. En Rijkswaterstaat wil vast niet.
Arie Kuijvenhoven
auteur van 'Een straat in een dorp onder water' (2013) ISBN 9789462066328
Onbeantwoorde vragen Op maandag 2 februari 2009 stond er in de Volkskrant een foto van de herdenking van de slachtoffers van de Watersnoodramp 1953. In het onderschrift werd vermeld dat "de overstroming van zuidwest Nederland 1835 mensen het leven heeft gekost. Volgens mij was dat aantal onjuist, reden om een mailtje te sturen naar de Binnenlandredactie van de Volkskrant. In het mailtje stond nog een uitgebreide toelichting, waarvan de kern al enige jaren op Wikipedia is te lezen. De chef Binnenlandredactie van de Volkskrant, de heer Raoul du Pre, reageerde nog diezelfde dag: Het gelijk is ongetwijfeld aan uw zijde. Het bericht dat in de krant stond is aangeleverd door het anp. De redactie heeft de cijfers niet gecheckt. Ik zal uw bericht doorgeven aan onze ombudsman. Hij gaat over de rectificaties. Omdat ik verder niets hoorde, ging er op woensdag 11 februari 2009 een herinnering naar bedoelde Ombudsman, de heer Thom Meens. Die mailde de volgende dag dat hij mijn opmerking had voorgelegd aan het ANP. Ik had niet verwacht dat de Volkskrant de eigen verantwoordelijkheid zo schuwde. Daarom vroeg ik hem per kerende mail of: de Volkskracht zich achter het ANP wil verschuilen? Wat weer een prompte reactie van de ombudsman opleverde: Nee, maar ik wil gewoon van het anp weten hoe het zit. Omdat er een maand later nog geen antwoord was, deze Ombudsman maar weer eens gemaild. Dat leverde het volgende op: - Geachte heer Meens, Weet u al hoe het zit? - Nee, en ik kan ze niet dwingen. - Maar toch wel eens vragen hoe het ermee staat? - Nee, in die positie zit ik niet. - Ik wel, vind ik. Ik houd wel van kastjes en muurtjes.
De Volkskrant reageerde verder niet meer. Omdat het ondertussen al zes weken had geduurd, kreeg het ANP een kopie van de mails aan de Volkskrant. Helaas, het ANP reageerde helemaal niet. Altijd gedacht dat nieuws bij de feiten begon, maar dat is kennelijk een misvatting.
1835 en misschien nog meer Omdat de Volkskrant en het ANP bleven zwijgen, werd een andere weg ingeslagen. Er ging een mailtje naar de redactie van Entoen.nu. Die redactie beheert immers de Nationale Geschiedeniscanon en daarop stond zelfs dat er 1836 mensen door de Watersnoodramp waren omgekomen. De volgende dag al reageerde de redacteur van Entoen.nu, de heer Hubert Slings. Hij bleek zijn informatie te hebben gekregen van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk: Beste mensen van het Watersnoodmuseum, Zojuist kreeg ik een bericht over het juiste aantal slachtoffers van de watersnoodramp. Op jullie site staat 1835. In de canon hebben we 1836 opgenomen omdat er - meen ik - niet zo lang geleden gebleken was dat er in de rampnacht nog een babytje geboren en kort daarop verdronken was. De vraag van deze meneer is vooral waar die 40 ontberingsslachtoffers op gebaseerd zijn. Wat kunnen jullie daarover melden? De directeur van het Watersnoodmuseum, de heer Jaap Schoof, mailde als antwoord onder andere het volgende: Op het eind van 1953 werd een officiële lijst met slachtoffers gepresenteerd met 1795 namen Dit aantal van 1795 is met 40 verhoogd, om voor ons onbekende redenen. Er is ook gesuggereerd dat de 40 staan voor een onbekend aantal mensen dat is overleden naar aanleiding van de ramp, bijv. na een longontsteking, uitputting of infectie van bijv. kadavers/lijken. Geen directe slachtoffers, maar wel slachtoffers. .Officieel hebben wij niet kunnen achterhalen waardoor dit aantal is ontstaan. Hierna volgde een uitgebreide discussie, zowel per mail als per telefoon, die begon met een hartenkreet van directeur Schoof aan zijn medewerkers: Wie van jullie heeft hier het verlossende antwoord op dit mysterie? Helaas kwam dat antwoord niet. Daarom stuurde ik begin juni 2009 maar weer eens een mail naar Entoen.nu en naar het Watersnoodmuseum. Daarin stelde ik dat ik geen enkele reden had om mijn berekeningen over het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp te herzien. Na nog eens uitgebreid op de verschillende argumenten te zijn ingegaan, adviseerde ik de redactie van de Nationale Geschiedeniscanon: . om het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp 1953 voortaan voorzichtigheidshalve aan te geven als bijna 1800." Directeur Schoof was niet te overtuigen en antwoordde: Zijn mening ter kennisname. Tja, als je het maar vaak genoeg zegt, schijnt zwart wel eens wit te worden of omgekeerd. De redactie van Entoen.nu was ontvankelijker voor argumenten. In het onderlinge mailverkeer passeerden vervolgens nog diverse omschrijvingen. Ruim 1800 bleek te ruim. Bijna 1800 was weer te ver af van het bijna ingeburgerde aantal van 1835. Uiteindelijk vonden we elkaar in de omschrijving ongeveer 1800. Dat getal ligt dicht bij het waarschijnlijk werkelijke aantal slachtoffers en klinkt toch bekend.
Sinds de zomer van 2009 staat er op de website van de Nationale Geschiedeniscanon over de Watersnoodramp onder meer het volgende: Ongeveer 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen raakten dakloos, 200.000 hectaren land overstroomden.
Onverbeterlijk Tot slot moest er nog een los eindje met de Volkskrant worden afgehecht. Op 31 juli 2009 ging er weer een mailtje naar de Ombudsman van de Volkskrant:
Geachte heer Meens, Geruime tijd geleden hebben we gecorrespondeerd over het aantal slachtoffers van de Watersnoodramp 1953. Na uitgebreid overleg en aanvullend onderzoek is de omschrijving in de historische canon gewijzigd van "1835" in "ongeveer 1800". Dat doet veel meer recht aan de werkelijkheid en geeft bovendien aan dat we het niet precies weten. Overigens stond afgelopen donderdag in het katern een stukje over (de schrijver, toev. A.K.) A. M. de Jong, geboren in Nieuw-Vossemeer. In dat stukje stond dat er daar in 1953 100 van de 2000 inwoners zijn omgekomen. Over het aantal inwoners weet ik niets. Het aantal slachtoffers was echter 50. Nog veel, maar wel de helft minder dan het aantal van 100 dat onze dierbare krant de wereld in heeft geslingerd.
Het valt kennelijk niet mee om bij de feiten te blijven. En het zal geen verwondering wekken, maar for the record zij vermeld dat de Volkskrant hierop niet meer heeft gereageerd.
Oproep: Vergeten slachtoffers Alles bijeen genomen weten we daarmee natuurlijk nog niet, hoeveel mensen er door de Watersnoodramp 1953 werkelijk zijn omgekomen. Voor een algemeen beeld is dat ook niet nodig. Dan is het voldoende om te weten dat er begin 1953 in het door de Watersnood getroffen gebied ongeveer 300.000 mensen woonden. Daarvan kwamen er zon 1800 om het leven. Dat is 0,6 % van de bevolking. Het lijkt niet veel, maar vergeleken met andere overstromingen is het dat wel. Wat zon globaal aantal slachtoffers niet vertelt is, dat die slachtoffers ongelijk over het rampgebied verdeeld zijn. In sommige dorpen en buurtschappen verloor 10% of zelfs wel 15% van de inwoners het leven! En als het om bijvoorbeeld een bepaalde leeftijdsgroep of een bepaalde streek gaat, kunnen enkele tientallen slachtoffers meer of minder ook veel verschil uitmaken. Wie meer wil weten, moet dus nauwkeuriger gegevens hebben. In een poging om zulke gegevens te krijgen, werd besloten tot een onderzoek naar vergeten slachtoffers. De nabestaanden daarvan werden via allerlei media opgeroepen zich te melden. Dat leverde tientallen reacties op. Voor een verslag van dat onderzoek kunt u terecht op : http://www.historischnieuwsblad.nl/00/hn/nl/153/artikel/26917/The_making_of_a_number.html
Nieuwe Tonge is een stil dorp op Goeree-Overflakkee. Midden in het dorp ligt een kruispunt van dijken. Die plek wordt de Hoagte genoemd. In het Flakkees klinkt dat licht en wordt het een beetje schuin uitgesproken. Een naam ook die je letterlijk moet nemen, zo is mij van verschillende kanten verzekerd. Op de ene hoek van de Hoagte zit tegenwoordig het gelijknamige eetcafé. Er tegenover staat het vroegere gemeentehuis dat door zijn hoge trap en torentje een streng uiterlijk heeft. Aan de andere kant van de Hoagte staat het pand waarin ooit de Boerenleenbank zat en dat staat weer tegenover een rij seniorenwoningen met parkeervakken. Een luie trap voert naar de Westerstraat die ruim 2 meter lager ligt. In 1953 zag de Hoagte er anders uit. De trap was toen een afrol naar drie straten met arbeidershuisjes. Het gemeentehuis en de Boerenleenbank stonden er toen ook al, maar de seniorenwoningen hebben de plaats van een café ingenomen. Dat café stond met zijn voorgevel naar de Hoagte gekeerd, waardoor een knus pleintje ontstond. Naast de sterke verhalen op de leugenbank werden op de Hoagte ook echte zaken gedaan. Kopen en verkopen, afspreken en afrekenen, werk zoeken en werk aanbieden. De Hoagte was ongetwijfeld het centrum van de lokale economie. Een functie die het door de ramp is kwijtgeraakt.
Velen die in de rampnacht hun huis verlieten, vluchtten naar de Hoagte. Wat een goede beslissing was, want het zeewater kwam daar uiteindelijk maar 20 cm. hoog. In het café, in de Boerenleenbank zo goed als in andere huizen rond de Hoagte vonden veel dorpsgenoten warmte, wat eten en vooral drinken. In de rampnacht maakte de Hoagte zijn naam volledig waar.
Oude Tonge Ook in Oude Tonge wordt de kruising van dijken naast het vroegere gemeentehuis de Hoagte genoemd. Want onze voorouders wisten wel waar ze hun voeten droog konden houden. En ook in Oude Tonge was de Hoagte het centrum van handel en wandel. Er waren op die kruising niet minder dan vijf cafés en een hotel. Omdat de Hoagte ook nog eens vlak bij Kaai en haven ligt, was er altijd wel wat te doen. Bovendien was er elke vrijdag beurs. Dan werd alles afgerekend wat in de afgelopen week was verhandeld. En dat was toen heel wat, want Oude Tonge was een boerendorp met een eigen haven. Toch lijkt die plek tijdens de rampnacht een minder belangrijke rol te hebben gespeeld dan in Nieuwe Tonge. Ook al zijn er heel wat bewoners naar de dijk gevlucht, een echte stroom vluchtelingen naar de Hoagte is er niet geweest. Er zijn zelfs heel wat mensen op de Kaai wezen kijken naar het hoge water, die daarna weer naar huis gingen. Sommigen zijn vervolgens omgekomen. En na de ramp is de centrale rol van de Hoagte sterk verminderd. Zo sterk zelfs, dat alleen oudere dorpsbewoners die naam nog weten. Jongeren en import kennen haar vaak niet.
En daarmee lijkt de voorraad Hoogtes uitgeput. Want hoe vaak ik er op Flakkee ook naar gevraagd heb, alleen in Nieuwe Tonge en in Oude Tonge komt de naam voor.
t Oagie Aan de rand van St. Annaland, op het vroegere eiland Tholen, ligt het Havenplein. Een vriendelijke ruimte met rondom huizen, in het midden een viskraam en een supermarkt op de ene en een restaurantje op de andere hoek. Denk je het pleintje weg, dan zie je weer de vissershaven met huizen langs de kade. Maar de vroegere haveningang ligt nu onder een dijk op Deltahoogte. Het Havenplein loopt omhoog naar een dijk die aan de andere kant overgaat in de Voorstraat. Die loopt weer uit op de Ring rond de kerk. Een van de panden aan de Voorstraat heeft een mooie, gotische gevel. Zon pareltje verwacht je daar niet. Die schoonheid springt extra in het oog door de verwaarloosde gevel van het pand ernaast. Op de dijk stonden twee vrouwen met elkaar te praten. Ik vroeg hen of ze me konden vertellen waar de Hoogte was. Niet begrijpend keken ze me aan. Neen, de Hoogte zei ze niets. Als toelichting vertelde ik hen wat de Hoogte soms was. En ineens zei een van die vrouwen in onmiskenbaar dialect dat de plaats waar we stonden ook wel t Oagie genoemd wordt. In haar stem klonk vooral verwondering. De naam was wel diep weggezakt, maar ze wist het toch maar. Zij begreep nu ineens wat die naam betekende en ik had weer een vondst gedaan. In St. Annaland nog wel.
Helpen zoeken Nu zit ik wel met een vraag. Zijn er in het zuidwesten van ons land nog meer plaatsen met een Hoogte? En heeft zon plek nog een rol gespeeld tijdens de rampnacht? Wie helpt me verder ?
was een vakbeurs waar ik wel heen móest. Nu is het verschil tussen safety en security me niet altijd duidelijk, maar het gaat over veiligheid. Wat weer iets te maken heeft met rampenbestrijding. Vandaar.
Ik ging per trein. Vlak voordat die zou arriveren kregen we de mededeling dat hij over ongeveer 10 minuten zou vertrekken - van hetzelfde perron, dat nog wel. Ik dacht direct aan een vertraging. Omdat daarover niets gezegd werd, moest het wel iets anders zijn. Gelukkig maar, want een vertraging komt in de statistiek en dat is vervelend voor de NS. En ineens schoten me Postbus 51 - die folder - dat tv-spotje te binnen. Natuurlijk het kon niet anders. Om terroristen of andere boze geesten te misleiden hadden de NS de dienstregeling even gewijzigd. Slim, heel slim. En zo simpel. Dagelijks werk voor de NS. Gerustgesteld heb ik van de verdere treinreis genoten. Die duurde weliswaar drie kwartier langer, maar voor mijn veiligheid heb ik dat wel over.
Hard werken
De beurs bleek druk bezocht. Na voorzien te zijn van toegangsbewijs met halsband, betrad ik verwachtingsvol de beursvloer. Ik begon met een verkenningsronde. Wat was er nieuw? Overal stonden weer schalen met zuurtjes, lollies, pepermuntjes, spekjes, pindas, tijgernootjes of zoutjes. Dit keer werden de dropsleutels door een aardig meisje uitgedeeld waarschijnlijk als stimulans voor aarzelende snoepers. Desondanks lijkt deze trend over zijn hoogtepunt. Binnenkort verwacht ik dan ook een nieuwe topper: de tandenborstel.
Sommige bezoekers liepen rond met een mooi gereedschapskistje, maar die bleken uitverkocht. Voor zoiets moet je dus vroeger opstaan of niet met de trein gaan. De balpennen waren weer massaal aanwezig. Dat blijft een prima business. Er waren bezoekers die de indruk wekten dat ze alleen dáárvoor kwamen. Een bejaard stel deed een forse greep in de pennendoos. Ik dacht eerst nog: wat doen díe hier?, maar veel senioren mailen niet, vandaar. Een heer in driedelig grijs verontschuldigde zich terwijl hij slechts één pennetje pakte. t Is voor mijn zoontje, die spaart ze, zei hij erbij. De mevrouw van de stand glimlachte minzaam naar hem. Ik heb me natuurlijk ook niet onbetuigd gelaten en scoorde uiteindelijk 14 balpennen. Het is dat mijn binnenzak niet groter was, anders had ik er nog veel meer meegenomen. Maar ja, ik moest ruimte overhouden voor een glazen potje met snoepjes (nieuw in het assortiment), voor enkele notitieblokjes, voor een timmermanspotlood en voor een paar halsbandjes - altijd handig op camping of volkstuin. Multi-functie, nietwaar. Een oud volksvermaak bleek op de beursvloer een nieuwigheidje: met een klauwhamer een tienduimer in een blok hout slaan. Wie dat in acht klappen kon, kreeg de hamer cadeau. Helaas lukte het me niet. Voor de volgende beurs moet ik dus mijn trainingsprogramma aanpassen. Ook leuk was een sneltekenaar per computer. Hij maakte een prachtige karikatuur van me. Ik wist niet dat ik zo op Celebrity Chimp leek, maar de overeenkomst is onmiskenbaar. Eigenlijk ben ik er wel trots op. Want hoeveel mensen weten waar ze vandaan komen? Tot slot stuitte ik nog op enkele steltlopers. Vermomd als kleerkast benamen ze me wel het zicht op een aardige mevrouw. Leuk werk overigens en bovendien van enig niveau. Alles bij elkaar was dit deel van het beursbezoek hard werken, dat kan ik u verzekeren.
Lunch
Het was ondertussen ruimschoots lunchtijd geworden. Helaas bleken de gezonde broodjes uitverkocht. Gelukkig stond er bij een stand een schaal sandwiches met zalm. Terwijl ik mijn allerergste trek stilde - ik was niet de enige - werd ik door een vertegenwoordiger aangesproken. Rap pratend en vol grappen overtuigde hij me van de noodzaak om zelf te ondervinden hoe goed zijn product wel niet was. Rare uitdrukking dacht ik nog, maar met een mond vol zalm was een weigering geen optie. Bovendien leek dit iets nieuws in het assortiment rookgordijnen.
Binnen een paar seconden stond de stand vol rook. Geen hand voor ogen. Ook ging het rookmaken gepaard met een irritant geluid en een doordringende mentholgeur. Een prima concept, vooral omdat er nog allerlei variaties mogelijk zijn. Zo komen overvallers er in ons land genadig vanaf, want bijvoorbeeld in Frankrijk wordt gerookt met pepperspray traangas dus. Daar wil je niet in stáán zeker weten. Al pratend bedachten we nog andere varianten, maar met het optrekken van de rook verhelderde ons inzicht ook weer. Eenmaal buiten bleek de voorraad sandwiches te zijn aangevuld. Een hele opluchting.
Nog meer werk
Het werd laat, dus moest er worden doorgewerkt. Rap bezocht ik de brandweerhoek. Preventie staat er nog steeds hoog aangeschreven. Even verderop lag het oerwoud van de beeldschermen. Dat leek me ondoordringbaar. Sommige stands aan de rand ervan boden totale beveiligingsconcepten. Nog even en de ongewenste bezoeker wordt in zijn voortbestaan bedreigd. Toch heb ik wat vraagjes. Ervoor zorgen dat de toegang goed geregeld is, is mooi. Maar stel dat zich een rampje of zo voordoet? Hoe snel kun je er dan uit? Of moet je je eerst legitimeren voordat je het brandende pand uit mag? Mij werd verzekerd dat alles kan, mits het management maar aangeeft wat het wil. Helaas is het management daarover niet altijd even duidelijk, begreep ik.
Heel mooi vond ik een robot met allerlei detectieapparatuur. Een nachtwaker die nooit slaap krijgt. Met zijn manager productontwikkeling filosofeerde ik over de mogelijkheden om hem, die robot dus, te laten buitenspelen. Zon machine bleek al te bestaan. Op rupsbanden, laag bij de grond en met een omvang van een vierkante meter waait die zelfs bij orkaankracht niet van de dijk. Ik geloof die manager best, maar wil dát graag zelf zien. Klopt het, dan is het misschien iets voor het dijkleger. Het echte leger gebruikt ze al lang, voor bomverkenning bijvoorbeeld.
< 1%
Verscholen tussen al dat technisch geweld stonden ook nog wat rampenstandjes. Twee deden in rampencommunicatie, één in rampencoördinatie. Een ambtenaarging in op de betekenis van de coördinatie van de multidisciplinaire vraagarticulatie. Zijn toehoorders bleken actieve luisteraars. Aan het eind van het praatje waren ze echter niet overtuigd en ze legden uit waarom. De ambtenaar was zichtbaar aangeslagen. Het valt ook niet mee om met een onmogelijk verhaal de beursvloer op te worden gestuurd. Coördinatie Multidisciplinaire Vraagarticulatie dat voorspelt niet veel goeds.
Toch moeten we er niet te zwaar aan tillen. Althans, als ik kijk naar het aantal vierkante meters dat voor rampenbestrijding was gereserveerd. Aanzienlijk minder dan een procent van de beursvloer. En dan schat ik het ruim. Niets aan de hand dus. Dat zou een rustgevende gedachte kunnen zijn.
* Omdat op dit blog geen reclame mag worden gemaakt, is elke bedrijfsnaam weggelaten. Op verzoek kan daarover natuurlijk nadere informatie worden verstrekt.
Er wordt heel veel geïnterviewd in allerlei maten en soorten. Ook in sociaal-wetenschappelijk onderzoek is het interview niet weg te denken. Wel moet een goed interview dan aan verschillende eisen voldoen. Allereerst de keuze van de respondent. Dat kan at random, dat wil zeggen op basis van toeval ten minste, als je een representatief beeld van een onderwerp wilt krijgen. Een andere mogelijkheid is om zogenaamde sleutelpersonen te ondervragen, bijvoorbeeld deskundigen of gezaghebbende figuren. Hoe goed hun informatie echter ook is, ze zijn meestal niet representatief voor wat men van iets vindt.
Verder wordt een interview meestal strak georganiseerd. Er wordt een vragenlijst opgesteld die moet worden getest op onduidelijkheden. Ook de interviewer moet getraind worden. Voorkomen moet worden dat bijvoorbeeld lichaamstaal of intonatie de uitkomst van het interview beïnvloedt. Gewapend met een recordertje of een vragenformulier gaat de interviewer vervolgens op stap. Het opgenomen vraaggesprek wordt daarna uitgewerkt en aan de hand van codes in een gegevensbestand opgenomen.
Een interview kan echter ook open en vrij verlopen. Men gaat dan minder gestructureerd te werk en laat het verloop van het interview ook afhangen van wat de respondent te binnen schiet, of wat de interviewer opvalt. Nadeel is wel, dat elk interview dan een unieke gebeurtenis wordt. Het verwerken van de verkregen informatie wordt daarmee lastig. Voordeel is weer, dat de respondent volop mogelijkheid krijgt om te zeggen wat h/zij weet, voelt, denkt etc. Daardoor krijg je vaak informatie die je anders zou hebben gemist. Dat is van belang als je niet precies weet wat mensen te vertellen hebben.
Alles bij elkaar is een interview een heel proces. Interviews zijn dan ook schreeuwend duur.
Daarom zo
In mijn onderzoek gebruik ik een variant op de methode van sleutelfiguren. Ik ben vooral op zoek naar mensen van wie ik denk dat ze iets kunnen vertellen wat ik nog niet eerder gehoord heb. Van de mensen die de watersnoodramp hebben meegemaakt zijn er ondertussen immers al zo veel overleden, dat het nooit meer mogelijk is om een representatief beeld van de gang van zaken te krijgen. Een nauwkeurig beeld ervan is al heel wat, maar representatief, laat staan compleet, wordt het nooit meer.
Omdat ik niet precies weet wat ik te horen krijg, kan ik ook geen vragenlijst opstellen. Ik probeer wel een hoofdlijn aan te houden, maar desondanks vertellen mensen heel vaak ervaringen die daarvan afwijken. Het is me wel overkomen dat iemand zo spontaan of zo geëmotioneerd reageerde, dat het er zelfs niet van kwam me goed voor te stellen. Dan belde ik later op of ging ik weer langs om te vertellen met wie ze hadden gesproken. Zon tweede gesprek gaf dan vaak nog weer meer informatie.
Opas bedstee
Enige tijd geleden was ik bij een man van wie me gezegd was dat hij zich ook met de Watersnoodramp bezig hield. Dat bleek op zich juist, maar toen ik bij hem was begon hij al snel te vertellen over zijn omgekomen familieleden. Dat bleken er meer dan twintig te zijn. Ik was daar absoluut niet op voorbereid, want zijn eigen familienaam was een andere. Maar wat hij vertelde was heel informatief. Het ging onder meer over de erbarmelijke omstandigheden waarin zijn grootvader had geleefd. Er was toen voor bejaarden ook al een vorm van bijstand, maar dat was absoluut geen vetpot. Zij moesten daarom vaak wonen in huizen zonder water, riolering, gas of licht. Ook kon hij uit eigen ervaring nauwkeurig beschrijven hoe arbeiderswoningen in die tijd gebouwd en ingedeeld waren. Onmisbare informatie om te begrijpen dat vooral bejaarden in hun eigen huis zijn omgekomen. Ze sliepen vaak nog in een bedstee. Dat ziet er in een museumwoning of in een rustiek restaurant heel romantisch uit, maar eigenlijk is een bedstee een donkere kast. Verder was de zoldertrap vaak een losse ladder die je in het trapgat moest zetten. Probeer dat eens in het pikkedonker terwijl het ijskoude zeewater rond je enkels spoelt !! Bij de gedachte alleen al lopen de koude rillingen me over de rug. Het maakt wel duidelijk waarom vooral bejaarden in hun eigen huis zijn omgekomen. Bij de opa van deze respondent was het waarschijnlijk zo gegaan.
Door die informatie werd me ook nog iets anders duidelijk. Er zijn mensen geweest van wie het eigen huis instortte. Vervolgens spoelden ze naar de overkant waar ze de dakgoot van hun overburen wisten te grijpen. Dat is eigenlijk een reddeloze positie: in ijskoud water aan een dakgoot hangen. Probeer maar eens met kleren aan uit een zwembad te klimmen. Toch lukte het in een aantal gevallen. De overburen konden de losse ladder dan naar buiten steken, waarna de drenkelingen op het dak konden kruipen. Waren ze met meerderen, dan hielpen ze elkaar en ging het vaak nog wat makkelijker. Vaak, maar niet altijd liep het goed af.
En natuurlijk ben ik nog een keer bij die man geweest. Want wat ik hem wilde vragen, was de eerste keer niet aan de orde gekomen.
Bij het onderzoek naar de Watersnoodramp ben ik niet alleen op archieven aangewezen. Mensen interviewen hoort er zeker ook bij wat vaak leuk is, of spannend of ontroerend maar altijd inspirerend. Gelukkig leven er nog veel mensen die het zelf hebben meegemaakt. En ook al zijn er heel veel verhalen van overlevenden, zelf met mensen praten levert vaak iets nieuws op.
Wel moeten we snel zijn, want het grootste deel van de overlevenden is al niet meer onder ons. Hun herinneringen zijn vaak al verdwenen of alleen nog in de archieven te vinden. En de overlevers die toen oud genoeg waren om zich gebeurtenissen te herinneren, zijn ook de jongsten niet meer.
Dat iemand de ramp zelf heeft meegemaakt, betekent bovendien niet altijd dat hij of zij zich er veel van herinnert. Zo spreek ik herhaaldelijk mensen die zich van het moment waarop hun huis instortte niets anders kunnen herinneren dan dat ze plotseling in het water lagen. Als ik dan doorvraag, komen er wel belangrijke details terug. Zo vertelde een vrouw me bij stukjes en beetjes dat het water tot op de zoldervloer kwam en dat ze daarom op de hanenbalken waren geklommen. Haar moeder was er nog uit gevallen en in een bed terecht gekomen dat recht onder haar stond. Het huis was daarna gaan bewegen en ook vreselijk gaan kraken. Samen met de loeiende storm was het een hels kabaal. Ineens stortte de tussenmuur in, waardoor ze op de zolder van de buren vielen. Die bleken op het dak te zijn geklommen. Vreemd, maar dat was iets waaraan wij nou helemaal niet hadden gedacht.
De vrouw die ik hier bedoel, laat ik haar M. noemen, was daarna over allerlei wrakhout naar de overkant van de straat gekropen. Ze kon niet zwemmen, wat niks uitmaakte want je kon op dat moment helemaal niet zwemmen. Daarvoor was het water veel te ruw en lag het vol wrakstukken. Toen ik M. vroeg of ze echt over het wrakhout was gekropen, keek ze me vreemd aan. Wat dacht ik dan? Een vroegere buurjongen had me verteld dat zij aan zijn been had gehangen toen hij uit het water werd gevist door de overburen. Die buurjongen, laat ik hem J. noemen, is ondertussen natuurlijk ook een man op leeftijd geworden. Hij had me bezworen dat het zo gegaan was. Zijn vroegere buurmeisje keek me echter heel verbaasd aan toen ik haar dat vertelde. Hoe komt hij erbij, zei ze, ik heb hem helemaal niet gezien. Terwijl ik naar de overkant kroop, heb ik voortdurend naar dat lichtpuntje gekeken. Zo wist ik waar ik heen moest. Ik heb hem absoluut niet gezien. Wel kwam een andere buurjongen in het huis waar ik naartoe was gekropen. Ik weet niet eens meer wie dat was, maar J. was het zeker niet.
Is hier nu sprake van een vergissing, van een misverstand, van fantasie, van stoerdoenerij, van verdringing of ontkenning ? Het kan allemaal. Die J. kan best iets of iemand anders aan zijn been meegesleept hebben zonder goed te weten wie of wat. En M. kan best gedacht hebben dat ze over het wrakhout kroop terwijl feitelijk J. haar voortsleepte. Het kan. Het was immers een donkere, bewolkte nacht. Het water was steenkoud. Vaak had je geen idee van wat er gebeurd was. Je hoorde roepen, schreeuwen, vloeken zelfs, of zacht steunen, huilen of klagen. De gierende wind en het beukende wrakhout zorgden er voor dat je tot het uiterste gespannen was. Je moest in leven blijven. Soms had je nog tevergeefs geprobeerd
je vader of moeder, je broer of zus te redden. Rustig om je heen kijken was er natuurlijk niet bij. Neen, het was bittere ernst, echte serieuze stress. Het was erop of eronder. Leven of dood.
Op zon moment zag het geheugen ook niet zo veel. Het zag flarden en dan meestal nog alleen wat van belang was om te overleven. Dat stuk hout dat ineens omhoog stak. Die hooibaal die voorbij dreef. Dat lichtje dat heen en weer danste en maar niet dichterbij kwam. Die hand die je net kon grijpen, want je was ineens zo moe. Flarden van herinneringen, want je geheugen heeft heel veel niet gezien, niet kúnnen zien. Later wil je geheugen dat niet toegeven, Dan herinner je je dingen die je niet gezien hebt. Die je niet hebt kunnen zien. Die er nooit geweest zijn zelfs. Je geheugen vult de gaten in je herinnering op en maakt je desnoods van alles wijs. Zo werkt het mensengeheugen. Dat is wel zó verschrikkelijk onbetrouwbaar. Daar heb je geen idee van.
Informatie voor een onderzoek moet zo systematisch mogelijk worden verzameld. Dat geldt voor onderzoek in archieven net zo goed als voor het zoeken naar informanten. Doe je dat niet, dan verzandt je onderzoek of mis je juist de kern van de zaak. Toch kun je niet alles sturen. Soms werpt het toeval je de mooiste stukken zomaar in de schoot. Dat gebeurde op de morgen dat ik te laat bij het archief kwam.
Ondanks dat ik laat was nam ik een kop koffie. In een archief mag je echter niet met een kop koffie boven de stukken gaan zitten. Dus liep ik naar een oude landkaart die ik nog eens nauwkeurig bekeek. Terwijl ik daar zo stond vroeg een man achter me, wat of ik zocht. Ik kijk naar de plaats waar de dijk in 53 is doorgebroken, zei ik. Tot mijn verbazing zei de man: Ik was daar in de rampnacht. Waarna hij me vertelde wat hij had meegemaakt. Al luisterend herinnerde ik me dat verhaal eerder gehoord te hebben. Ik vroeg naar details en zo kwamen we uitgebreid aan de praat over het verloop van de ramp. Dat de dijk vlakbij de plaats waar hij geweest was, was doorgebroken, wist hij weer niet.
Nadat hij al over allerlei zaken had zitten praten, vertelde ik hem wie ik was en wat ik deed. Mensen vertellen soms heel vertrouwelijke zaken zonder dat ze weten tegen wie. Dat wil ik niet hebben. Iemand moet weten wie hij tegenover zich heeft, want wat ik hoor wil ik zo nodig kunnen gebruiken. Sommigen willen dat echter niet. Ook bijna 55 jaar na de watersnood zijn er namelijk nog mensen die hun verhaal niet zomaar kunnen vertellen. De redenen daarvoor variëren, maar vaak komt het omdat het ze nog steeds erg aangrijpt. Dat is dan jammer voor mij, maar je mag niemand dwingen of voor de gek houden.
Mijn gesprekspartner bleek over diverse aspecten van de Watersnoodramp veel te weten. Bijvoorbeeld over onderkoeling en de rol van kleding daarbij. Bij de Watersnoodramp is dat een factor waar we nog maar weinig van weten. Omdat het me te lang ging duren, vroeg ik hem of we een afspraak konden maken. Tot mijn verbazing aarzelde hij, zich afvragend wat de zin daarvan was. Ik legde hem uit wat ik zoal te weten was gekomen en welke conclusies je daaruit kon trekken. Het overtuigde hem maar half. Omdat ik hem niet zomaar wilde laten gaan spraken we verder en weer vertelde hij allerlei interessante details. Gelukkig reageerde hij na enige tijd positiever toen ik hem opnieuw vroeg om een afspraak. We wisselden telefoonnummers. Toen ik wegging riep hij me na, dat hij mn telefoontje verwachtte. Nou, daar kan hij op rekenen.
Het meest gehoorde antwoord op die vraag is: 1835. Helaas is niet duidelijk hoe men daaraan komt. Op de slachtofferlijst van het Rode Kruis staan 1795 namen; dat is inclusief enkele gewone sterfgevallen, de slachtoffers op Texel en enkele redders. De lijst van het Rode Kruis dateert van eind september 1953 en is daarna niet meer bijgewerkt. In januari 1954 telde het Centraal Bureau voor de Statistiek 1835 slachtoffers. We weten helaas niet hoe men daaraan kwam, ondanks diverse speurtochten in de archieven. Probleem is dat het Rode Kruis uitging van het woonadres en het CBS van de provincie. Omdat de onderliggende gegevens niet meer te vinden zijn, kunnen we niet vergelijken. Maar misschien is het volgende aan de hand.
Scheepsrampen In een verzameling krantenknipsels kwam ik in het Vrije Volk van 8 februari 1953 een berichtje tegen dat er twee coasters werden vermist: de Westland en de Salland. Beide schepen waren op 29 januari vertrokken. De Westland vanuit Noord-Duitsland naar de Engelse oostkust en de Salland vanuit Zuid-Engeland naar Stockholm. In de knipselmap ontbraken verdere gegevens hierover.
Googelen leverde verschillende vraagbaken op die werden ingeschakeld, zoals Lloyds Nederland. En natuurlijk werd de vraag gesteld aan het Maritiem Museum Rotterdam. Dat verwees naar: 'De orkaan van 1953' van Hans Beukema (Delfzijl, 2002). Daarin staan de volgende gegevens: De Westland telde 10 koppen, mat 426 brt en was gebouwd in 1931. Alhoewel al wat ouder, moet het nog een goed schip zijn geweest. Het werd voor het laatst gezien bij Cuxhaven. Daarna is er geen spaan meer van gevonden. De Salland was veel kleiner an de Westland, nl. 297 brt., maar was gebouwd in 1951. De ervaren schipper-eigenaar heeft niet vermoed in welke kolkende zeeën hij met zijn notendop terecht zou komen. In 1994 vonden sportduikers op 17 mijl uit de kust, ter hoogte van Egmond, de bronzen werfplaat van een wrak. Op basis daarvan kon de 'Salland' worden geïdentificeerd. Waarschijnlijk is zij vergaan doordat de luiken waren bezweken. Het schip moet direct zijn gezonken, de 8 bemanningsleden met zich nemend. Uit diverse andere bronnen bleek nog een derde schip tijdens de orkaan te zijn vergaan: de YM 60 'Catharina Duyvis'. Het was een voor die tijd forse en goede haringkotter met 16 man aan boord. Ter hoogte van Egmond was ze voor anker gegaan om de storm uit te rijden. 's Zondagsmorgens was er nog radiocontact geweest. Daarna is de YM 60 spoorloos verdwenen.
In totaal kwamen er dus 34 zeelieden op Nederlandse zeeschepen om het leven.
Hiermee is het verschil tussen het aantal slachtoffers van het Rode Kruis en van het CBS geslonken tot 6. Het echte aantal slachtoffers blijft voorlopig dus nog onzeker als we het al ooit te weten komen. Is dat belangrijk? Ik vind van wel en zal dat later toelichten.
Nog meer slachtoffers Voor de Engelse oostkust en in de Ierse zee vergingen overigens nog enkele schepen. De grootste was wel de veerboot Princess Victoria. Van de177 opvarenden kwamen er 133 om. De 43 overlevenden waren allen man. Hoeveel vrouwen of kinderen aan boord van de Pr. Victoria waren, is onbekend.
Strandingen En om volledig te zijn: er strandden ook nog enkele schepen, o.a. bij Scheveningen (zie foto). Ze werden alle weer vlot getrokken.
Elk onderzoek begint met een vraag. Je wilt iets weten. In dit onderzoek is de vraag eenvoudig: waarom overleefde de een de Watersnoodramp van 1953 wel, en de ander niet? Het antwoord op die vraag blijkt niet zo simpel, zoals je hieronder kunt lezen. De kans op overleven bleek vaak niet van toeval af te hangen, maar van leeftijd, van gezinssamenstelling, van de plek waar je stond of zat en misschien van nog andere factoren. Want het onderzoek gaat door.
Bij het verzamelen van gegevens voor dit type onderzoek zijn archieven natuurlijk onvermijdelijk. Dat lijkt saai, maar handgeschreven notulen, krakendekrantenknipsels of bruine fotos kunnen heel verslavend zijn. Je komt telkens iets nieuws tegen en soms vind je de gekste dingen.
In een archief zit je ook niet alleen. Veel mensen blijken aan hun stamboom te werken. Anderen helpen bij het digitaliseren van gegevens uit de burgerlijke stand en uit allerlei andere registers. Wat weer erg handig is bij het klimmen in een stamboom. En tijdens het koffiedrinken komen de sterke verhalen als vanzelf.
Hoe verder terug in de geschiedenis, hoe belangrijker natuurlijk het archief wordt. De Watersnoodramp bevindt zich wat dat betreft op de grens. Er zijn al zoveel verslagen van overlevenden dat er een aardige bibliotheek mee te vullen is. Daarnaast zijn eroverlevenden die hun ervaringen nog nooit verteld hebben. Hen opzoeken is leuk werk en meestal vertellen ze veel meer dan je vroeg. Geschiedenis wordt dan ineens springlevend.
Wel blijft het oppassen met verhalen van overlevenden. Want niets is zo onbetrouwbaar als het geheugen. Wie midden in de ramp zat, was vooral bezig te overleven. Wat er verder gebeurde blijkt later vaak maar vaag of in brokstukken te zijn onthouden. Heel vaak heeft men geen idee gehad van het tijdsverloop. Een dag is dan een minuut en een minuut een dag. Of men weet alleen nog dat men ineensboven water kwam. Maar verder?Ook komt het voor dat men iemand ergens gezien heeft, die daar echt niet geweest kan zijn. Daarvan zijn sterke staaltjes te vertellen.
Om zulke problemen te ondervangen, zijn enkele uitgangspunten onvermijdelijk.
In de eerste plaats de regel: één getuige is geen getuige. Als het even kan moet elke opmerking gesteund worden door een andere liefst onafhankelijke bron.
In de tweede plaats: wat geschreven of gedrukt staat, is nog niet altijd waar. Elke bron moet op zijn waarde worden beoordeeld aan de hand van allerlei kenmerken. Ook vragen als: wie schreef wat, wanneer en waarom? zijn soms erg verhelderend.
En in de derde plaats: goede verslaglegging is onontbeerlijk. Want ook de onderzoeker kan zich vergissen of last krijgen van geheugenzwakte.
Waarvan akte.
Van mijn ervaringen met dit onderzoek zal ik op deze weblog voortaan regelmatig een verslagje schrijven.
Zoals bekend braken in de vroege morgen van 1 februari 1953 in zuid-west Nederland de dijken. Daarbij lieten honderden mensen, tienduizenden stuks vee en een onbekend aantal huisdieren het leven. Het duurde bijna een jaar voor de laatste polder droog viel en bijna twee jaar voor het laatste slachtoffer werd geborgen. Een tot nu toe onbekend aantal slachtoffers werd zelfs nooit meer getraceerd.
Toch is 'De Ramp' geen gebeurtenis die begin februari 2007 veel aandacht kreeg. Alhoewel we ons zorgen maken over de stijgende zeespiegel, doet een storm ons niet zoveel meer. Over de storm van midden januari was de algemene opinie in het radioprogramma Standpunt.nl zelfs, dat we het goed gedaan hadden. Enkele luisteraars vroegen zich af of sommige van de zeven slachtoffers niet teveel risico hadden genomen. En de urenlange files hadden kunnen worden voorkomen als die vrachtwagens eerder van de weg waren gehaald. Dat sommige websites en telefoonnummers zelfs bij deze middelmatige storm enige tijd onbereikbaar waren, is ook een overzichtelijk technisch probleem. Nee, we zijn er klaar voor!
De Februariramp was echter van een geheel andere orde. Dat beseffen zo langzamerhand alleen nog de overlevenden. Voor de meeste anderen is die ramp er een uit vele. Menigeen denkt bij 'de Watersnoodramp' op zijn best nog aan Zeeland. Zelfs de Volkskrant plaatste in maart 2005 een foto van een ondergelopen dorp, met als onderschrift: Zeeland in februari 1953. Terwijl het toch echt een foto van het Zuid-Hollandse Oude Tonge was. Dat daar ruim 300 slachtoffers vielen, bijna 10% van de bevolking, is voor menigeen een onbekend gegeven. Dat er door die storm zo'n 200 schepelingen omkwamen, ook.
Aantal slachtoffers Het totale aantal slachtoffers van de Ramp hangt natuurlijk af van het gebied dat je bekijkt. In zuid-west Nederland kwamen ongeveer 1790 mensen om. Tellen we daar de omgekomen dijkwerkers op Texel en de Nederlandse zeelieden bij, dan komen we op zo'n 1830. En met de slachtoffers in België en Engeland komen we aan ruim 2400. Dat we niet precies weten hoeveel mensen er omkwamen is een gevolg van verschil in telwijzen en van recente gegevens. Want wanneer begint een ramp en wanneer is die afgelopen?
Het precieze aantal slachtoffers is ook niet zo belangrijk. Wel klinken deze aantallen tegenwoordig vaak ongeloofwaardig. Ik ontmoet regelmatig mensen die denken dat het aantal slachtoffers veel lager dan 1800 is. Of ze denken dat de slachtoffers verdronken omdat ze niet konden zwemmen. Dat je overlevingskansen in zeewater met een temperatuur van 3 à 4 graden nagenoeg nihil zijn, wil er dan niet in. Bij een nieuwjaarsduik vallen toch ook geen slachtoffers? Ook een golvende berg wrakhout en kadavers maakt nog zelden indruk. In een beetje rampenfilm zie je dat vaak genoeg. En dat een vliegende storm een muur van water kan veroorzaken die je letterlijk de adem beneemt, is meestal ook een ongekende ervaring. Beelden van mensen die zich eens lekker door de stormwind laten zandstralen bevestigen het idee dat het wel meevalt met zo'n storm.
Oorzaken De oorzaken van deze ramp zijn evenmin algemeen bekend. Het was ook niet één factor, maar een combinatie van windkracht, windrichting, tijdsduur en springtij die in het holst van de nacht hun hoogtepunt bereikten. En het was natuurlijk een tijd waarin ons technisch kunnen nog niet zo groot was als nu. Wat een gevaarlijke misvatting is.
Toen enige jaren geleden in mijn woonplaats de alarmsirenes voor het eerst sinds mensenheugenis echt in werking werden gesteld, ging het helemaal mis. Veel mensen begrepen er niets van en kregen ook geen informatie. Met als climax dat die sirenes welgeteld na 90 seconden stil vielen. Omdat men niet meer wist hoe ze bediend moesten worden! Natuurlijk gaat dat de volgende keer veel beter, want er zijn maatregelen getroffen. Of die echt werken zullen we pas te weten komen als het zover is. Want geen burgemeester haalt het in zijn hoofd om tijdens een storm te testen hoe paraat zijn hulptroepen zijn.
Verloop Over het verloop van de Ramp weten we eigenlijk ook nog maar weinig. Van de Vuurwerkramp in Enschede weten we tot op honderdsten van seconden nauwkeurig wat er gebeurde. Van de Ramp weten we soms nog niet op een half uur nauwkeurig wanneer welke dijk brak en wat er vervolgens gebeurde. Met als gevolg dat de beschikbare modellen schatten dat er bij de volgende watersnoodramp 40 tot 40.000 of meer slachtoffers kunnen vallen.
Nauwkeurig onderzoek van het verloop van de Ramp in enkele dorpen laat zien, dat de ramp eigenlijk heel kleinschalig was. Er zijn plekken, bijvoorbeeld een dijkvak van zo'n driehonderd meter, een kruispunt of een rijtje huizen aan een polderweg, waar nagenoeg alle bewoners omkwamen. Terwijl even verderop iedereen overleefde. De veel gehoorde opmerking dat vooral goedkope arbeidershuisjes het begaven klopt ook niet. Op bepaalde plaatsen stortten alle huizen in, goede én slechte, grote én kleine, terwijl soms maar enkele tientallen meters verderop zelfs bouwvallen bleven staan.
Kenmerken Zo'n gedetailleerde benadering leert verder dat in sommige leeftijdsgroepen verhoudingsgewijs meer slachtoffers vielen dan in andere. Zo kwamen jongetjes van een jaar of tien vaker om dan bijvoorbeeld hun zusjes of hun oudere broers. Ook bejaarden bleken kwetsbaar. Plausibele verklaringen daarvoor zijn snel gegeven. Maar zo'n verklaring komt pas naar voren als de feiten op een rij zijn gezet. En vervolgens blijkt het mogelijk om die gegevens toe te passen op onze situatie.
Dat de gezinnen in 1953 gemiddeld groter waren dan nu, valt weg tegen het feit dat veel kinderen tegenwoordig een groot deel van de dag in groepsverband verkeren. Weet bijvoorbeeld een crècheleiding of een leerkracht van een basisschool wat er gedaan moet worden als de ramp losbarst? Een goede voorbereiding vereist regelmatig oefenen. Dat helpt echt, maar hoe vaak gebeurt het? En in welke mate wordt er bij het opstellen van een evacuatieplan met specifieke kenmerken van groepen bewoners rekening gehouden? Zijn zulke plannen er wel, of denken we dat de hoogte van een stormvloed even goed te berekenen valt als in 1995 de hoogte van het rivierwater? De veronderstelling dat we bij een gevaarlijke storm voor een evacuatie tijd genoeg hebben, zal een rampzalige vergissing blijken.
Onbekendheid Zo kent de Ramp helaas nog veel geheimen, want er is nog maar weinig onderzocht. Dat komt ongetwijfeld ook omdat hij in ons collectieve geheugen nauwelijks nog een rol speelt. We herdenken 'm niet meer en daarmee sterven de herinneringen af. Toch slaat de Waterwolf weer een keer toe onverhoeds en meedogenloos. En opnieuw zullen we dan niet weten wat ons overkomt.
Arie Kuijvenhoven
doet onderzoek naar de Watersnoodramp van 1953 en is o.a. auteur van Vrouwen en kinderen eerst? - zelfredzaamheid tijdens rampen (isbn90-12-11241-9)
Voor meer informatie: bureaukuijvenhoven@hetnet.nl Op verzoek kan een excursie worden georganiseerd langs de zwaarst getroffen plaatsen op Flakkee en op Schouwen-Duiveland.