De bijdrage van vandaag gaat over herinneringen. Het is een samenvatting van een hoofdstuk uit het boek “Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt” van Douwe Draaisma. Historische Uitgeverij Groningen, 2001, ISBN 9065544704.
Herinneringen
Als wij, senioren, een autobiografie zouden schrijven, is de kans groot dat de jaren tussen 15 en 25 relatief de meeste aandacht krijgen en de middelbare leeftijd, rond 45, de minste.
Herinneren we ons meer van de periode 15 – 25 jaar omdat het geheugen dan op zijn best is? Waarschijnlijk niet, want dan zou de piek tien jaar eerder moeten liggen.
Een tweede verklaring snijdt meer hout: in genoemde periode maakt een mens meer mee dat het onthouden waard is. Veel herinneringen gaan immers over de eerste keer, de eerste rijles, de eerste verliefdheid, de eerste baan etc.
De derde verklaring, gekoppeld aan de tweede, is de beste. Tussen 15 en 25 jaar wordt je persoonlijkheid gevormd, je identiteit bepaald. Senior geworden en terugkijkend komen vooral die gebeurtenissen bovendrijven die je gemaakt hebben tot wie je bent.
Achteromkijkend maak je van je leven een verhaal: je wil dat je leven coherent is. Hoe je jezelf nu ziet (je zelfbeeld) bepaalt je herinnering: dat wat ervoor gezorgd, eraan bijgedragen heeft wie je in je eigen ogen geworden bent, is het bij uitstek waard herinnerd te worden.
Je herinnert je vooral dat wat past in het verhaal dat van jouw leven één geheel maakt. Die behoefte om te duiden is met het mens zijn gegeven. Het is bijna onverdragelijk het leven te laten bestaan uit een opeenvolging van toevallige gebeurtenissen. Ouder geworden ben je pas in staat je leven een thema, een motief, een verhaallijn te geven. Terugblikkend ga je duiden en krijgen vooral die herinnerde gebeurtenissen een plaats die passen in het verhaal dat je eerst aan het eind kunt schrijven. Relatief veel gebeurtenissen blijken dan te liggen tussen 15 en 25 jaar: toen werd jouw levensverhaal in de grondverf gezet.
|