Als we een diepe, duurzame relatie met de natuur konden vormen, zouden we nooit een dier doden om onze eetlust te bevredigen en nooit een aap, een hond of een cavia kwaad doen door er vivisectie op te plegen, opdat wij daar beter van worden. We zouden andere manieren ontdekken om onze wonden te helen en ons lichaam te genezen. Maar de geest genezen is iets totaal anders. Dat gebeurt geleidelijk, als je één bent met de natuur, met die sinaasappel aan de boom, met het grassprietje, dat zich door het cement heen perst en met de heuvels, die door de wolken bedekt, verborgen worden.
De mens geeft altijd de natuur en het noodlot van alles de schuld. Maar zijn lot is slechts de echo van zijn eigen aard, zijn eigen hartstochten, zijn eigen zwakheden.