Tijdens de persdag, 10 januari 2012, zal om 11 uur precies de nieuwbakken onderscheiding "Clean Car of the Year 2012" worden bekendgemaakt. Negen wagens werden genomineerd. De Renault Twingo, Mitsuishi iMiEV en Toyota IQ zijn de genomineerden voor de categorie "Stad". De imposante Opel Ampera, de minder bekende VW Passat en de ook al lang verwachte Chevrolet Voltzijn weerhouden voor de categorie "Fleet". Het toeval wil dat de commerciële aanzwengeling van deze auto's langs de fleets van bedrijven moet gebeuren omdat ze particulier gezien teveel kosten.
De "Clean Car of the Year" wordt voor het eerst verkozen in een "algemene categorie". Genomineerd hiervoor zijn de VW Polo, de Chevrolet Volt en de Opel Ampera. Dat de Ampera en de Volt hier ook opduiken komt omdat hun "extended range" maakt dat je met een goede basis voor een elektrische auto meer dan 500 km aan autonomie oogst. Een kleine verbrandingsmotortje speelt generator en laadt de Li-Ion-batterij weer op als die na de eerste 60 km puur elektrisch (dus kort ZERO-emissie) plat gaat. De uitstoot van het Otto-motortje is zeer laag, maar ZERO kan het van nature uit niet zijn. De aanpak voor deze titel - die commercieel interessant is - spruit voort uit het Zolders idee van de "Clean Week 2020" waarvan auto- en autosportspecialist Marc Martens de geestelijke vader is en tevens de échte "executive" van CW2020.
Vorige dinsdag nam Zolder ook een fotovoltaïsche installatie in gebruik. Het specifieke eraan is dat de zonnecellen de zon opzoeken, waar die ook staat. Op die manier wordt het hoogste rendement aan energiewinning bekomen. Zolder poetst daarmee zijn groen imago nog wat verder op. In 1963 werd de omloop aangelegd en die zal in 2013 dus vijftig jaar bestaan. Onlangs vernam Walter's Auto Cahiers dat Antwerp Motor Union zijn archieven naar het museum in Zolder verhuisde. Die Antwerpse organisatorische Autoclub - gesticht door Tony Stappaerts - is ondertussen al even jong als straks Zolder. Markant was dat AMU knallende races organiseerde in Terlamen. O.a. de "Bekers van de Toekomst" en enkele F2-races. In "Les Coupes de l'Avenir" was ook een F3-luik verankerd.
Letterlijk de grootste namen als onze eigenste Jacky Ickx, Jackie Stewart en Jochen Rindt - om maar enkelen te citeren - waren aanwezig. In twee reeksen bezorgden ze de toen massale volkstoeloop kippenvel. Er was ook altijd een klein kantje aan: de soms hoogoplopende rivaliteit tussen het Antwerps bestuur van AMU en de directie van Zolder met toen Maurice Beliën en Jo Coopmans aan kop. Zolder (op 8 km van Hasselt...) en Antwerpen...80 km verder leken toen twee aparte werelden. Ieder achtte zich beter dan de ander. Het wereldprobleem dus in miniatuur. Toen al, en zoals het in de wereldgeschiedenis ook altijd is geweest. Global Warming bestond natuurlijk in die tijd niet. De lijst om allen op te sommen is te lang. Velen van hen waren gewoon monumenten en als ze nog niet naar een andere chemische toestand zijn overgegaan zijn ze dat nog. Degenen die nog van vlees en bloed zijn worden schaars. Maar alle monumenten die Zolder deden daveren van emoties worden in 2013 nog eens afgestoft. Zolder zal ze bundelen in een lijvig werk.(Tekst en foto:Walter Rombauts)
Goudkleurige zandkorrels, aanrollende witte golfkoppen tegen
een azuurblauwe lucht, bekroond met een eeuwig lijkende zonneschijf maken dat
het strand van Copacabana in Rio de Janeiro er voor de argeloze bezoeker
paradijselijk bij ligt. Op de met palmbomen overkoepelde promenade lokken witte
plastiekstoeltjes, zongebakken mensen en bontgekleurde coctails voor een even
verfrissende als verraderlijke drink. Wat ongemakkelijk onderuitgeschoven op de
te korte zit van een stoeltje dreigen mijn ogen dicht te vallen van weelde,
wachtend op de Cubalibra die het totaalbeeld nog dieper fotografisch in mijn
geheugen zal prikken.
Café OK is maar één van de vele lokkertjes voor een
ijsgekoelde "molotov-coctail", een hapje, een grietje-voor-een-cent
of een duivels uitdagende vrouw wiens enkels, handen en stem verraden dat het
een man is. Een ruk aan mijn hemdsmouw maakt dat ik niet écht in dromenland
verzeil. Ik kijk in trieste, grote donkere jongensogen, die beslist niet meer
dan tien of twaalf jaar het vermeende paradijs hebben gezien. En ze hebben
daarvan niet veel leuks onthouden, te oordelen naar de naar begrip zoekende
blikken. De jongen is slordig, armoedig gekleed en heeft geen linkerarm. Even
schiet de vraag door mijn attente geest of mensen's boosheid zover zou kunnen
gaan een kind een arm te amputeren om het aldus als bedelaar meer indruk te
laten maken. Maar neen, dit wilde ik niet denken. Ik weiger te aanvaarden dat
mensen zo slecht kunnen zijn. Maar dan doen honderden anekdote's in de
wereldgeschiedenis me twijfelen.
Alfonso, zo heet de knaap, is bedelaar en vraagt me
onbeschroomd om geld. Met open, niet propere, al wat verweerde rechterhand. Een
straatkind van Rio... Een inkomstenbron misschien ook voor een gezin. Het
zojuist vermeende paradijs valt aan diggelen. Naast mij staat een mens die het
minder goed heeft dan ik. Duidelijk. Ik kan niet anders dan hem geld geven. Of
toch wel. Ik nodig hem aan mijn tafel uit, waarop Alfonso maar heel argwanend
ingaat. "Dinero" (Portugees voor geld) dringt hij aan. Maar in de
plaats daarvan leg ik de spijskaart voor hem open en zeg hem te kiezen waar hij
zin in heeft. Alfonso beziet me ongelovig, kijkt schichtig om zich heen, om dan
zijn blik aan de kaart te kleven. Zonder écht iets te zien. Toch kwam ik met
hem overeen een lekkere kip te eten, zich in een reuze-cola te verzuipen en
onze toevallig kennismaken te vieren met een feestelijke ijskreem, inclusief
vuurwerk. En zo geschiedde. Onder onbegrijpende blikken van Braziliaanse
hoertjes, potsierlijke travestieten, toeristen-die-niet-beter-wisten en nog wel
met de grootste verrassing van de café-houder zelf. Een bedelaar aan tafel bij
een klant. Ongehoord. Maar voor Alfonso en mij zat het snor in Café OK daar op
de promenade van Copacabana.
Veel viel er niet te zeggen. Alfonso kon uiteraard alleen
Portugees, ik maar enkele woorden, en daarom flapte ik er wat Spaans
tussendoor, maakte hem gestikulerend allerlei diets en zocht met evenveel
gebaren de betekenis van zijn antwoorden. Zo verliep de maaltijd. En als de gigantische
ijsbergen op onze verhitte tongen gesmolten waren, Alfonso een laatste keer
zijn lippen opeenperste om de smaak van de koele frisdranken in zijn geheugen
te prenten, voelden we allebei dat de ontmoeting naar zijn eind ging. Alfonso
zou weggaan, ik zou enkele dagen later terug naar huis vliegen om een jaar
later weer hier op diezelfde plaats eenzaam te zijn. Maar ik gaf Alfonso geld,
hoeveel doet hier niet terzake. En vroeg hem of hij volgend jaar, precies weer
diezelfde zaterdagmiddag - de enige zaterdag met de GP van Brazilië Formule 1 -
opnieuw zou willen komen. Na wat misverstanden over mijn bedoelingen knikte hij
ja. En dan ging Alfonso weg, over de brede laan van het paradijs die op de
wrede broosheid van het lot is gebouwd.
Driemaal is Alfonso op het rendez-vous geweest. Iedere keer
bleek mijn éénarmige vriend meer man te zijn geworden. Het verging hem
blijkbaar niet beter, maar ook niet slechter. Vreugde om een weerzien kon ik
niet écht ontdekken. Alfonso kwam om het eten en een centje. Dat kon ik hem ook
niet kwalijk nemen. Maar toch drong enige vreugde soms door zijn oogappels, en
werd het strand van Copacabana stralender dan ooit voor mij. De vierde keer is
Alfonso ook op de afspraak geweest. Daar durf ik op te wedden. Maar ikzelf was
er niet. Brazilië's prestige-race was naar Sao Paulo getransfereerd, geboortestad van
Ayrton Senna, en dus deed ik Rio niet meer aan. Alfonso zal mijn ontrouw nooit
begrijpen. En dat zal altijd mijn verdriet van Copacabana blijven. (Tekst en foto: Walter Rombauts)