o primavera
heerlijke bloemennaam,
betekent ook begin
Over mijzelf
Ik ben Van Overstraeten Nicole, en gebruik soms ook wel de schuilnaam yasmin.
Ik ben een vrouw en woon in Halle 1500 (België) en mijn beroep is gepensioneerde leerkracht Nederlands.
Ik ben geboren op 30/06/1946 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: poëzie, theater, oosterse cultuur, muziek en koken.
Ik publiceerde 4 dichtbundels (De dagen van de winter, Jagen, Sapkracht en De tuinen van Thevenet). In 2006 acteerde ik in 'De koffers zijn gepakt', een theaterproductie van het Masereelfonds, als eerbetoon aan Bertold Brecht.
een lief okerkleurig scharminkel
literatuur, cultuur, small talk
11-02-2008
de nadagen van februari
wanneer
wij in de nadagen
in
de donkere nadagen van februari
in
de straten verdwalen, wanneer wij
in
de krolse kattendagen - in de krokusdagen
van
de kat - blijven sluimeren als het sneeuwt...
.
11 februari, bijna
valentijn. zaterdag was het de warmste winterdag ooit. mijn poes minky is
al drie dagen 'weg'. ik vraag me voortdurend af of haar verdwijning te wijten
is aan de 'kattendagen', zoals ik in bovenstaande aanhef van 'plaslion',
een in 2004 door mij gepleegd gedicht, suggereer - of is er iets gebeurd? ik
schrik op bij elk geluid in mijn keukentje en heb al enige malen uit het raam
haar naam gefluisterd in de nacht....
zal ze vandaag of
morgen met haar gebruikelijk élan door de openstaande
keukendeur naar binnen zoeven, of zien we haar nooit meer terug? we wachten met
spanning de gebeurtenissen af...
.
in de laatste,
schitterend uitgegeven bundel van de poolse dichteres en nobelprijswinnares wisława
szymborska, dubbele punt*, vind ik maar een paar gedichten naar mijn
gading. ik betwist zeker niet de virtuoze manier waarop zij haar poëzie
neerschrijft: zij is altijd grandioos to the point, maar teveel
gedichten zijn (schitterende) opsommingen. en wat moeten we nu met opsommingen?
ik geef toe: de
laatste dagen rommel ik weer ijverig in mijn boekenkasten en ondertussen prevel
ik mijmerend de titels van de boeken en poëziebundels die ik in 2007 heb
gekocht en gelezen. ik som ze op en heb zo een beetje de neiging de titels te
noteren. maar maak ik daarbij een gedicht?
wisława szymborska is
natuurlijk een generatie ouder dan ik (zij is ondertussen 85!). misschien doe
je dat dan: voortdurend lijstjes en sommetjes maken van de elementen uit je
omgeving, van de dingen die je leven uitmaken (objecten, de topics van een of
ander willekeurig verhaal, de samenstellende delen van een scène,
landschap of uitzicht). ik mis in deze poëzie echter het
zingen.
vind toch nog altijd
dat poëzie niet te overdacht moet zijn, wel een beetje
meeslepend. de lezer moet in vervoering raken, lichtjes in trance als het kan
en het gedicht moet schoonheid en vitaliteit uitstralen. je veux être
totalement emballée...
maar o wee, wie ben ik
om kritiek uit te brengen? ik moet ook maar eens proberen zo'n gedicht te
schrijven, waardoor niet alleen ikzelf in vervoering geraak, maar ook mijn
ontelbare lezers, haha!
.
toch wil ik in dit blogbericht mijn lievelingsgedicht uit wisława's
bundel noteren, niet alleen omdat het een uitzonderlijk knap gedicht is, maar
omdat het zo geladen is met symboliek: hoe wij onwetend zijn over en
vooral onachtzaam omgaan met de werkelijkheid (wie van ons heeft oog
voor de sterren, het morgenrood, de regenboog, de wolken, de neons, de maan, de
zilveren vis in het water, de havik hoog in de lucht?).
hoe wij vooral deze werkelijkheid verkeerd om lezen.
en hoe wij net als
blinden dikwijls totaal in het duister tasten als het de anderen betreft
(l'enfer, c'est les autres, zei ooit de franse filosoof jean-paul sartre). maar
als wij dit dan beseffen en vrede moeten nemen met onze existentiële
duisternis, blijven wij dan even beleefd en begripsvol als de blinden, even
onbaatzuchtig - of vernietigen wij dan onze omgeving, de natuur, de fauna en
flora met daarbij inbegrepen onze medemensen, de anderen, omdat zij
vreemd zijn aan ons eigen innerlijke zelf en daarom ook potentieel gevaarlijk?
De beleefdheid van de
blinden
Een dichter leest gedichten voor aan blinden.
Hij had niet gedacht dat dat zo moeilijk zou zijn.
Zijn stem trilt.
Zijn handen trillen.
Hij heeft het gevoel dat elke zin
Hier wordt getoetst aan het duister.
Hij zal het nu zelf moeten doen,
zonder licht en kleuren.
Een hachelijk avontuur
voor de sterren in zijn gedichten,
het morgenrood, de regenboog, de wolken, de neons, de maan,
voor de vis tot nog toe zo zilver onder water
en de havik zo stil, hoog aan de hemel.
Hij leest - want het is al te laat om niet te lezen-
over een jongen in een geel jasje op een groene weide,
over de telbare rode daken in het dal,
over de bewegende rugnummers op de shirts van de spelers
en de naakte onbekende in de deuropening.
Hij zou ze willen verzwijgen - hoewel dat niet kan -
al die heiligen aan het gewelf van de kathedraal,
dat afscheidsgebaar vanuit het coupéraam,
dat glaasje van de microscoop en de fonkeling in de ring
en de beeldschermen en de spiegels en het album met gezichten.
Maar groot is de beleefdheid van de blinden,
groot hun begrip en onbaatzuchtigheid.
ze luisteren, glimlachen en klappen.
Een van hen komt zelfs naar voren
met een verkeerd om geopend boek
en vraagt een voor hem onzichtbare handtekening.
* Wisława
Szymborska, Dubbele punt, De Geus, Breda,
2007