Mijn zesjarige zoon buigt zich voorover en luistert aandachtig. Opa zegt niks terug, mam! Hij tokkelt op het arduin, gaat dan achter de zerk kijken. Ach, hij heeft je vast wel gehoord, bolleke. Waar wil je je tekening hangen? De bloempot geven we een ereplaats. Ik draag zus op mijn heup en vertel over vroeger. Hoe opa, mijn papa dus, met ons speelde. Diefke en agent in onze tuin. De eerste die hij ving, belandde in de gevangenis en wij moesten die dan trachten te bevrijden. Spannend, want hij was een alerte, watervlugge agent. Hoe hij zich ooit verstopte onder mijn matras waardoor ik een vreemd, hoog bed bekwam en hij zich daardoor natuurlijk verraadde.
Ik haal herinneringen op aan oma, mijn mama toen ikzelf klein was, die voor ons warme vanillepap klaarmaakte als we s avonds van de zwemclub thuis kwamen. Het was eigenlijk opas zwemclub, maar wij mochten mee. Eerst was er een soort turnles en daarna mochten we het rimpelloze water in. Soms sloegen wij, kinderen, de turnles over en doken meteen in het zwembad. Wanneer de redder iedereen eruit floot, deelden we mee dat we van de ViGe waren; wat een heerlijk moment, die hele plas, voor ons alleen! Moet iek nog meer naar lienks? stootte mijn broer met samengeperste lippen uit terwijl hij krampachtig schoolslag zwom. Uiteraard stak hij de draak met een madame uit de club en gaf hij zijn vertolking enkel in ons beperkte kinderkringetje. Zo vertellend wandelen we terug naar de wereld der levenden
In de rust van het kerkhof kan ik mijn gedachten de vrije loop laten, meermaals kwam ik hier mijn verdriet stillen en vond ik troost. Ik ben eerder een onregelmatig kerkhofbezoeker, maar rond Allerheiligen kom ik zeker langs. Het is er dan zo kleurrijk! Ik dwaal ook graag rond langs onbekende graven en familiekelders, lees de opschriften, fantaseer hun geschiedenis De plakkaten had ik al lang zien staan. Ze meldden dat de vervallen concessies zouden hergebruikt worden. Maar ik sla er geen acht op, we hebben nog niet zo lang geleden voor een nieuwe termijn betaald.
Gewapend met een schoffel en een harkje kom ik een hele tijd later, in de late namiddag, samen met de kinderen, de graven een beetje onderhouden. Groot is mijn ontsteltenis als ik het graf van mijn moeder niet meer vind. Ze liggen niet ver van elkaar, mijn vader aan een hoofdweg, mijn moeder een beetje verder aan een zijweggetje. Ik loop alle graven in de buurt af. Op den duur als een kieken zonder kop. Maar waar ik ook kijk, mijn moeder is er niet. Ik ben mijn kluts kwijt, het lijkt zo onwezenlijk! Rijd naar mijn broer, ik heb immers nog geen GSM. Samen keren we terug, maar de poort is ondertussen gesloten. We kunnen er niet meer in.
De volgende dag vernemen we dat het graf verwijderd is, de steen is onherroepelijk weg. Hoe kan dat nu? Een hele tijd geleden vroegen we of beide concessies niet samen konden genomen en gelijktijdig betaald worden. We leefden in de veronderstelling dat dit in orde was. Toen we laatst betaalden, dachten we dat dit voor beide ouders was. En helaas stuurt men geen uitnodiging, we moeten dit zelf opvolgen. En doordat mijn ene zus het papierwerk aan mijn broer overdroeg, ging er informatie verloren Het had zon vaart niet gelopen indien het bewuste terrein in betere staat was geweest. Nu wil men ontruimen, omdat de grond slecht is, graven verzakken daar gemakkelijk. De meningen blijken ook verdeeld in de familie, niet iedereen gaat naar het kerkhof, niet iedereen hecht belang aan een zerk. Maar toch besluiten we unaniem de concessie aan te houden. Nagedachtenis koester je natuurlijk niet enkel op een begraafplaats
Door die verzakkingen raakte het graf van mijn vader gehavend. Kristus, de Weg, de Waarheid en het Leven, staat er, in navolging van het opschrift bij mijn moeder, nog altijd. Ze hebben daar steeds, mijn moeder vooral, proberen naar leven. Ondertussen ben ik dit ontgroeid, het kerkelijke. De wààrden die ze ons meegaven echter, blijf ik met me meedragen. Af en toe kom ik nog langs om te tuinieren. Ik nam een stukje van mijn tuin - mijn paradijs - mee en verplant het daar. Dat schept een band. En troost.
Maar het liefst van al zou ik een stukje van mijn vader en mijn moeder willen meenemen naar mijn tuin, dicht bij mij...
Als je op de foto klikt ontdek je hoe mijn generatiegenoten de zestiger jaren overleefd hebben. Ik heb het zelf via mail ontvangen en vond het best grappig...
Foto genomen ter gelegenheid van de Plechtige Communie van mijn broer in mei 1968, het laatste feest dat we voltallig vierden.
Een paar dagen mooi weer, half oktober Ik MOET de koe bij de horens vatten. Mijn ramen schreeuwen al een tijdje om een likje olie. In juli gaf ik hen van repliek: véél te warm. En in augustus suste ik hen: véél te nat. In september was ik te moe. Afkicken van de vakantie, ander ritme. Maar nu kan ik er met goed fatsoen niet onderuit.
Zondag had ik er me al mentaal op voorbereid. In gedachten zette ik een werkplan uit. Heel rudimentair, aangezien ik een weinig ordelijke geest heb. Voor dergelijke klusjes is dat een handicap, een zegen voor creatieve invallen, troost ik mezelf dan.
Maandag is lunchpakkettendag voor mijn schoolgangers, een service die ik nog steeds verleen en waarvoor ik dus vroeg uit de veren moet. En dat is mooi meegenomen, want de toon is gezet: actie!
Eerst douchen, ik begin graag fris en proper aan een karwei.
Dan ontbijten en onderwijl de gazet lezen. Energie opdoen en mijn venster op de wereld openzetten.
Hup hup, keuken opruimen, handdoeken opplooien, de kat van eten voorzien, in een oogwenk de routine klusjes afhaspelen. Alhoewel, routine, er is geen vaste volgorde, ik moet mijn imago van chaotische huisvrouw hooghouden.
Diep ademhalen. Ik bestijg de trap naar de eerste verdieping, met een grote variëteit aan schuurpapier, een emmer en vodden. Eerst moet ik de geraniums, eigenlijk pelargoniums, binnenhalen. Hiervoor heb ik mijn eigen veiligheidssysteem bedacht. Lange vijzen in de vensterbank, dwars door de bakken en de aarde, houden hen, onzichtbaar, op hun plaats.
Ik vertroetel mijn bloemetjes. Dat mag wel, want ik heb ze schromelijk verwaarloosd.
Gordijnen verwijderen. In de was. Schuren. Vegen. Vensters kuisen, t is de moment. Stofzuigen. Soppen. Laten drogen. Vlug naar de Hubo om olie. Sikkens maar, dat ken ik, en laat de Sadolin staan. Al kan ik het niet laten het etiket te lezen, zodat ik weet wat ik achterlaat. Functioneel winkelen. Ik geef mezelf een pluim. Op 5, ja vijf, minuten sta ik aan de kassa. Misschien waren het er wel tien, maar naar mijn gevoel: vijf
Vier huizen verder staat een buurvrouw haar auto te kuisen. Altijd gevaarlijk voor oponthoud, maar ik laat me graag afleiden. Nadat de gelijkvloerse geraniums verwend en tijdelijk naar het terras verhuisd zijn, en het voetpad gebezemd en van onkruid ontdaan is, slaan we een babbel. Het is ook zàlig weer.
Tijd voor de lunch, gazpacho met een boterham.
En dan weer naar mijn ramen. Halsbrekende toeren om het vaste raam van de badkamer te oliën. Het open raam is laag bij de grond, het geeft me een onveilig gevoel. Ik heb visioenen, zie me te pletter vallen. Hoor de plof. Ik heb hoogtevrees.
Het raam op de tweede verdieping is een makkie, ik kan in de vensterbank zitten.
Nu is mijn slaapkamer aan de beurt. Het voorbereidende scenario herhaalt zich. Ik voel me een held. Met één voet sta ik op de vensterbank, buiten dan, de andere op de ladder. Lustig borstel ik erop los. Met de laatste borstelstreek komt mijn dochter thuis. Wat een timing!
Terwijl ze Samson consumeert, ruim ik op en geef de voordeur en het raam een beurt en besluit dat het oliën kan uitgesteld worden tot het voorjaar.
Want daar wachten me - morgen heeft ze een G.O., dat is een grote overhoring - algebraïsche vergelijkingen. Njam njam, oefeningen voor de geest, ik ben er dol op. We maken ze apart om zo te kunnen vergelijken en verduidelijken.
Voeren naar atletiek. Warme maaltijd bereiden. Nog eens rijden. Schoolwerk begeleiden.
Ik heb mijn avondlijk vertier gehad, morgen wacht de tweede oliebeurt
Temidden Steentjes groene tapijt prijken drie bruine bobbels. En dan minimaliseer ik het nog, t zijn eigenlijk forse hopen. Bruine aarde door de ondergrondse tuinman naar boven gewerkt. Een hele kruiwagen vol heeft de bovenaardse collega reeds weggevoerd.
De wraak van de mol, vertrouw ik mijn schoonbroer toe.
Ooit, lang geleden, ruim veertig jaar, zat ik zonder leesvoer. Alles wat thuis ter beschikking lag, van catechismus, tot zonneland en missieblad, had ik reeds verslonden. Tot ik op een oud, vergeeld boek stuitte, dat er op t eerste zicht niet interessant uitzag.
Bij gebrek aan beter begon ik er toch in te lezen. Het duurde niet lang of het verhaal had me in zijn greep. Ik volgde de wedervaardigheden van een mollenfamilie, leefde mee en sidderde van angst voor de das en de marter, natuurlijke vijanden. In mijn verbeelding zag ik de gangen en de gezellige kamertjes die ze gegraven hadden. De kroostrijke families. De mollenkindjes.
Konijnen kwamen er ook in voor, geloof ik, maar hadden een iets vreedzamer rol.
Ik zat nog maar halverwege toen ik met de scouts, de jonggidsen vermoed ik, op kamp vertrok. Heel plezant, ik deed dat graag.
Terug thuis, wil ik verder lezen in mijn boek.
Zo te zien is het de helft dunner.
Mijn jongere zussen en broer hebben er papieren hoedjes en bootjes mee gemaakt.
En o onvergeeflijke ramp! Ze zijn achteraan begonnen!
En nu begint het een beetje te knagen dat ik nooit geweten heb hoe het de mollenfamilie verder is vergaan.
Dit onuitgelezen boek stond uiteraard niet op nummer één in mijn Boekenparade, mijn absolute favoriet was: Ilja. Drie boeken over een vondeling die uiteindelijk de kleinzoon van de keizer bleek te zijn, gekruid met behoorlijk wat toverij. Ik was verslingerd aan dat boek, las het telkens opnieuw, wanneer eerst mijn broer, later mijn zussen het ook ontleenden. En telkens weer liep ik in mijn verbeelding naast Ilja, neen wàs ik wellicht Ilja, en viel van het ene hachelijke avontuur in het andere.
Toen deze week, net voor de vergadering, Noël Een verrassing voor de jeugd. De drie delen van Ilja, de kleine ganzenridder thans in één band uit zijn tas opdiepte, kwam uit het diepste van mijn binnenste een langgerekt ooooooooooooh. Prachtig. Intact. Nog niet beroerd zelfs.
Een waargemaakte droom
Uren later ben ik weer verdiept in de lotgevallen van het prinsenkind Ilja, en het is allemaal zo vertrouwd.
Veertig jaar, het lijkt wel niks .
Waarvoor zou Noewi gestemd hebben, grapt Jolien. Voor het Katten Belang dat streeft naar een straatkattenvrije stad? Hij zou wel gek wezen, hij is zelf een stratier. Hij zou zichzelf heel wat pleziertjes ontzeggen daar boven op de daken waar hij interessante nachtbrakers ontmoet, de witte, de rosten en den tijger. En dat hij zich daar amuseert staat buiten kijf. Af en toe kunnen we hem nog eens teruglokken door met de Whiskas te rammelen, maar dikwijls wandelt hij stoïcijns, hoog boven ons hoofd, voorbij, ons groetend met een soort knorrend geluid.
Of zou hij vinden dat alle Siamezen, Balinezen, Birmanen, Angoras maar terug moeten keren naar hun land van herkomst?
We denken het niet, hij houdt van diversiteit. Nu eens is hij graag binnen, dan weer buiten. Speels en slaperig. Konijn en runderpastei. Vrij zijn en aangehaald worden. Hij is zwart, met witte sokjes, en lonkt naar de witte van de buren
Vroeger gooide ik hoge ogen met mijn inventieve
bricolagewerk. Met vroeger bedoel ik mijn langgerekte vrijgezellentijd. De tijd
dat rijsttapijt en Raufaser ìn waren. Als de zon erop scheen kon dit zo
heerlijk geuren.
In een handomdraai legde ik een extra kabeltje of
lichtpunt. Mijn kennis vergaarde ik zo links en rechts. Denis-van-op-'t werk
maakte me diets dat ik een flexibele kabel diende te gebruiken om verder te
bouwen vanuit een bestaand stopcontact. Zijn versie van humor, die ik niet
aanvoelde, hij was immers elektrieker en ik de leek. Een bagatel, ik kreeg
kortsluiting noch brand, dus... zand erover!
Ik maakte mezelf een bedstee. Twijfelachtig maar
solide. Luchtig boorde ik gaatjes in de beddeplank.
Knutselde met koebellen een deurbel in elkaar.
Maakte inbouwkasten voor de keuken en een
multimediakast voor in de living...
Tegenwoordig sta ik eerder huiverachtig tegen
dergelijke karweien, en vertoon ik uiststelgedrag.
Een tijdje geleden kocht ik een nachttafeltje
voor mijn jongste. In mijn verbeelding diende ik een hele dag te reserveren om dit
meubel in elkaar te steken. Uiteindelijk kon ik er niet meer onderuit: ik had
een hele dag ter beschikking.
In vogelvlucht bekijk ik de handleiding en merk
op dat alles reeds in het pakket voorradig is, ik hoef mijn gereedschapsset niet
uit te halen!
Ik besluit niet impulsief te werk te gaan, en
alles van naaldje tot draadje te lezen en uit te voeren. Ik neem er de tijd voor
en het verloopt vlot. Ik schraap mijn keel reeds om halleluja te zingen. Ik
begin de wieltjes erop te vijzen en constateer dat er twee gaatjes te weinig
voorgeboord zijn. Dedju dat plan trekt ook op niets. Moet ik er nu twee keer
twee gaatjes bij creëren? Bijtijds bedenk ik dat, mogelijks mischien eventueel,
ik een foutje heb gemaakt?
En ja, ik heb twee plankjes verwisseld. Gebaar ik
van krommenhaas of ga ik terug naar nul?
Ik vijs alles weer los, verplaats de schuldige plankjes en zet alles weer in elkaar met het plan in mijn hoofd en binnen handbereik, ge weet maar nooit! Het kost enkel wat tijd en meerdere houtvezels eer in haar kamer een
nachtcontainertje prijkt en dan is het daar volgens mij ook nadrukkelijk
aanwezig: groot en blauw...
"Deelnemen is belachelijker dan
winnen," beweerde Artuur - een bewoner uit onze voorziening - ooit, waarmee hij uiteraard bedoelde dat het
belàngrijker is. Geregeld poneert hij dergelijke uitspraken, steeds goed voor
een moeilijk te bedwingen binnenpretje bij de toehoorder, waarna glimlachend de
puntjes op de i worden gezet.
Op de voorpagina van De Standaard stond vandaag
deze stelling (Deelneming telt) getiteld bij een foto van de Special Olympics
European Youth Games in Rome. Meteen gingen mijn gedachten naar onze deelname in
oktober 1994, aan de Spaanse Special Olympics in Barcelona. De spelen gingen
eigenlijk door in Granollers en we logeerden op 70 km daarvandaan, in Lloret del
Mar. We waren daar een van de twaalf uitgenodigde buitenlandse organisaties.
Toen wij met ons groep volwassenen met een mentale handicap het stadion binnenwandelden, ontsteeg er aan het publiek
een enorm gejuich. Voor we naast onze schoenen liepen van misplaatste trots,
drong het tot ons door, dat het gejubel niet ons betrof, maar de gouden kampioen
op de 50 km snelwandelen bij de Spelen in 1992, die met ons meemarcheerde...
We kregen een persoonlijk begeleidster die ons
tijdens heel ons verblijf met raad en daad bijstond. Eva, een frêle meisje, dat
met hart en ziel de plaatselijke sport, namelijk menselijke piramides, bedreef
en klom tot op de hoogste schouder.
Daar beleefden we het meest spectaculaire
indoor-openingsspektakel ooit. Het kan ook de afsluiter geweest zijn, dat
herinner ik me niet goed meer. Het kwam toen rechtstreeks op de Spaanse
televisie. Vergeleken met de Belgische ceremonies waarbij je vreselijk lang
moest wachten eer je met je sportclub de atletiekpiste mocht opparaderen en
daarna nog meer geduld moest oefenen tijdens de ellenlange speeches, hiermee
vergeleken was dit dus pure luxe...
We hadden drie atleten die de 5.000 meter liepen,
ze eindigden op nummer één, nummer twee en ja ook op nummer drie. En
natuurlijk waren er meer dan drie deelnemers hé! Ook onze vijfkampers haalden
allebei een podiumplaats!
Ach, het is natuurlijk allemaal lang geleden,
maar jaarlijks zakt er toch een delegatie van onze sporters af naar de Nationale
Special Olympics. Ik heb dat toendertijd altijd graag begeleid, de sfeer is
formidabel en de vermoeidheid navenant. Een anecdote die ik nooit zal vergeten
is Wigbert die er bij de 5.000 meter als een pijl uit een boog vandoorschoot,
bewonderend gemompel bij de toeschouwers, wat een atleet! Voor de tribune viel
hij stil en zwaaiend naar zijn supporters liep hij op een sukkeldrafje verder.
Dit twaalf ronden lang. Eerste is hij niet geworden. Maar uitgelopen heeft hij
het wel. En hierdoor een verdiende deelnemersmedaille behaald. Deelnemen, en je best doen, daar
gaat het immers om!
Voor de eerste keer in zijn leven staat hij aan de andere kant van het
babysitten. Hij wordt gevraagd om van zes tot elf op twee dametjes van acht en
zes te passen. De kindjes in kwestie, kent hij al een aantal jaren. Eigenlijk
gaf men de voorkeur aan zijn zus, maar zij was die avond niet vrij. Zij heeft echt
wel "opppastallent", ondanks haar jeugdige leeftijd. Maar volgens mij
heeft ook hij heel wat in zijn mars, hij is een ervaringsdeskundige bij
uitstek.
De afspraak is los van mij geregeld, details ken ik niet. Moet hij er zelf
naar toe? Komen ze hem halen? De babysit himself weet het niet. Tien minuten na
zessen verneem ik dat hij eigenlijk reeds tien minuten te laat op zijn
werkplek is. Hals over kop moet hij de lijnbus nemen, zonder goed te weten welke
verbinding erop volgt...
Nadat ik zus bij Racing Gent heb afgezet, ben ik te gast bij een vriendin.
Na afloop van de training is mijn dochter, samen met een tiental vrienden en
vriendinnen uitgenodigd bij een clubgenootje, ze blijft er zelfs slapen, ook al
dient ze de volgende ochtend reeds om kwart voor negen paraat te staan voor de
vioolles. Ze is in de wolken...
Ik kort mijn vriendenbezoek in, om zoonlief op te vangen na zijn
babysitdienst. Om middernacht nog geen teken van leven. Een belletje en ik
verneem dat hij nog steeds ter plekke is en geen idee heeft tot wanneer... Een
half uur later begin ik al wat zenuwachtig te worden, want hij moet de
volgende ochtend om kwart voor acht bij zijn basketbaltrainer zijn. Ze gaan een
weekendje klussen tijdens de marathon van Oostende en het mountainbiken in
Koksijde, geloof ik. Om hiermee een basketbaltornooi te bekostigen, als ik het
juist heb... Veel slaap zit er dit weekend dus niet in...
Pas om kwart voor twee is hij thuis...
Achteraf hoor ik dat de meisjes in kwestie heel tevreden waren over de geleverde diensten: hij speelde spelletjes en las een verhaaltje voor het slapengaan. Hij
zelf was geraakt door hun gesprekken. De ouders van een klasgenootje waren
gescheiden. Het oudste kindje merkte op dat dit eigenlijk even erg was als bij
hen. Hun mama was een jaar eerder overleden. Hij had met hen te doen...
Ik heb me dit
de voorbije jaren herhaaldelijk afgevraagd, wat, indien, als Ik lees het zo
hier en daar en ervaar het als een persoonlijk gemis: het kunnen zorgen voor
vader of moeder
Zestien (en
een half) was ik toen mijn moeder stierf, en oudste van zes. Nog geen half jaar
later moeten we afscheid nemen van bobonne, die een 3-tal jaren bij ons inwoonde
vóór mama opgenomen werd in het ziekenhuis. Bijna dag op dag een jaar later
sterft papa, hij is zesenveertig, nèt
Wanneer mijn
moeder overlijdt lijken mijn jongste zusjes en broer dit, schijnbaar, min of
meer gemakkelijk te aanvaarden. Ons Bietje: ah dan is mama in de
hemel We praten er nauwelijks over ook, uit schrik wonden open te rijten.
Op een familiefeest, vijf maanden na mamas heengaan, verzucht onze vader dat
niemand aan haar denkt. Wel integendeel! Maar we vermijden het om dat onderwerp
aan te raken!
De last die op
mij weegt, wanneer ook papa sterft, kan ik aan niemand beschrijven. Ik voel me
zo verantwoordelijk, maar weet niet hoe ik dit in daden kan omzetten. Ik weet er
geen raad mee. Nergens kan ik ermee terecht. Over gevoelens wordt dan immers
niet gepraat.
Dus werk ik
mijn humaniora af, terwijl de toekomst één groot vraagteken is. Ook al weet ik
dat het zinloos is, toch ga ik voor het maturiteitsexamen en haal het
bekwaamheidsdiploma, indertijd een ticket voor de universiteit. Het stelt niet
zo veel voor, maar toch Ik voel me droef omdat de weg die ik wil inslaan,
doodloopt
Met loden
schoenen zoek ik dus werk. Het zijn gouden tijden, keuze te over. De jaarbeurs,
de spiegelfabriek, het consulaat. Het eerste heeft mijn voorkeur, hectische
perioden afgewisseld met kalmere tijden. Maar blijkbaar zit men dringend om een
kantoorhulp verlegen op de spiegelfabriek. Wat een aanpassing! Daar geldt nog de
42 ½ uren-week! Lange dagen.
Nauwelijks verlof. Het werk op zich vind ik wel leuk. Voor mij is het een
uitdaging vlugger uit het hoofd te rekenen dan het toestel! Ik vertrouw ook niet
klakkeloos op mijn machine, maak gebruik van mijn mathematisch inzicht. En dat
wordt gewaardeerd.
Maar niet in
het loonzakje! Maandelijks worden we cash uitbetaald. Het hoort niet om tijdens
het werk de inhoud van je omslag te controleren. Eigenlijk moet je werken voor
je plezier, het loon is bijkomstig, zo suggereren mijn collegas, en ik, dom
schaap, trap daarin!
Mijn verdiende
geld geef ik thuis af, tot op de laatste frank. Iedereen vindt dit normaal. Ook
ik. Het enige dat ik voor mezelf hou, is mijn nieuwjaarspremie, en daardoor kan
ik me een platenspeler veroorloven op mijn 21e, al voel ik me
daarover schuldig. Geen van mijn zussen heeft immers zon extraatje!
Thuis doe ik
mijn best maar ik heb voortdurend het gevoel dat ik niet aan de normen voldoe.
Seske is een huishoudelijk talent, ik niet. Dat ik het op school niet slecht
doe, telt nu niet mee, zal nooit meer meetellen
Of toch?
Wanneer mijn broer achttien wordt wil hij niet verder studeren, ondanks ons
aandringen. Hij is nochtans intelligent genoeg Ik heb toestemming van mijn
Kempische nonkels (ook al vinden zij diep in hun hart een opleiding voor meisjes
nutteloos), en schrijf me in op de normaalschool, een korte opleiding van twee
jaar. Ik wil graag les geven in het BLO. De directrice is blij met mijn
kandidatuur, een gemotiveerde leerling Mijn werkgever belooft me opslag als
ik blijf. Maar ik wil koste wat kost verder studeren, al moet ik mijn droom
Germaanse laten varen
September
1974.. Ik word afgeroepen bij de start van het schooljaar. Maar ik ben er niet.
Boontje zoekt geen werk. Ik berg mijn droom op. Blijf bij mijn werkgever, zonder
salarisverhoging. Voel me triest.
Een jaar later vind ik een manier om een nieuwe job te combineren met een nieuwe
studie. Wat ben ik gelukkig!
Uiteindelijk
hebben we het er allemaal zonder kleerscheuren vanaf gebracht. Boontje volgde
avondschool en kreeg daarna een universitaire opleiding, naast zijn fulltime
job. En nu, nu we in kalme waterkens varen, krijgen we toch af te rekenen
met de demonen van vroeger. Waar bleef de ondersteuning? Waar moesten we heen
met ons verdriet, ons gemis?
Mijn eigen
pubers werpen me terug in de tijd. Het is zo confronterend! Maar nu ben ik
volwassen en zelf moeder. Niet meer de oudste zus die zich geen raad weet en
geen natuurlijk gezag heeft.
Zelfs nu is het moeilijk, met mijn eigen kinderen. Zonder partner. Zonder iemand die het af en toe van mij overneemt en zegt dat
ik het goed doe. Zonder iemand die af en toe zegt: zo is het, en niet anders
Ik ben Lieve
Ik ben een vrouw en woon in Gent () en mijn beroep is woonbegeleider bij volwassenen met een mentale handicap.
Ik ben geboren op 18/04/1953 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: lezen, computeren, muziek....
Ik ben een laatbloeier wat maakt dat ik me nog jong voel! Mijn kinderen (17 en 15) zijn mijn lust en mijn leven, maar toch werd het tijd dat ik
iets helemaal voor mezelf deed. Mijn zoon vond dat ik mijn droom moest
waarmaken, dat gaf hem namelijk hoop voor ZIJN droom. Dus waarom zou ik
de draad uit mijn tienerjaren niet weer opnemen en een blogje schrijven
hé!