DE WARME GLOED VAN OKERGEEL
COSTA RICA & NICARAGUA: GRENSHOPPEN IN MIDDEN-AMERIKA — Zwoel en stoffig zijn ze allebei. En een boeiende natuur hebben ze ook gemeen. Maar los daarvan hebben Nicaragua en Costa Rica een volstrekt eigen kleur en temperament. De grensstreek tussen beide is de ideale plek om dat te ontdekken.
‘My friends, listen very carefully. Tomorrow we will travel to Nicaragua. I repeat: Nicaragua. My friends, that's a different world.' Onze lokale gids Marc trekt zijn donkerbruine voorhoofd in een bezorgde plooi terwijl hij ons toespreekt. Zorgvuldig kiest hij de stiltes aan tafel om zijn mededeling te doen; zijn blik staat op scherp. ‘Ik heb jullie paspoorten allemaal nu nodig. We zullen ze kopiëren zodat, áls jullie ze zouden verliezen, jullie geen problemen krijgen. Betaal morgen nergens met Visa, neem geen dure dingen mee op straat. My friends, we zullen een goeie vijftig jaar teruggaan in de tijd. Bereid je daar maar op voor.'
De groep journalisten aan tafel in het restaurant van de Buena Vista Lodge is er zowaar even stil van geworden. Al kan dat ook het gevolg zijn van de zwoele dagen die we al achter de rug hebben in Costa Rica. Boven ons draaien de ventilatoren overuren, buiten zijn de honderden mosquitoes alweer op zoek naar een verse prooi. En wij duiken nu maar beter zo snel mogelijk ons bed in, zo laat Marc verstaan, want om halfvijf 's morgens vertrekt de bus.
Viva la Revolución!
Een goeie zes uur later is het nog altijd even zwoel, als het verzamelde gezelschap midden in de nacht met kleine oogjes naar de bus komt gesjokt. Vanuit de lodge, die dicht bij Cañas Dulces ligt, in het uiterste noorden van Costa Rica, vatten we de reis naar de Nicaraguaanse grens aan. Terwijl de bus grommelt en over de putten in het slechte wegdek stuitert, zet gids Marc zijn beknopte introductie tot Nicaragua voort, met speciale aandacht voor de grensovergang. ‘My friends, we kunnen daar vlotjes doorrijden, we kunnen daar uren stilstaan. We kunnen zelfs er de nacht moeten doorbrengen. Je weet nooit wat er aan de grens gebeurt.'
Onze groep is te slaperig om verontrust te zijn. En er verandert maar weinig aan die gemoedstoestand als we, na een doortocht door de arme Costa Ricaanse provincie La Cruz, een kleine vier uur later de grens bereiken. Via het linkerrijvak dan wel, want aan de rechterzijde staat een schier eindeloze colonne vrachtwagens te wachten op grenscontrole. Drugs, wapens of andere verboden tuig: elke tientonner wordt hier grondig gecontroleerd. Niet zonder reden, zal Marc wat later aan de douanepost uitleggen, want: ‘Kijk, daar staat een wagen die in beslag is genomen omdat er drugs in zijn benzinetank zaten.'
Het is intussen negen uur 's morgens geworden en de grensformaliteiten leveren weinig spectaculaire avonturen op. Het ziet er allemaal wat sjofel uit, daar aan de overkant, maar voor de rest valt er, behalve wat taxfreeshops en ongeïnteresseerde douanebeambten, weinig te melden. Nicaragua binnenrijden voelt dat ook niet meteen bijzonder, al is het eerste wat we zien wel een verlaten legerbasis. Dat is even wennen, want buurland Costa Rica heeft al lang geen leger meer. ‘Sinds 1984 is Nicaragua democratisch, maar Daniel Ortega regeert het land als een dictator', vat Marc een kwarteeuw strubbelingen tussen sandinisten en contra's bondig samen.
Nicaragua heeft het in het verleden inderdaad niet makkelijk gehad. Burgeroorlogen, guerrilla en terreur hebben het land op zijn knieën gebracht. Een gemiddeld maandloon bedraagt er 130 dollar en dat is maar liefst vier keer minder dan in Costa Rica. Sinds 1984 zwaait Ortega hier de plak, hoewel hij in 1990 even het toneel moest verlaten voor onder meer Violeta Barrios de Chamorro, de eerste vrouwelijke president van het land, en later Arnoldo Alemán, haar opvolger. Maar in 2007 hees Ortega zich opnieuw in het zadel en dat merk je ook nu nog langs de weg. Borden met zijn beeltenis boven de kreet ‘Unida, Nicaragua triunfa!' markeren de toegang van steden en dorpen. Graffiti à la ‘Viva la Revolución!' zetten zijn boodschap kracht bij.
Granada in pastelpaars
Een onveiligheidsgevoel zullen we nooit hebben, op onze trip door het zuiden van Nicaragua, laat staan dat we vijftig jaar teruggaan in de tijd, maar het land is wel fundamenteel anders dan het vrij gezapige en relaxte Costa Rica. De mensen zijn er extraverter, het verkeer is er drukker, de kleuren zijn er feller, het leven is er intenser. Zeker in Granada, de derde stad van het land, na Léon en de hoofdstad Managua. Ooit was Granada zelfs nog de hoofdstad van Nicaragua, maar algauw werd het de twistappel tussen conservatieven en liberalen, en die laatsten verkozen León boven Granada. Uiteindelijk werd het hoofdstedelijke compromis dan maar Managua, op een uurtje van Granada.
Granada is een elegante stad die makkelijk te behappen valt. Het centrum is klein en knus, het centrale plein ‘Parque Central' de perfecte uitvalsbasis voor een wandeltocht of een ritje per paardenkoets — net iets comfortabeler bij het warme en zwoele weer. Maar het eerste wat je verplicht moet doen in Granada is mensen kijken. Vanaf het terras van Hotel Alhambra bijvoorbeeld, op de hoek van het centrale plein. Bestel een frisse Victoria — de Nicaraguaanse tegenhanger van de Imperial, het trotse Costa Ricaanse bier — en zie de stad er voorbijtrekken.
Vanuit Hotel Alambra heb je trouwens zicht op de okergele Catedral waar, toen wij er passeerden, een aangrijpende dankviering plaatsvond. De kathedraal is maar één voorbeeld van de prachtige Spaans-koloniale architectuur die de stad rijk is — een erfenisje van de conquistadores, die de stad in 1524 stichtten. Het is dan ook heerlijk ronddwalen door de kleurrijke straten. Statige woningen in pastelpaars, -groen, -rood en -geel wisselen mekaar af tot je uitkomt bij het oude treinstation, waar al geen trein meer voorbijkomt sinds 1994, maar dat wel de moeite loont om zijn rust en grandeur. Of bij het Antiguo Hospital San Juan de Dios, een vervallen ziekenhuis uit de 19de eeuw dat op restauratie wacht, maar nu al een perfect filmdecor zou kunnen zijn.
Granada wordt terecht een pareltje genoemd. Achter elke hoek, voorbij elke steeg doe je nieuwe ontdekkingen. Wanneer we 's avonds de stad uitrijden, flitsen we nog voorbij een indrukwekkende begraafplaats waar de grote bovengrondse graftombes het belang van de plek onderstrepen. ‘Hier liggen alle voormalige presidenten begraven', weet gids Marc. Zonde dat we dat nu pas beseffen. Intussen scheurt de bus verder, terwijl op de achtergrond La Concepción steeds duidelijker verrijst: de indrukwekkende vulkaan die boven Granada uittorent zal ons de hele rit achtervolgen.
Smoking gun
Wanneer het immense Lago de Nicaragua opduikt, naderen we opnieuw de grens met Costa Rica. Deze keer verloopt de overgang iets minder vlot — twee uur wachten door een defect computersysteem, plus een gevecht in regel tussen twee groepjes Nicaraguanen — maar daarna gaat het in rechte lijn richting hotel, dat aan de kust van de Golfo de Papagayo ligt, in de provincie Guanacaste.
Costa Rica bezoeken doe je niet alleen voor het lekkere weer en de fijne stranden, maar uiteraard ook voor zijn rijke fauna en flora. Geen wonder dus dat het ecotoerisme in al zijn vormen er hoogtij viert. Vanuit onze locatie in het noordoosten kun je makkelijk uitstappen maken naar diverse natuurparken, onder meer naar de nevelwouden van Monteverde en de beroemdste vulkaan van het eiland, de Arenal. Hoewel: ‘makkelijk' betekent wel soms urenlang over hobbelige wegen rijden. De afstanden zijn hier groot en de natuurparken worden, bewust of onbewust, niet altijd even toegankelijk gemaakt.
Desalniettemin staat de vulkaan Arenal met recht en rede op elk bezoekerslijstje. Deze slapende reus richtte in 1968 een heuse ravage aan, toen hij plots besloot uit te barsten. Drie dorpen werden van de kaart geveegd, tachtig mensen kwamen om, naast heel wat vee dat de lavastromen niet op tijd kon ontvluchten. Vandaag is de rust weergekeerd aan de voet van de vulkaan, al is hij sinds het bewuste jaar 1968 niet meer gestopt met roken en rommelen. Om hem in volle glorie te zien, moet je wel geluk hebben, want als het bewolkt is, verdwijnt de top. De dag dat wij er naartoe zigzagden, had het gelukkig net geregend en trokken de wolken weg. En daar dook hij plots op, als een smoking gun in de avondschemering. Indrukwekkend.
Even boeiend is de tocht ervan weg, richting Monteverde National Park. Via een zogenaamde jeep-boat-jeepsafari — al is minibus een betere omschrijving voor jeep — bereiken we de overkant van het Lago de Arenal, een meer dat wordt afgezoomd door een landschap dat zo weggeplukt lijkt uit de Ierse heuvels. Van daaruit gaat het via een onwaarschijnlijk lange en bijzonder slechte weg de mist en de bergen in.
Monteverde is dan ook een gebied dat bekendstaat om zijn nevelwouden, waarin je de kruinen van eeuwenoude bomen van wel heel dichtbij kunt bekijken door een systeem van hangbruggen. Het is eens een ander soort boswandeling, waarbij je ook nog fijne beestjes kunt ontdekken zoals daar zijn: de immer vingervlugge kolibrie. Hangbrugwandelingen zijn samen met zogenaamde canopy tours — met ziplijnen van boom tot boom zoeven — twee van de populairste activiteiten in de Costa Ricaanse natuur. En het moet gezegd: zo'n canopy tour is best een fijne ervaring.
Een vakantie midden in de natuur, afgewisseld met wat actie en wildlife en besloten met een fris Imperial-biertje op een exotisch strand: dat is wat Costa Rica in de aanbieding heeft, althans in het noorden. Naast de immer relaxte Tico's natuurlijk, zoals de Costa Ricanen genoemd worden. En de vele mosquitoes. Neem dus een flinke voorraad Deet mee, als u naar het land reist, en noem het op geheel Costa Ricaanse wijze ‘the Chanel of the rainforest' — en alles komt goed.
|