VREEMDE ONTMOETING 2
In het diepste der diepten van vergeten dromen,
het lijkt zo ver weg, zo lang geleden.
Komt de herinnering van een verafgelegen strand,
het heldere zand strekt zich ver uit tot aan de einder.
Daar vond ik toen mijn prinses van het zand.
Toen ik het schuim volgde, kiezelstenen onder mijn voeten,
keek ik achterom en zag ik haar, zo bevallig.
Ze kwam naar me toe en ik zag in haar ogen,
het bedrukte gevolg van duizend zuchten.
Ik noemde haar mijn prinses van het zand.
Ze staarde me aan en mijn gedachten waren in verbijstering,
toen we verder liepen in een waas van een zomerse zee-droom.
Ze bewoog haar mond, maar er kwam geen geluid,
de boodschap die ze bracht zal nooit worden gevonden.
Maar ik noemde haar mijn prinses van het zand.
Een ogenblik liepen we,
met de nachtbries in ons gezicht.
Toen keek ik op, maar ze was weg.
Er was geen voetspoor van haar aanwezigheid,
waar zij heen ging of vandaan kwam, wie zal het weten,
of dat zij ooit weer terugkomt om mij nu te helpen.
Wie is zij, mijn prinses van het zand.
Soms als de zomernachten terugkeren,
ga ik terug naar de zee en volg dat zanderige spoor.
Dan kijk ik om me heen in de hoop het te vinden,
die vreemde vroege droom, zo innig beleefd.
Ik noem haar mijn prinses van het zand.
Nick Drake (1968)