Vanwaar mijn belangstelling
Mijn grootvader Desideer Bellon ( 1899 -1964) huwde in 1921 met mijn grootmoeder Maria Noëz ( 1896 -1984). Als we over genealogie spreken moeten we ook de geschiedenis onderzoeken van de aangetrouwde partners. Ook hun genen en karaktertrekken spelen een rol in de verdere afstamming. Uit waardering voor mijn grootmoeder begin ik met haar familiegeschiedenis: De Noëzs.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik nam me voor zowel hun persoonlijke geschiedenis, geschreven in historisch Mechelen, als hun verbondenheid met deze stad, in kaart te brengen. Brokjes histories, gewoonten en gebruiken over het leven in Mechelen moet de familie Noëz beter uit de verf laten komen. Allerlei fotos, krantenknipsels, humor, omkaderen een tijdsbeeld waarin een gezin leefde. Zelf ben ik geboren in Mechelen, heb ik er school gelopen, heb ik gesupporterd voor de Malinois", genoot ik van de bloemenstoeten, het klokkenwerpen, de foor. Zag ik de grote films in de Eldorado en de Rio zoals de Tien Geboden en Ben Hur. In Mechelen was het goed om te leven. Regelmatig kom ik er terug en ontdek ik nu de ziel van de stad en de verbondenheid van een familie, die er een stukje industriële geschiedenis maakte. De titel legt al iets bloot en wil ik met dit familieverhaal ook begrip opbrengen voor onze huidige dakdekkers, die, soms in gevaarlijke omstandigheden, de finishing touch plaatsen op onze gebouwen. Het dak van een gebouw is als een hoed voor een mens: Sierlijk, frivool,stijf, opvallend, beschuttend tegen zon en regen.
Op 27 april 1748 komt ene Adrianus Josephus Noëz, samen met zijn madam Maria La Fors, naar de kerk Sint -Jan in Mechelen om er hun zoon Martinus Josephus te laten dopen.Vanwaar Adrianus kwam is voorlopig niet geweten.In ieder geval is hij met veel spektakel in Mechelen terecht gekomen. Zijn twee zonen komen in de bouw terecht. Ze zijn leidekkers, zeg maar dakwerkers. Ze zijn de eersten van een generatie Noëzs die in Mechelen een ferme vinger in de pap zullen hebben in het bouwen van huizen, het herstellen van kerken en stadsgebouwen.Samen met de metselaars hadden zij de coördinatie van heel wat bouwwerken. Velen van hen blonken uit in hun ambacht en verkregen de titel van meester leidekker. De meester leidekkers hadden arbeiders in dienst, deden aan prospectie en construeerden burgerwoningen, zorgden voor de aankoop van hun bouwmateriaal. Deze ambacht was misschien niet de goudmijn. Arm zullen ze er zeker niet van geworden zijn. Hierover hebben we al sterke aanwijzingen. De stiel ging over van vader op zoon, zodat bijna alle mannelijke Noëzs leidekkers werden. Uit akten vond ik dat enkele Noëzs, in Dobbelhuizen woonden. Dat waren woningen, die onder andere aan de Dijle lagen, waarvan de achterkant aan de oever uitkwam om er het materiaal, dat men per schip aanbracht, rechtstreeks te lossen en ze vervolgens aan de voorkant op karren te laden. Reden waarom we verschillende Noëzs in de Lange Schipstraat[1] aantreffen. Ook op de Korenmarkt hadden er een paar generaties lang hun verblijfplaats. We treffen er ook aan in de lange Nieuwstraat, het Groot Begijnhof en in de Keizerstraat.
Onze Noëzs werkten voor stad en voor kerk. Zo toont een rekening van O.L.V o/d Dijle aan dat deze parochie nog achterstallen van lonen diende te betalen aan Noëz Joannes. Noëz.J osse sleepte in 1870 een groots contract binnen om het gehele dak van eerder genoemde kerk te restaureren. De Noëzs waren sterk verbonden met de stad Mechelen die dikwijls hun opdrachtgever was. Stadsrekeningen bewijzen dat. Sinds begin van de 19 de eeuw verplichtte het Mechels brandreglement o.a. de meester schaliedekkers dienst te nemen bij de brandweer. Dakdekkers kenden immers de constructies van huizen en hadden bovendien geen hoogtevrees. Zij waren gewoon op steile daken te klimmen en te werken. Bij de brandweer in Mechelen hebben zij geschiedenis gemaakt en dat tot 1979. Sinds het jaar 1822 komen hun namen voor in de registers. Er zijn er die heldenmoed hebben gehad, daarvoor medailles hebben gekregen, brigadier en het zelfs tot bevelhebber hebben gebracht.
De Mechelse brandweer herbergt in haar museum heel wat fotos en geschriften van en over hen.
De Noëzs hadden ook iets met het militaire. Nu België net 175jaar onafhankelijkheid vierde, moeten we het leven van Joannes Baptista Noëz belichten, die verplicht werd tijdens de dagen van de Belgische omwenteling dienst te kloppen bij de burgerwacht. Door wettelijke omstandigheden moest hij deel nemen aan de tiendaagse veldtocht tegen Willem van Oranje. In het rijtje militie vinden we nog Noëzs die hun strepen hebben gehaald bij het Belgische leger.
Opkomend voor hun idee, in de woelige sociale periode kort en na de eeuwwisseling, schoten zowel de vader als de broer van mijn grootmoeder er het leven bij in. De 19de eeuw kraakte onder de sociale en technische veranderingen, waarbij liberalisme en katholicisme voor de nodige harde confrontaties zorgden, terwijl tussendoor met een regelmaat cholera en hongersnood het leven kwamen verstoren. Hoe ze het beleefden wil ik zo goed als mogelijk beschrijven.
Ziehier dus de geschiedenis van de Noëzs levend en werkend in de stad Mechelen.
We beginnen ons verhaal in de jaren 1740.
[1] Eveneens gelegen aan de Dijle
|