Adrianus, vreemde man !xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hoe Adrianus zijn tijd te Mechelen doorbracht weten we niet. Tot hiertoe vonden we geen document waarin werd vermeld welk beroep hij hier uitoefende en vanwaar hij afkomstig was. In de Poortersboeken, waarin de namen staan van diegenen die zich komen vestigen binnen de muren van de stad en een beroep wensen uit te oefenen, vinden we zijn naam niet terug ! Je moest in die tijd geld hebben om in een stad te komen wonen en werken. De toepassing van de poorters praktijken waren blijkbaar al aan het tanen. Andere papieren zoals borgbrieven zijn niet gevonden .
Uit het huwelijk met Joanna Maria had hij vier kinderen, waarvan er twee vroegtijdig stierven. In het achtste jaar van zijn huwelijk sterft zijn vrouw die hem op dat ogenblik twee jonge kinderen achterlaat; Martinus was toen 7 jaar en Petrus 2 jaar. Mijnheer pastoor catalogeerde de begrafenis van Joanna Maria la Fors als een kleyn lijk. Hadden ze het dan toch niet zo breed ? Gezien de jonge leeftijd van de kinderen zien we Adrianus twee maanden later huwen met Maria Barbara Maschalé. Voor die tijd heel gewoon. De zorg voor de kinderen was een zaak en een taak voor de vrouw. De man moest de centen binnenbrengen. Hij wist niets af van het huishouden. Niks Nieuwe man. In die tijd zouden ze er ferm om gelachen hebben. Maschalé was weduwe van Frans Bourmens, een meester bakker, woonachtig in het huis de Poorte aan de Keizerstraat. Adrianus wordt eigenaar van dit huis. Over dat huis later meer. Mogelijk kende Adrianus al eerder de familie Bourmens Maschalé. Het gaf me de aanzet om na te trekken of Adrianus niet de stiel van bakker aan het leren was. Het ambacht van bakkers hield naamlijsten bij van de leerjongens en van diegenen die meester in het vak zijn geworden. Geen Noëz te vinden !
Adrianus moet op 8 maart 1776 zijn tweede echtgenote begraven. De pastoor beschouwt de uitvaart als middelbaer. Uit dit tweede huwelijk zijn er geen kinderen gevonden. Adrianus Josephus overlijdt het jaar daarop en wordt op 24 juni 1777 in de Sint Jans parochie begraven. Zijn begrafenisakte is kort en bondig: 24 juni 1777 begraeven Adrianus Josephus Noe, weduwnaer van maria barabara Mascha
. met een dienst van een middelbaere uitvaert. Geen geboortedatum. We weten niet eens hoe oud hij is geworden. Wel dat zijn materiële welstand met Maria Barbara er op vooruit is gegaan.
Naar mijn bescheiden oordeel heeft Adrianus als soldaat wat rijkdom vergaard door en met de oorlog. Ik las trouwens dat soldaten onder het regime van Lodewijck XIV en Lodewijck XV zich degelijk konden opwerken tijdens hun dienstjaren. De genoemde koningen betaalden goed, ook na het afzwaaien kregen soldaten met verdienste een pensioen.*
Hij lijkt me dus geen bedelaar, noch leegloper, noch een gigolo. Een stuk van zijn kapitaal zal zeker in het huis De Poorte gestoken hebben. Mogelijk heeft hij tijdens zijn leven wat bijgeklust of meegeholpen in de administratie.
Over Maria Barbara Maschalé zouden we nog wat meer moeten te weten komen. Zij lijkt mij geen Mechelse te zijn. Misschien kenden ze elkaar reeds vanuit de veldtochten
en komen ze beiden uit Frankrijk?
Hopelijk vinden we nog wel iets in de loop der tijden. Niet alle mysteries moeten een oplossing krijgen
Joanna Maria La Fors
Van haar weten we niet zoveel. Ze is gedoopt op 30.08.1717 in de parochie van Sint - Jan en was de dochter van Gilbert La Fors en Catharina De Swert. In de huwelijksakte wordt ze la Force genoemd. Wellicht was de pastoor Franstalig en heeft de militaire figuur van Adrianus een rol gespeeld.
De parochie Sint -Jan was geen armenparochie. Er woonden gegoede mensen en stonden er in de wijk degelijke en mooie huizen. We weten niet waar het koppel zich heeft gevestigd, daarvoor zouden we alle wijkboeken van de parochie moeten consulteren, wat onbegonnen werk is. In deze periode telde Mechelen een bevolking schommelend rond de 16000 inwoners.
Over vrouwen van toen zijn er trouwens, in vergelijk met de mannen, weinig documenten te vinden. In de 18e eeuw had een vrouw een triest bestaan. Jonge meisjes werden dikwijls verwaarloosd en als gehuwde vrouw had zij te gehoorzamen aan haar man. Als moeder moest ze soms alleen de pijnen van de bevalling doorstaan. Wettelijk had zij niets in de pap te brokken. Ze kon niet gelijk zijn aan de man omwille van haar sekse. Ze was er om kinderen te krijgen en tot dienst van de man en het huishouden te staan. De man, zoals reeds gezegd, klopte lange werkuren en liet zich niet in met de huiselijke problemen en de opvoeding van de kinderen. De vrouw moest ervoor zorgen dat er alle dagen eten op tafel kwam, wat niet altijd evident was in die tijden. Ons Maria heeft perioden moeten meemaken dat oogsten mislukten, veeziekte voor levensduurte zorgde en in de Sint - Romboutskerk zeker is mee gaan bidden opdat de natte zomer van 1766 zou keren. Enkele jaren later was de zomer zo warm en zo heet dat prijzen van de eetwaren hoog opliepen en talrijke Mechelse inwoners in grote ellende verkeerden.Verder de zorg om de kinderen. Ze waren niet verplicht naar school te gaan zodat die jong dikwijls lang aan haar rokken bleven hangen. Ze diende tijd te maken voor scholing, moest hen schone manieren aanleren en hen aan het werk zetten. Zoniet doolden de kinderen doelloos op straat rond met de kans in één of andere bende terecht te komen.
De vrouwen waren zeker niet wereldvreemd.Ze wisten heel goed wat er in de stad en in het land gebeurde. De markt was daarvoor de ideale plaats en in de straat kende iedereen iedereen. Het was ook zij die, als kinderen ziek werden, middeltjes wisten te geven om de ziekte te verdrijven. Dat lukte niet altijd. Er was veel kindersterfte. In blijde verwachting zijn lag niet direct in de mond van onze voorouders. De kans was groot dat kinderen vroegtijdig stierven.
Ook Joanna Maria zag twee van haar kinderen sterven.
Zijzelf stierf in het jaar 1755 en werd op het Sint-Janskerkhof begraven op 5 september. Ze werd 38 jaar oud. Akten van overlijden geven nooit de reden van overlijden. In de tijd van Maria en Adrianus was er buiten de talloze hoge koorts sterfgevallen regelmatig epidemieën van kinderpokken. Hieraan zijn heel wat mensen gestorven.
Hun Kinderen
Martinus Josephus, hun eerste zoon, bespreken we later. Uit zijn geslacht stamt Maria Noëz, mijn grootmoeder, voort. Martinus, met de blauwe ogen, huwt Theresia Van der Voordt. Hij wordt 61 jaar oud en is de eerste leidekker van de Mechelse familie Noëz. Theresia zal 80 jaar worden, wat voor die tijd al heel oud was.
Niclaes Joannes Baptista
Dit jongetje houden ze in Sint Jan boven de doopfont op 12 oktober 1750 maar verliezen het kind een maand later.
Adrianus Josephus
De pastoor doopt dit kind op 12 september 1751 . Ook dit kind baart zorgen. Ze moeten het een jaar later op 19 september begraven.Even vraag ik me af of men het kindje de naam van de vader of van diens grootvader gaf ?
Petrus Antonius
Hij krijgt het doopwater over zich op 25 februari 1753 . Deze jongen groeit flink op en zal later huwen met Joanna Maria De Metser in de Sint - Rombouts kathedraal op 26 juli 1778 . Van haar weten we ook weinig. Noch geboorte - noch sterfte datum zijn ons bekend. Haar overlijden situeren we tussen 1796 en 1807.
Na de dood van vader Adrianus komen we bij de verkoop van zijn huis de Poorte te weten dat Pierre aan de overkant woonde in huis het Zwaantje.
Pierre Antoine verdient, net zoals zijn broer zijn centen in de bouw als leidekker. Sinds het jaar 1769 heerste er in Mechelen een bouwkoorts. Velen veranderden hun houten gevels in stenen om belastingsvrijdom te verkrijgen. In de lente van 1795 zien we hem samen met Martinus op reis naar Holland trekken en zullen zij in Antwerpen verschillende gemeenten bezoeken. Was dit in het kader van hun beroep ? Een plezierreisjes zal het wellicht niet geweest zijn. Mogelijk waren ze op de vlucht voor de Fransen.
In de bijgevoegde lijsten voor de aanvragen van paspoorten geeft men ons een uiterlijke beschrijving van Petrus Noëz: De man had blauwe ogen, bruine wenkbrauwen en een opvallende neus. Zijn gelaat was ovaal met een groot voorhoofd. In het huwelijk schenkt Joahanna Maria hem twee dochters:
Marie Elisabeth lieten ze dopen in Sint -Rombouts op 1.08.1782 .
Peter was Martinus Josephus, meter Maria Cauthals uit de parochie Sint - Pieter. Marie huwt Pierre Peeters waarvan we weinig weten. Ze woonden in sectie D nr 71.
Op 04.02.1841 komt haar zoon Jean François, 22 jaar. dagloner, het overlijden van zijn moeder op het stadhuis aangegeven samen met Joseph Wery, stadswachter. Op dat ogenblik waren Petrus Antonius en Jeanne Marie De Metser beiden overleden. Zij ging 59 worden.
(overlijdensakte RAB film 0771281 akte 85) (geboorteakte RAB film318710 St Rumoldus 1782)
Marie Catherine op 27november 1794 gedoopt in Sint - Rumoldus (Sint Rombouts), huwt met Herman Vereyken een plafonneur. Marie Catherine overlijdt op 3.10.1836. Ze was toen 42 jaar. Ze stierf in het hospitaal in de O.L.Vrouwestraat. Ze was kantkloster.
(overlijdensakte RAB film 0771278 akte 538)( geboorteakte RAB film 318711 St Rumoldus.)(foto handtekening Petrus Antonius en Joanna Maria De Metser)
Helaas geen jongen
In de volkstelling van 1799 horen we nog van het gezin Noëz De Metser. In die boeken stond genoteerd dat ze op de Botermarkt woonden in nr 29, dochter Marie Elisabeth nog bij hen inwoonde en er ook een Jean Middeler verbleef, een pruikenmaker die sinds 1776 in Mechelen verbleef.
Pierre Noëz, stierf op 23 april 1807 op de leeftijd van 54 jaar. In zijn overlijdensakte staat te lezen dat hij in de ziekenzaal van het Onze -.Lieve - Vrouw hospitaal te Mechelen is overleden om 2 uur in de namiddag, wellicht aan één of andere ziekte.
Huwelijksakte en paspoortgegevens van Pierre Adrien Noëz, zoon van Adrien Joseph Noëz:


De handtekeningen van Petrus Antonius Noëz en Joanna Maria De Metser.

Pierre Noë, leidekker, vertrekt de 5de van deze maand naar Antwerpen om daar een paspoort te nemen voor Holland
|