De mot in het geloof - Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De mot in het geloof
Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De geest is onlosmakelijk met het vlees vervlochten en het denken veronderstelt het lichaam, zoals duidelijk wordt in de fenomenologie, maar de geest van de martelaar-filosoof richt zich tégen zijn lichaam en derhalve moeten zij “hun belichaming transcenderen. Hun lichaam is dan niet meer iets om mee te leven, maar iets om te overstijgen, een nieuwe betekenis te geven en tijdens dat proces te vernietigen.”2
Bradatan citeert Simone Weil: “'De mens is zo gemaakt dat degene die verplettert niets voelt; het is de verpletterde persoon die voelt wat er gebeurt'”3 Hij doet bewust wat hij doet en vastberaden en zo zegt Giordano Bruno tot zijn vervolgers: “'U bent ongetwijfeld banger om dit vonnis tegen mij uit te spreken dan ik om het te horen.'”4 Maar de betrokkene heeft geen andere keuze en omtrent “'de meest Socratische van de moderne filosofen'”5, Jan Patocka, merkt Havel op “dat hij zich er steeds meer van bewust werd dat er een beslissend moment zou aanbreken waarop hij 'zijn denken zou moeten testen door te handelen [...] dat hij dit niet kon vermijden of eeuwig voor zich uit kon schuiven, omdat het zijn filosofie uiteindelijk in twijfel zou trekken.'”6 Bradatan: “Dat moment kwam toen hij betrokken raakte bij de Charta-beweging.”7 Op dat moment kan iemand zijn geloofwaardigheid alleen behouden door ervoor te kiezen om te sterven.8
Bradatan verduidelijkt dit middels een personage uit Dostojevski's Duivels, namelijk Kirillov, die inziet dat onze doodsangst verbonden is met het heilige en dat is de zelftranscendentie, de vrijheid, de wil. De martelaar plaatst zichzelf buiten het begrijpelijke maar tegelijk ook buiten de menselijke samenleving (“hij gaat in tegen het overlevingsinstinct waarop het leven gebaseerd wordt”9) en veroorzaakt aldus fascinatie en afkeer (het fascinans et tremendum van het heilige sec. Rudolf Otto).10
Dat lot onderging ook Jan Palach die zichzelf in brand stak op de protesten tegen de inval van de Sovjets (Praag, 1969): zijn ontoegankelijkheid verschaft hem tevens “de mysterieuze macht die voortkomt uit het feit dat hij de dood nabij is.”11 Dat gebeurde ook met de hongerstakende Gandhi.12 Het offer maakt heilig: 'sacrifice' is een samenstelling uit 'sacrum' en 'facere'.13
Ook de filosofe en mystica Simone Weil kwam om doordat ze zich uithongerde: “Dat ze zich uit solidariteit met de onderdrukten van voedsel onthield, moet voor haar (…) een kwestie zijn geweest van trouw blijven aan zichzelf, ongeacht de gevolgen. Ze moet het zelfs als een opperste bevrijding hebben ervaren. Want de ware vrijheid (…) 'wordt niet bepaald door een relatie tussen begeerte en bevrediging daarvan, maar door een relatie tussen denken en handelen.'”14“Zo is datgene wat hier het hardst nodig is en ons in leven houdt misschien wel de honger, niet het eten. Het eeuwige deel van de ziel, zo zegt Weil, 'voedt zich met honger.'”15 Maar het beste is “gegeten worden - verslonden worden door God.”16 Weil gaat daarin zo ver dat ze zegt: “(...) door te bestaan nemen we een plaats in die ons niet toekomt.”17 Weil: “'Moge dit alles (…) mij ontnomen worden (…) en te eten worden gegeven aan gekwelde mensen [die] elke voeding ontberen. (...)'”18
Betreft het godsdienstige martelaarschap betekent het Griekse 'Martys' 'getuige' maar tijdens vervolgingen kreeg het de betekenis van “iemand die gedood werd om zijn geloof[sgetuigenis]”19, zo verklaart Bradatan. Het martelaarschap kan van alles betekenen, zelfs terrorisme. Jezus Christus promoot het: “'Niemand ontneemt mij [mijn leven], maar ik leg het uit mezelf af. (...)'”20 De navolging daarvan verenigt met de verrezen Christus.21“In de kern is het martelaarschap een dematerialisatieproject”22, zo schrijft Bradatan en hij geeft het voorbeeld van Ignatius van Loyola die dronken wordt van het vooruitzicht op de martelaarsdood... “(...) als ik Jezus Christus maar bereik.”23 Zelfrealisatie vergt hier fysieke zelfvernietiging of dematerialisatie. In de islam is een martelaar wie sterf in de (gebeurlijk gewelddadige) strijd tegen ongelovigen (defensief of offensief24).
Godsdienstig martelaarschap voltrekt zich met het oog op een beloning in het hiernamaals.25 Het filosofisch martelaarschap daarentegen biedt geen garanties en is gericht op deze wereld.26“Het is iets groots om voor God te sterven, maar het is misschien wel grootser om te sterven voor geen God.”27 Dat geldt ook voor het politiek martelaarschap, door onder meer de hongerdood, de zelfverbranding of de zelfmoordaanslag die door Bradatan worden besproken.
Voor Gandhi was hongerstaking geweldloos verzet of 'satyagraha' waarmee macht gegeven wordt aan de machtelozen en zo speelde hij vaker met paradoxen. “'Armoede is gezegender dan rijkdom'”28, zei hij en: “'elke mislukking is voor mij een duwtje in de rug geweest.'”29Er zijn treffende gelijkenissen met Weil waar zij zegt: “'eeuwige gelukzaligheid is een staat waarin kijken eten is'”30, terwijl Gandhi zegt: “'vasten is voor de binnenwereld wat de ogen zijn voor de buitenwereld.'”31 Bradatan: “Wat de honger uiteindelijk onthult, is ons schepsel-zijn, en wat hij tot stand brengt is zelftranscendentie.”32
Zelfverbranding was het politieke wapen van Thích Quàng Dúc (Saigon, Vietnam, 1963), Jan Palach (Praag, 1969), Mohammed Bouazizi (Tunesië, 2010). “Op Palachs begrafenis merkte iemand op: 'In wat voor land leven we! Waar het brandende lichaam van een jongen het enige licht voor de toekomst is.'” In enkele jaren tijd (2009-2014) hebben 127 Tibetanen zichzelf in brand gestoken maar ze haalden het nieuws niet (meer)... 33
De “vreselijke, traumatische slachting”34 van zelfmoordaanslagen beogen de dood van anderen, in een “publiciteitsindustrie.”35“Hun eerste doelwit zijn (…) de toeschouwers voor wie ze hun kunststukje opvoeren.”36“De samenleving wordt geterroriseerd maar niet geroerd.”37“Je kunt niet tegelijkertijd echte wapens gebruiken en van je lichaam een symbolisch wapen maken; het een doet het ander teniet.”38 Het is lafheid.39 Overigens is de religie (e.g. de islam) bij terreurdaden louter een dekmantel, betoogt Bradatan want in de Koran is daar nauwelijks iets over te vinden.40
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
33.O.c., p. 173. Nota bene: het merendeel van dergelijke zelfmoordprotesten blijft echter geheel onopgemerkt ingevolge algemene onverschilligheid, wat laat vermoeden dat ze legio zijn en hetzelfde geldt voor de ontelbare slachtoffers van de 'ingeburgerde' aanslagen met onder meer auto's, vergiften, drugs en 'medicijnen'.
De mot in het geloof - Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
De mot in het geloof
Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
Het trotseren van wereldlijk nadeel, fysieke pijn en schade tot en met het risico van om te komen, gedood te worden of zelfs het bewust kiezen voor de dood zijn niet slechts waanzin, zij getuigen van een 'heilige waanzin' welke gepaard gaat met extase. In Sterven voor een idee1onderzoekt de Roemeense filosoof Costica Bradatan de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen, meer bepaald waar dezen belanden op een punt waar zij hun geloofwaardigheid zouden verliezen als zij de beker (van het lijden) aan zich lieten voorbijgaan.
Het toonbeeld hier is uiteraard Socrates die zich in zijn verdedigingsrede aldus richtte tot het volk: “Schaamt u zich niet dat u zich bekommert om geld (…) en om aanzien en eer, zonder zorg of aandacht te hebben voor bezonnenheid en waarheid en voor uw ziel (…)?”2 Met het ledigen van de gifbeker vereeuwigde Socrates zijn filosofie: de dood in dienst van de onsterfelijkheid.
Een gelijkaardig lot deelden de Alexandrijnse heidense platoniste Hypatia wiens lichaam in 415 werd uiteen gereten door een knokploeg van het regime van patriarch Cyrillus, de Dominicaan Giordano Bruno die in 1600 als ketter op een Romeinse brandstapel belandde en de Tsjechische fenomenoloog en woordvoerder van de mensenrechtenbeweging Charta 77, Jan Patočka, die in 1977 bezweek aan een hersenbloeding ingevolge uitputtende politieverhoren.
De betrokkenen blijken 'gewogen' te worden en Bradatan spreekt inzake het doorstaan van de 'test'3 over zelfverwerkelijking (c.q. Hadot) en 'zelftranscendentie'4 maar ook over 'martelaarschap'5, (c.q. Girard) over 'sacralisatie' en 'sacrificatie'6 en (c.q. Patočka en Foucault) over de 'zorg voor de ziel'7 die tegelijk een zorg is voor de gemeenschap, waarbij filosofen (sec. Rilke, Marx en Hadot) uiteindelijk het leven en de wereld moeten veranderen.8 Het trotseren van de last van het leven vindt zijn kracht in het doel, de hoogten waarin [e.g. Friedrich Nietzsche] triomfeert over alle kwellingen en vertwijfeling.9
“Filosofie is vleesgeworden woord”10, zo schrijft Bradatan. “Indien Socrates de Atheense rechtbank bijvoorbeeld om vergeving had gevraagd, zou dit (…) zijn gehele filosofische onderneming ondermijnd hebben.”11 Ook Montaigne vreest de dood niet: “'We moeten hem telkens weer voor ons geestesoog oproepen, in al zijn verschijningsvormen.'”12 Bradatan verwijst naar de gewoonte van de oude Egyptenaren om hun banketten te onderbreken met het te voorschijn halen van een menselijk skelet13 en naar het Zelfportret met knekelarm van Edvard Munch.14
Heidegger vergelijkt in zijn Sein und Zeit het leven als 'Sein-zum-Tode' met een rijpingsproces: “Een vrucht is niets tenzij hij rijp is, maar zodra hij zijn rijpheid nadert, is hij zo goed als dood.”15 Hij wijst erop dat het onpersoonlijke ('das Man') ons van de dood vervreemt ('Seinsvergessenheit') en Bradatan wijst op gelijkenissen met Leo Tolstoj in De dood van Ivan Iljitsj. Het hoofdpersonage uit die roman heeft geleefd volgens de eisen van het 'men' dat de dood verdoezelt alsof die gold voor iedereen behalve voor hem. “'Het 'sterven' wordt [in het licht van het 'men'] genivelleerd tot een voorval […] dat aan niemand in het bijzonder toebehoort.'”16, zo citeert Bradatan het commentaar van Heidegger. Tolstoj verhaalt “over de fundamentele leugen waarop de 'publieke opinie' is gebaseerd en de effecten die deze kan hebben op het leven. Het is het verhaal van de meesten van ons.”17 Met het onpersoonlijk maken ervan geloven wij de dood te beheersen maar “de dood ontsnapt ons (…) [terwijl] niemand van ons aan de dood ontsnapt.”18
En dan richt de auteur zich met het mysterie tot de christelijke denker Paul-Louis Landsberg die, in een reactie op Heidegger, de dood (van de ander) ziet als een mystieke ervaring. Op het doodsbed wordt de persoon geboren: “Ons vitale medelijden (…), wordt [bij het doodsbed, direct na het overlijden] vervangen door het diepe besef dat dit wezen, in al de uniciteit van zijn persoon, er niet meer is en niet langer in dit lichaam kan terugkeren.'”19 De plotse en onomkeerbare afwezigheid van de overledene brengt ineens de unieke persoon aan het licht. “We ontdekken dat ons bestaan een brug tussen twee werelden is.”20 Landsberg spreekt (met Plato) over een extatische ervaring en verwijst verder naar het mystieke christendom dat “geen godsdienst van het leven is, de conventionele zienswijze, maar een godsdienst van de dood - van de dood als toegangspoort tot het eeuwig leven.”21 In de dood ervaart de mysticus volgens Landsberg “'de anticipatie op de dood in extase.'”22
Zoals de stier de arena in stormt, onwetend over het gevecht en zijn gewisse dood, zo komt de boorling spelend “'in een lichte wereld die hem onwetend laat over zijn bestemming en over de gevaren ervan'”23, aldus citeert Bradatan Landsberg, wiens 'ontmoeting' met de dood (d.d. 1936) in Ingmar Bergmans Det sjunde inseglet (d.d. 1957 en geïnspireerd door de vijftiende-eeuwse Zweedse schilder Albertus Pictor) werd verfilmd. “Alvorens hem te vernietigen, 'speelt' de dood een tijdje met de mens - bij Bergman speelt hij schaak, bij Landsberg corrida; de mens speelt het spel wanhopig, hij blijft tegen beter weten in hopen dat hij op de een of andere manier een kans heeft (…) de dood behaalt uiteindelijk een verpletterende overwinning.”24
Nota bene: een indrukwekkende variatie op het thema waarbij schaak gespeeld wordt voor het leven (in de gedaante van de liefde) en waarbij de ingewanden van de dood het leven een voetje lijken te lichten, vindt men terug in Kris Vansteenbrugges meesterlijke vertelling, getiteld: “Pat, godverdomme”25.
In de beide verhalen primeert de waardigheid waarmee de dood tegemoet getreden wordt. “Het is de wijsheid van Sisiphus [verwijzend naar Albert Camus]”, aldus Bradatan: “Het absurde van de situatie, het feit dat er geen ontsnappen aan is, de onvermijdelijkheid van de afloop; uiteindelijk doet dit alles er niet toe. Wat ertoe doet, is de daad zelf [het gevecht]. De daad is zijn eigen beloning.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 april 2025 - Paasmaandag)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
2O.c., p. 46, verwijzend naar: Plato, Apologie 29d-e.
De 'ek-stase' die heldendaden begeleidt, is zoals het woord het zegt een 'buiten-zichzelf-staan' maar dat is een toestand waartoe men gedwongen wordt van zodra men wordt gedreven door idealen die maken dat men de natuurlijke levensdriften naast zich neerlegt of tegenspreekt. Immers, geesteszieken buiten beschouwing gelaten is niemand in staat om zichzelf pijn te berokkenen of om te brengen als daar niets tegenover staat dat zo'n verregaande uitdaging van het fysieke verantwoordt en om die reden ook wordt heldendom vaak verkeerdelijk met geestesziekte verwisseld.
De mogelijkheid om aldus 'tegennatuurlijk' te handelen is er uiteraard bij de gratie van het menselijk verstand dat ons het inzicht kan verschaffen in het gebeurlijk onvermijdelijke samengaan van het waardevolle met het pijnlijke of zelfs in het onoverkomelijke coëxisteren van het waardevolle met wat het eigen lichaam kan schaden of vernietigen.
Het inzicht in de noodzaak is zoals Spinoza suggereert wat het ons mogelijk maakt om vrede te nemen met zekere beperkingen, waartoe ook deze behoren die wij onszelf opleggen, en dat zijn dan handelwijzen van morele aard: zij tillen ons boven het louter dierlijke deel van ons mens-zijn uit en brengen ons in de sociaal-morele sfeer waarin die daden een zekere vanzelfsprekendheid en wenselijkheid genieten. Van zodra de morele kwaliteit van een gemeenschap een zekere graad van rijpheid bereikt, wordt het voor de geassocieerden zelfs bijzonder ónvanzelfsprekend of zelfs onmogelijk om 'immoreel' te handelen, al is de term 'asociaal' hier verkieslijk.
De sociale dimensie van het mensdom wordt gedragen door het algemeen verbreide vermogen tot 'uitstel van bevrediging' dankzij de werking van het verstand en uiteraard ook van de opvoeding, zoals reeds lange tijd bekend in de psychologie. Het leed dat dit moreel gegronde 'uitstel' begeleidt, wordt aanvaardbaar in het licht van de maatschappelijke veroordeling in geval van immoraliteit maar de dreiging van de genoemde (en niet geringe) sociale bestraffing is een negatieve sanctionering terwijl daar waar authentieke ek-stase moreel hoogwaardig gedrag faciliteert, nog heel andere krachten aan het werk zijn waarvan het verstandelijke inzicht het meest voor de hand liggende maar niet het enige en ook niet het belangrijkste is. Men kan vrede nemen met uitstel van bevrediging omdat men anders sociaal gesanctioneerd wordt (en dan is sprake van een geconditioneerde vrede) maar ook omdat men inziet dat dit door elkeen gewenste gedrag ook loont (waarbij de instemming dan resulteert uit inzicht, wat neerkomt op zelfconditionering) maar de drijfveer kan ook vrijheid zijn en dan niet zozeer de individuele keuzevrijheid maar de menselijke vrijheid als zodanig waaraan men door het stellen van de morele handeling in kwestie, geloof schenkt.
De ek-stase waarvan sprake wordt nu precies verwekt door de genoemde schenking (van geloof) en ook andersom versterkt de ek-stase het faciliteren van de schenking van geloof en van vrijheid omdat zij de onzekerheid die gepaard gaat met het uit de hand geven van controle of dus met het schenken van vertrouwen, in haar schaduw stelt. Geloof, vrijheid, vertrouwen en ek-stase vallen samen in een daad waarvan de kwaliteit niet langer meetbaar is in termen van nut of van inzicht. Temeer daar die daad in het licht van de wetten die de huidige wereld beheersen, het leven eist van wie hem stellen en in dat licht ook 'waanzin' heet, daar het wereldlijke in de greep is van het kwaad.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20 april 2025 - Pasen)
19-04-2025
De mot in het geloof
De mot in het geloof
Het is een waarheid als een koe dat wie tot een minderheid behoren, onrecht worden aangedaan. Niet per definitie, soms per ongeluk en ook niet om de haverklap maar vaker genadeloos en tot het bittere eind omdat de pikorde een onmiskenbare maatschappelijke realiteit is. Soms zijn onrechtplegers zich niet bewust van wat zij doen omdat het onrecht dikwijls structureel van aard is. Een rolstoelgebruiker ervaart onrecht waar een trap hem de toegang tot een openbaar gebouw belet of waar anderszins gepaste infrastructuur ontbreekt. Onrecht wordt ervaren waar voorrechten ingeburgerd zijn of voor vanzelfsprekend worden gehouden en waar niet wordt opgetreden tegen discriminatie.
Komt daarbij dat minderheden dankbare zondebokken zijn terwijl de nood aan zondebokken toeneemt evenredig aan de aanwas en de ernst van maatschappelijke frustraties die altijd van de partij zijn in crisistijden, waaronder in de eerste plaats moet verstaan worden: tijden van laagconjunctuur of perioden van stijgende levensduurte, geringe koopkracht, toenemende onveiligheid, onzekerheid en vrijheidsbeperking. Waar leed is, wordt naar schuldigen gezocht want het geloof in heuse daders achter ongewenste toestanden volgt uit de wens om de situatie onder controle te krijgen: het volstaat dan om de vermeende daders te vatten teneinde verder leed te voorkomen of alvast die illusie op te kunnen hangen.
Opvallend daarbij is dat vermeende daders door de band helemaal niet op grond van feiten en middels rationeel onderzoek worden opgespoord, aangeduid en beschuldigd: die methode is alleen gangbaar bij professioneel opgeleide specialisten in gerechtszaken. In de goegemeente wordt het onheil, vaak zelfs als het veroorzaakt wordt door ontij of door plagen, direct aan daders toegeschreven en dan kijkt men in de eerste plaats in de richting van individuen die reeds met één been buiten de gemeenschap staan: verschoppelingen, vreemdelingen, mensen in wie men zich schaamt omwille van hun eigenaardigheden of lui die meestal onterecht gewantrouwd worden, kortom: minderheden.
Men doet dat ook heel bewust omdat men weet dat als men deze lieden iets aandoet, men van hen maar weinig te vrezen heeft, zij vormen immers een minderheid en uiteraard is hun weerbaarheid navenant. Het lijkt onlogisch en het is oneerlijk maar het zijn uitgerekend degenen die reeds onrecht te verduren hebben, die als zondebokken worden uitgekozen. De hypocrisie daarrond is mateloos, kijk maar hoe premier De Wever, nu men wenst dat werkloosheid zal beperkt worden in de tijd, zich haast om alsnog wie de dupe zijn van het onrechtvaardige arbeidsmarktsysteem de schuld daarvan te geven en laf na te trappen met de uitspraak dat België “zo goed als het laatste land ter wereld was waar inactief zijn een levenskeuze kon zijn.”1
Argumenten voor de beschuldigingen zijn er niet, of beter: de argumenten die worden opgedist, snijden geen hout, het zijn ofwel verzinsels waar spontaan iedereen geloof aan hecht om tot een 'oplossing' te kunnen komen (“We hebben de dader(s) gevat!”) ofwel hebben ze te maken met bijgeloof en zijn ze irrationeel (“Die lui zijn behekst!”). Het gemak waarmee onschuldigen die in de onmogelijkheid verkeren zich te verweren of die dat weigeren te doen, beschuldigd worden, is even verbluffend als de vrees om daders die zich bovenaan op de sociale ladder bevinden, met de vinger te wijzen.
Wie opkomen voor zekere rechten moeten bereid zijn om te werken aan het bijstellen van de voor het onrecht verantwoordelijke structuren. Daar het dan meer bepaald gaat om een actiebereidheid, kunnen wie helemaal niets ondernemen, zich nimmer vrijpleiten van schuld, ook niet als zij vredelievend zijn, pacifistisch, of zelfs behulpzaam. Een vreedzame toeschouwer van een valpartij is schuldig omdat hij toeschouwer is. De wet gebiedt hulp aan burgers in nood, alleen zijn nood alsook onrecht niet altijd even zichtbaar. En de meeste zaken zijn helemaal niet in wetten te verankeren.
Noch de 'camera obscura' van Hildebrand noch de hedendaagse niet te tellen onbemande camera's alom zijn in staat om vast te stellen dat iemand een ander negeert terwijl dit een gangbare vorm van pesten is. Niemand kan uitmaken of iemand met opzet op andermans tenen trapt. En soms verkapt een banaal ongeluk een aanslag met ernstige gevolgen zonder dat ook maar iemand het merkt, behalve de getroffenen. De mannen die vrouwen en kinderen lieten verdrinken op het schip dat zij eerder hadden uitgeroepen tot 'the unsinkable' waren voor immer onbesproken gebleven zonder de getuigenissen van overlevenden over de bemanning van de reddingssloepen en over het meedogenloze neerlaten van de hekken door passagiers van eerste klas. Dit verraad tekende zelfs de meest trouwe aanhangers van Christus in zijn doodstrijd, zoals de overleveringen getuigen en zij komen er allemaal mee weg, kennelijk geholpen door een vreemdsoortige solidariteit.
Dat Nero's, Napoleons, Trumpen en Poetins dag in dag uit mogen liegen en moorden terwijl zij kunnen blijven rekenen op sympathie en bijval van de massa, laat zien dat het wezen van de sympathie allerminst een authentiek gevoel is doch een toneel waarin de spelers zichzelf met voorgewende lofbetuigingen dermate voor de gek houden dat zij gaan geloven dat echte bewondering aan de oorsprong daarvan ligt. Precies hetzelfde gebeurt met geloofsbelijdenissen: door iets almaar te belijden, gaat men op den duur aan zijn bewering geloof hechten, precies zoals een aanvankelijk groene lach uiteindelijk vrolijk maakt en voorgewende tranen gaan bedroeven, zelfs als zij geplengd worden op de uitvaart van een dictator-massamoordenaar want mensen in de greep hebben, houdt in dat men hen kan doen liegen.
Componisten vertellen ons dat de beste muziek zichzelf schrijft en romanciers hebben het over personages die op den duur hun eigen gangetje gaan terwijl zij wie hun schepper is, prompt degraderen tot hun verslaggever. Het is niet per definitie zo dat blijheid ons doet lachen en droefenis tranen doet vloeien maar heel vaak andersom maakt zinloos lachen blij en wenen triestig. De verzinsels of verhalen gaan vooraf aan een authentieke vervoering in de ziel van wie ze aanhoren en of zij verzonnen zijn of waar, interesseert dan helemaal niemand meer omdat de extase die zij teweegbrengen niet wordt onderscheiden van de vervoering welke echte heldendaden begeleiden. En uitgerekend daar zit de mot in het geloof.
Trump en Harvard: de politiek die de wetenschappelijke waarheid stuurt. Tenminste, als het zo is dat er nog een wetenschappelijke waarheid bestaat. Kijk maar naar de coronacrisis die het kamp der wetenschappers in twee verdeelde, en welhaast fifty-fifty, aangezien de helft van de huisartsen eraan dachten om hun praktijk op te doeken. Alleen werd die politiek rebelse helft geweerd uit de media, die immers politiek bezit zijn.
Maar die malaise bestaat al langer, getuige de verdeeldheid omtrent onder meer het darwinisme. En dat aldaar de politiek de wetenschappelijke waarheid stuurt, mag ontegenzeggelijk blijken uit het pleidooi destijds van Johan Braeckman die van de politiek een subsidie in de wacht sleepte voor de promotie van het darwinisme, daarbij voorbijgaand aan het aperte onverstand waarvan die daad getuigd heeft want wie zou het in zijn hoofd halen om pakweg de stelling van Pythagoras te gaan promoten?
Komt daarbij dat deze overijverige lui de postjes bezetten die boven elke discussie verheven principieel voorbehouden zijn aan mensen die de universaliteit van de waarheid verdedigen en derhalve de open debatcultuur. Wat betreft dat laatste zorgde de genoemde 'wetenschapper' er ook al voor dat reuzen zoals Heinrich Heine en Voltaire zich omdraaiden in hun graf, met name door te pleiten voor een spreekverbod voor mensen met een visie die afwijkt van de 'politiek gestuurd wetenschappelijke' (!) die zich in de media (die de hare is) aanprees met het inmiddels beruchte devies, recht uit het dystopische universum van George Orwell: “Luister alleen naar het officiële nieuws!”
In het zog van Chomsky en Herman, incluis hun voorgangers uit het begin van de twintigste eeuw, en zij allen geruggensteund door Karl Marx, wijst Jaap Kruithof er in “Het neoliberalisme” op dat in een kapitalistisch bestel, gedreven door blinde hebzucht, uiteindelijk een suïcidale economie elke handel en wandel africht op de bodemloze put waarmee zij samenvalt.
Via de corrupte massa in het democratisch bestel dicteert het geld de wet en de waarheid. Zelfvoldane doch impotente politici mogen doen alsof zij het zijn die deze zaakjes regelen: dat is het overeengekomen loon dat zij ontvangen in ruil voor hun hoererij. Niet Trump is aan de macht, niet de politici: in het kapitalisme regeert de economie en wel als een heuse 'religie', wat 'overgave' betekent, want de hebzucht is zoals elke andere verslaving onverzadigbaar en zij wordt niet gestuurd door mensen doch door begeerte die, zoals wij allen heel goed weten, blind is.
(J.B., 16 april 2025)
14-04-2025
Hedendaagse kunst: Dirk D'Hulster: De geboorte van de oorlog
Slachtoffers zijn quasi onzichtbaar zoals de dode rat in het grint omdat het fascisme zelf zich verschuilt achter nepdoctrines.
In het woord fascisme zit het Latijnse 'fasces', wat wil zeggen 'roeden' of 'stokken' maar het kan ook 'bende' betekenen: fascisme is slaan of dwingen met geweld. In het Oud-Griekse woord 'crypto' zit het woord 'kruipen' of 'wegkruipen', 'zich verbergen'. Cryptofascisme is verborgen dwingelandij die maakt dat wij onvrij zijn terwijl we het niet eens weten omdat de ketenen die ons verankeren, aan het oog onttrokken blijven.
We verkeren dan in de illusie van vrijheid omdat we de dwang niet voelen, zoals in de hebzucht. We geloven dan dat we geld verwerven terwijl andersom het geld ons te grazen neemt.
Verhalen over moorddadige mensen, economie en politiek illustreren dit cryptofascisme. Ze tonen de leugen als dienstmaagd van de moord en hoe lastig verzet hiertegen is omdat het kwaad rondwaart in krochten.
In Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte wordt de andere kant op gekeken, in Het neoliberalisme van Jaap Kruithof verschuilt zich verknechting onder de vlag van 'libertas' (vrijheid) en inManufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward Herman blijken onze informatiekanalen geperverteerd, desinformatief.
Onder het voorwendsel van zelfverdediging besteelt een zelfverklaarde, verwaande elite het volk om de oorlogen te bekostigen die zij met dat doel in scène zet en maakt meteen korte metten met haar overschot aan levend speelgoed.
Zij voederde haar vee met de illusie van zelfbestuur en door het democratisch verkozen fascistisch bewind in de waan gebracht dat het zichzelf verdedigt, brengt het zichzelf nu om teneinde alsnog te ontkomen aan de schande van desertie. “Krieg und Leichen, die letzte Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 13 april 2025)
12-04-2025
Verschijnt binnenkort-
Verschijnt binnenkort:
10-04-2025
De transformatie van de wereld
De transformatie van de wereld
– Ziet gij hoe de wereld nu veranderd is? Ik moet moeite doen om Van Togenbirger te kunnen verstaan en neig mij wat voorover. Op het tafeltje waaraan wij zitten, staan een waterkruik en twee volle glazen.
– Ze hebben het eerst geprobeerd met de preekstoel, dan met onderwijs, met televisie, met de computers en tenslotte met de pandemie maar het sluitstuk is steeds weer de oorlog, dat is de oude beproefde methode om van alle mensen puppets on a string te maken. Je kent die hit toch nog?1
– De preekstoel is de voorloper van de televisie en met de preekstoel wordt het gesprek van weleer, de dialoog die al uit de Oudheid stamt en waarmee Plato zich een plek heeft veroverd aan de sterrenhemel, eens en voorgoed verminkt: de tweespraak, de gedachtewisseling, die aan de oorsprong van ons denken ligt, wordt verarmd tot éénspraak, en als dat woord nog niet bestond, dan bestaat het nu en éénspraak betekent bevel, imperatief, woord van de imperator, de heerser over het imperium: hij spreekt en duldt geen wederwoord, geen tegenspraak, zijn woorden zijn bevel, de legerscharen luisteren en voeren uit wat hij dicteert, zij gehoorzamen met de monden dicht, hij heeft alle tongen afgehakt, alleen de zijne weergalmt over het strijdperk, alleen zijn taal telt.
De imperator heeft zich voorzien van duizenden tentakels, onderwijzers, schriftgeleerden, geleerden van zijn schrift, zijn heilige schrift, de enige, heilige algemene schrift en zij zijn zijn duizend echo's die zijn woord nabootsen, vermenigvuldigen, over alle strijdperken ter wereld laten galmen zodat iedereen gehoord heeft wat hij heeft bevolen en zodat iedereen gehoorzaamt en doet wat hij beval. Hij beveelt de massa zoals een hoofd van een lichaam de ledematen beveelt en zij gehoorzamen en voeren uit wat hij zegt, het lichaam onder het hoofd is a puppet on a string. Het onderwijs is geboren, de echo's van de imperator worden op hun beurt nagebootst door alle mensen als zij nog kinderen zijn die in blind vertrouwen na-apen wat hen wordt voorgezegd en voorgedaan.
En dan komen de radio en de televisie en met hun komst begint het allemaal een beetje toverachtig te worden: de mensen trachten naar de avond en zij eten snel om dan voor het kastje te gaan zitten, het testbeeld, eerst begeleid door een hoge la, een pieptoon die aanhoudt totdat het uur is aangebroken om dan over te gaan in muziek, want de Tv-zender heeft een orkest dat wijsjes speelt die de show inleiden. Er staan knoppen aan het kastje en door eraan te draaien krijgt men het testbeeld recht, de cirkels rond, de rechthoeken mooi vierkantig, de schakeringen van grijs tussen wit en zwart, zo alles op een rijtje, in afwachting van een presentatrice die toch zeker niet vervormd mag zijn daar zij een filmster is, de filmster immers wordt geboren met de komst van de Tv, zij is een machtig wapen, heeft gezag vanwege het feit van de toverij want allen kunnen wij haar zien, de duizenden kijkers in het ganse land en zij ziet ons niet, al krijgt men wel die verdomde illusie.
– Ten tijde van de preekstoel was er ook eenrichtingsverkeer maar het was nog niet zo geperfectioneerd als in het begin van de voorgaande eeuw dat met de kijkbuis het geval werd: men werd geacht te zwijgen en te luisteren naar meneer pastoor en dat deed men ook, één enkele uitzondering niet te na gesproken, zij heette 'de blauwe madam' vanwege haar liberale overtuiging, en op een keer tijdens de preek veerde zij plots recht en riep waar gans de kerk het hoorde: “Waar er zo gelogen wordt, blijf ik niet!”, waarop zij prompt naar buiten stapte uit de kerk, een vreemde stilte nalatend van twee of drie seconden. Welnu, de televisie heeft de éénspraak geperfectioneerd: reageren is niet langer verboden, het is immers onmogelijk geworden om de dictator van antwoord te dienen. De kijkers kijken en als de filmster overschakelt van praten naar zingen, veranderen zij allemaal in kleuters en zij zingen gewoon mee.
– Computers verbieden de antwoorden van de massa niet en zij maken ze ook niet onmogelijk want zij gaan nog een stapje verder: zij schenken, te nemen of te laten, de illusie dat iedereen antwoorden kan en gehoord wordt door de imperator, de imperator mundi, en als kers op de taart spotten ze ook nog eens met jan met de pet door hem in een onmogelijk keurslijf te dwingen: jan met de pet denkt te kunnen antwoorden en dat doet hij ook maar er wordt hem wel gevraagd dat hij zijn mond houdt als hij antwoordt; zijn stem telt immers helemaal niet mee, hij dient les te halen bij een instructrice, typeles zoals dat heet, om op een toetsenbord zijn krom gewerkte handen, zwijgend en alleen door norse vloeken onderbroken, wat hij zeggen wilde om te zetten in een getokkel vanjewelste totdat hij er de kramp van, krijgt. Ja, zo spotten ze andermaal met jan met de pet en met an met de pet.
– En dat was nog niet genoeg, er moest dan ook nog een pandemie komen en wat niemand geloven kon, gebeurde, en nu zijn er nog mensen die niet geloven kunnen dat het effectief gebeurd is: iedereen, de wereld rond, werd letterlijk gemuilkorfd. Verboden uit uw kot te komen en wie het toch doet: duizend euro boete. Verboden nog op straat te lopen. Verboden elkaar te naderen op minder dan anderhalve meter. Verboden te praten. Verboden het masker af te zetten (uitgezonderd de rokers). En na, hoe lang heeft het geduurd, dat spel? Hoeveel doden heeft het gemaakt? Na dat spel een andere wereld, en dat wilde ik zopas zeggen maar niet zonder het eens op te rakelen omdat wonder boven wonder de meeste mensen het allang vergeten zijn. Maar zij vergaten ook, mijn beste, hoe het was voordien, en bijgevolg zien zij niet meer wat er veranderde, wat hen ontnomen werd, wat ons allemaal ontnomen werd. Hier en daar is er nog eentje die zegt: maar waar zijn allemaal die cafés naartoe? Als we met iemand willen praten, moeten we ons abonneren op hoe heet die provider ook weer? En moeten we achter een klavier gaan zitten, tikken, wat zeg ik? Tikken met een robot, ja, een robot staat ons nu te woord en het is net een mens, zo zegt men ons: gij zult het verschil niet eens merken!
Bij die woorden slaat Van Togenbirger met een vuist op tafel, de twee glazen vallen om alsook de kruik, het drietal rolt van het tafelblad, wij doen geen moeite om de ramp te voorkomen, de glazen breken in stukken tegen de stenen vloer, het water maakt mijn broek nat en mijn mouwen en ook die van Van Togenbirger en hier be-eindigen wij dan ook het gesprek en gaan wij elk ons weegs om ons te gaan verversen en terwijl wij naar buiten lopen, horen wij de bommen ontploffen in de straten, op de pleinen en op het tuinpad van mijn vader.2
Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
De vierde filter: Flak en de handhavers
Flak of negatieve reacties op mediazaken brengen schade toe (b.v. boycot) en moeten voorkomen worden. Hoe machtiger een organisatie, hoe groter het vermogen om flak te produceren en aldus linkse reacties te fnuiken, wat gebeurt middels gespecialiseerde bedrijven zoals AIM (Accuracy In Media): “AIM heeft als functie om de media lastig te vallen, en ze ertoe aan te zetten zich te houden aan de agenda van het bedrijfsleven en een onverzoenlijk, rechts buitenlands beleid te steunen.”1
De vijfde filter: anti-communisme als controlemechanisme
Anti-communisme is een ideologie waarmee het volk kan gemobiliseerd worden tegen ongeacht welke vijand. “Als de overwinning van het communisme het ergst denkbare resultaat is, kan de overheid de steun voor het fascisme elders in de wereld rechtvaardigen als het minste van twee kwaden.”2 Iedereen staat onder grote druk om te laten zien hoe anticommunistisch men wel is. Zo bijvoorbeeld pakte de regering van Juan Bosch op de Dominicaanse Republiek de corruptie aan, lanceerde massa-educatie en handhaafde burgerlijke vrijheden voor o.m. communisten en radicalen maar de VS onder Kennedy keerden zich van hem af en vielen de Dominicaanse Republiek binnen om te verhinderen dat hij opnieuw aan de macht kwam.3 Onder het voorwendsel van het anticommunisme vielen de VS binnen in Guatemala (1947-1954), in Brazilië (1964) en in Nicaragua (1981-1987). Als de haat groot genoeg is, worden bewijzen omtrent misstanden overbodig. Roddel neemt de plaats in van analyses.
Tweedeling en propagandacampagnes
De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.4
Slotwoord
In de vijfhonderd pagina's die nog volgen, worden de (schokkende) gevalstudies (waarvan in de eerste afleveringen alhier reeds de actualiseringen bij de nieuwe uitgave van Manufacturing Consent aan bod kwamen) bijzonder gedetailleerd en gedocumenteerd behandeld. Zij zijn onderwerp per onderwerp afzonderlijke besprekingen waard doch hier moeilijk samen te vatten op een min of meer leesbare wijze aangezien het gaat om buitenlandse politiek uit het verleden waarmee wij hier niet zo vertrouwd zijn, meer bepaald de politieke terreur van de VS. We onthouden de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de VS maar ook in de overige staten in het 'Westen' in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De vuurlinie werd reeds gecreëerd en het aantal slachtoffers neemt gestadig toe, met gulzige teugen slorpt de bewapening de welvaart van weleer op: eerst de bijeen gespaarde miljarden, vervolgens de kinderen en alle toekomstdromen. Frappant maar helemaal niet verwonderlijk is wel dat de agressie van het westerse egocentrisme en egoïsme zich niet langer richt of kan richten op de uitgebuite werelddelen van weleer en derhalve suïcidaal of beter: genosuïcidaal is geworden. De Westen brengt zichzelf ten onder.
Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
De derde filter: nieuwsgaring in de massamedia
De media hebben uiteraard niet het geld om overal reporters ter plekke te betalen: zij moeten kunnen rekenen op informatiebronnen, vooral te vinden in het Witte Huis, het Pentagon, de ministeries, het stadhuis en de politiekantoren alsook bij grote bedrijven. Journalisten zijn geneigd (ze kunnen moeilijk anders) om dat allemaal voor waar aan te nemen. “Overheidsorganen en grote bedrijven, de primaire nieuwsbronnen dus, investeren veel in publieksvoorlichting en krijgen daardoor een directe lijn naar de media. Zo heeft het Pentagon een afdeling voor informatie en voorlichting met vele duizenden werknemers en een budget van honderden miljoenen dollars per jaar. Daarbij vergeleken verzinken de middelen van een andersdenkende of een actiegroep in het niet.”1“Alleen het bedrijfsleven heeft de middelen om openbare informatie en propaganda te produceren op dezelfde schaal als het Pentagon en andere overheidsinstanties.”2
Om hun positie als nieuwsbron te behouden doen zijn veel moeite om het de journalisten makkelijk te maken. “Persvoorlichters 'geven de journalisten op het juiste moment het materiaal dat door hun team in zijn eigen tempo is geproduceerd'”,3 wat neerkomt op subsidiëring maar wel met belastinggelden. “De burgers betalen er dus voor om te worden bestookt met propaganda in het belang van machtige groepen zoals militaire aannemers en andere sponsors van staatsterrorisme.”4
“Het is erg moeilijk om autoriteiten waar je afhankelijk van bent voor het dagelijks nieuws leugenaars te noemen, ook als ze totale onzin verkopen.”5 Een van de talrijke voorbeelden van de auteurs: “Zo weigerde het ministerie van defensie om deel te nemen aan gesprekken over defensiekwesties op de nationale radio als er deskundigen van het Center for Defense Information in het programma zouden zitten.”6“Ze slagen erin om met dreigementen de toegang tot een medium te monopoliseren.”7
Wars van het bestaan van uiterst respectabele bronnen die met veel gezag een afwijkende mening verkondigen, bieden overheid en bedrijven ook 'deskundigen' aan die worden ingehuurd. “Je koopt ze en zorgt er zo voor dat (…) het terrein van de opinievorming 'overspoeld wordt met diepgaande academische onderzoeken', voorzien van de gewenste conclusies.”8“Door mensen die het gewenste standpunt verkondigen veel aan het woord te laten, verlenen de media ze een zekere status en worden ze vanzelf de eerste keuze als er een mening of analyse nodig is.”9 Een dankbare spreekbuis van het establishment zijn ook de overlopers die 'het licht hebben gezien'.10
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
“In een wereld waarin de rijkdom ongelijk verdeeld is (…) moeten [de media] systematisch propaganda verspreiden om [hun] functie [amuseren, informeren, waarden en normen bijbrengen] te kunnen vervullen.”1 In een staatsbureaucratie is het makkelijk aan te tonen dat de media in dienst staan van de elite maar waar de media in particuliere handen zijn en er geen officiële censuur is, blijft “de gigantische ongelijkheid in middelen waarover diverse media beschikken”2 buiten beeld, alsook “de gevolgen voor de toegang tot [het] bestel (…) en voor het gedrag en functioneren daarvan.”3Het propagandamodel laat zien hoe de macht het nieuws selecteert. Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: “(1°) de omvang, de concentratie van eigendom en de winstgerichtheid bij de belangrijkste mediaondernemingen, en het kapitaal van de eigenaren; (2°) reclame als belangrijkste inkomstenbron van de massamedia; (3°) afhankelijkheid van de media van informatie verstrekt door de regering, bedrijven en 'experts' die gefinancierd en goedgekeurd zijn door deze primaire bronnen en machthebbers; (4°) flak4 als middel om de media te disciplineren en (5°) 'anticommunisme' als nationale geloofsleer en controlemechanisme.”5 Die censuur is “zodanig ingeburgerd (…) dat journalisten (…) zichzelf ervan kunnen overtuigen dat ze het nieuws 'objectief' (…) selecteren (…).”6 Pas in macroperspectief komen manipulatie en partijdigheid aan het licht.7
De eerste filter: omvang, eigenaren en winstgerichtheid van de massamedia
Het verwerven van media wordt belet door het grof geld. Een voorbeeld is de opkomst in het Engeland van de eerste helft van de negentiende eeuw van de radicale arbeiderspers: de elite beschouwde die als een bedreiging en drukte ze met allerlei dwangmaatregelen (o.m. belastingen) de kop in. Toen begin twintigste eeuw Labour opkwam, werd die partij door geen enkele krant gesteund wegens te hoge investeringskosten (o.m. in machines).8 De auteurs tonen met cijfermateriaal aan dat ook in de VS zelfs kleine kranten onbetaalbaar werden. De theorie van Ben Bagdikian dat een kleine groep mediabedrijven “'een nieuw particulier ministerie van Informatie en Cultuur', vormt dat de nationale agenda kan bepalen”9 strookt niet met de feiten die door de auteurs bij naam, nauwkeurig en cijfermatig worden beschreven: de 24 winstgerichte topmediabedrijven die 3 televisienetwerken, de grootste kranten en tijdschriften alsook de uitgeverijen van boeken in handen hebben, zijn gemiddeld 2,6 miljard dollar waard en hebben een gemiddelde nettowinst van 183 miljoen dollar. Ze zijn volledig geïntegreerd in de markt, staan onder druk van bankiers, speculanten en adverteerders en zijn derhalve volledig gecommercialiseerd of dus helemaal niet bezig met de waarheid doch slechts met de winst.10 Ze zijn ook technisch en juridisch afhankelijk van de overheid die hen via die weg disciplineert. Uit cijfers blijkt “dat 15 van de 95 externe bestuurders van tien grote mediaconcerns vroeger voor de overheid hebben gewerkt. (…) De draaideur - waarbij werknemers van de regelgever vertrokken naar de gereguleerde bedrijven en omgekeerd - was een gangbare praktijk in de periode waarin de oligopolistische structuur van de media en netwerken tot stand kwam.”11
De tweede filter: de financiering komt van de adverteerders
“Adverteerders kregen de macht om kranten te maken of te breken, aangezien kranten zonder hun steun economisch niet langer levensvatbaar waren.”12 Niet de keuze van de koper maar die van de adverteerder stuurt de media die zich daardoor ook verder concentreert (grotere oplage, minder keuze). Adverteerders hebben minder belangstelling in armere lezers (die geen kopers zijn) zodat de komst van reclame de radicale kranten en de arbeiderspers benadeelt: de pers van het establishment slokt alles op en de Labourpartij verliest stemmen. Vandaar focussen de media ook op de 'kwaliteit' van hun lezers en kijkers: ze gaan na of ze koopkrachtig zijn (met de nieuwe salestool CAP of 'Client Audience Profile'.)13“Het idee dat de massamedia 'democratisch' zijn omdat ze een groot publiek willen bereiken, krijgt hierdoor een stevige knauw. Ter vergelijking: de tegenhanger van dit systeem in de politiek zou een naar inkomen gewogen kiessysteem zijn.”14 Adverteerders programmeren televisie omdat zij de programma's kopen. “Bijgevolg concurreren de media met elkaar om adverteerders binnen te halen: ze leiden gespecialiseerd personeel op dat adverteerders benadert en zien zich verplicht om uit te leggen hoe hun programma's de behoeften van de adverteerders vervullen.”15 Concreet: “Voor een televisieomroep betekent en stijging of daling van de kijkcijfers met één procentpunt een verandering in de reclame-inkomsten van tachtig tot honderd miljoen dollar per jaar.”16 Zo leidde in 1985 de vertoning van Hungry for profit waarin kritiek geleverd werd op de activiteiten van multinationals in de derde wereld tot anticiperende zuivering van het programma en zware sancties. De uitzending werd 'antibusiness' en 'anti-Amerikaans' genoemd. Adverteerders zijn conservatief, steunen het establishment, zijn tegen milieukritiek, pro militaristisch en dictatoriaal. Zo werden geplande milieudocumentaires van NBC opgedoekt wegens gebrek aan sponsoring ingevolge kritiek op bedrijven. Intussen worden ze vrijwel onmogelijk.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
Laten we maar meteen de auteurs citeren uit hun voorwoord tot de eigenlijke tekst: “In dit boek schetsen we een 'propagandamodel' en passen dat toe op het functioneren van de massamedia in de Verenigde Staten. Na vele jaren onderzoek naar de werking van de media zijn we er namelijk van overtuigd geraakt dat ze dienen om steun te werven voor de speciale belangengroepen die de staat en de privésector in handen hebben, en dat we vaak het beste kunnen begrijpen waarom de media bepaalde onderwerpen selecteren, benadrukken of juist verzwijgen, als we ze vanuit dat perspectief analyseren.”1 De media houden hun objectiviteit staande “en de meeste intellectuelen geloven dat.”2 Maar de machthebbers bepalen wat wij mogen weten, hun propaganda kneedt de publieke opinie en reeds Lippmann schreef over hoe een consensus wordt gefabriceerd.
Het eerste hoofdstuk geeft het propagandamodel, de volgende gaan over de toepassingen. Het is een uitvlucht van het establishment om dit weg te zetten als 'complottheorieën'.3 Meestal zorgen partijdigheid, rechtse ideeën, vooroordelen en kuddegedrag reeds voor de gewenste 'consensus'. Ongewenste opvattingen worden op voorhand uitgesloten uit de massamedia.
Een voorbeeld is de berichtgeving over Nicaragua dat door de VS werd aangevallen, zogezegd om het te democratiseren: de media verzwegen dat daartoe geen enkele reden was. Vergelijkbaar was de invasie van de VS in Guatemala in 1954 waar ze de staatsterreur steunden. De VS ondermijnden er daarentegen de democratie, alsook in o.m. Brazilië, Chili en de Filipijnen en lieten de media het tegendeel verkondigen. De bevolking kreeg een vertekend beeld van Midden-Amerika én van de bedoelingen van de VS. “De propagandist mag de ware intenties van zijn opdrachtgever uiteraard niet onthullen.”4
De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.5 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 6 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 69. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.1 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)2 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”3 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”4 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.5 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.6
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.7
In Cambodja noemden de VS Pol Pot een 'nieuwe Hitler' maar toen de Vietnamezen hem in 1978 hadden verdreven, kozen ze zijn kant en beschermden hem onder het motto: de vijand van mijn vijand (Vietnam) is mijn vriend. De media zorgden dat het publiek daaromtrent onwetend bleef. Toen Pol Pot overbodig werd voor de VS, veranderden ze weer van koers en de media zorgden voor een passende uitleg, ze verzwegen de vroegere steun van de VS aan Pol Pot die in de media ondubbelzinnig werd afgeschilderd als schurk en moordenaar terwijl Soeharto (in Indonesië) alleen maar een dictator werd genoemd. M.b.t. Pol Pot werd het woord 'slachting' gebruikt, m.b.t. Soeharto: 'zuivering'.8
M.b.t. Oost-Timor worden de tweehonderdduizend doden in The Times toegeschreven aan “een wrede burgeroorlog en de daaruit voortvloeiende invasie, door gevechten, executies, ziekten en hongersnood”9, zonder dat verantwoordelijken worden genoemd en “in een volkomen verkeerde voorstelling van zaken. De burgeroorlog duurde kort, er vielen weinig doden en de invasie 'vloeide niet voort' uit een wrede burgeroorlog, behalve in de Indonesische propaganda.”10
De 'verontschuldigende' achtergronden voor het beleid van Pol Pot worden niet vermeld terwijl dat van Soeharto vergoelijkt wordt als “'gevolg van een mislukte staatsgreep' die 'een golf van geweld ontketende' of 'volgden op een offensief van links'.”11“De journalisten leggen nooit uit waarom een mislukte staatsgreep een grootschalige slachting zou kunnen rechtvaardigen maar de suggestie blijft hangen.”12 De coup en de genocide van Soeharto in 1965 maakte de VS enthousiast, ze zagen het als een 'lichtpuntje'. “Daaruit volgde vanzelf dat de media Soeharto 'een goede genocidepleger' vonden.”13
Enkele verdere toepassingen. Opiniepeilingen laten zien dat het grote publiek minder defensie-uitgaven wil en meer geld voor onderwijs en sociale zaken maar die mening wordt gefnuikt door de investeerders die een groot defensiebudget wensen.14
In de crisis van 1994-1995 in Mexico bleek het volk tegen de NAFTA (Noord-Amerikaans Vrijhandelspact) “maar de media losten dat doorgaans op door dit feit te negeren.”15“En terwijl de media kritiek leverden op de standpunten die de bonden zouden innemen, maakten ze niet bekend wat die standpunten dan wel inhielden.”16 Wereldwijde demonstranten tegen het beleid van WTO, IMF en wereldbank in 1999 en 2000 werden door de media belachelijk gemaakt, “afgeschilderd als 'agitatoren die overal tegen waren' (US News & World Report), 'terminaal verongelijkt' (The Philadelphia Inquirer), gewoon 'tegen de wereldhandel' (ABC News) en 'veel geblaat en weinig wol' (CNN), maar waarom de demonstranten actievoerden bleef grotendeels onbelicht.”17 Ze hadden het wel over “de kledij, het uiterlijk, de lichaamsgeur en de modetrends van de activisten en beweerden 'dat ze geen gemeenschappelijk doel hadden'.”18 Maatschappijfilosofen werden bestempeld als 'onwetende herrieschoppers', terwijl gezwegen werd over de illegale politietactieken om de protesten in te dammen. “In werkelijkheid liet de politie de vandalen grotendeels ongemoeid, terwijl vreedzame demonstranten werden afgeranseld”19 Geen van de media had daar oren naar. Daardoor “ontstond er een voedingsbodem voor politiegeweld en ernstige beperkingen van de vrijheid van meningsuiting.”20 Tussen 1977 en 1999 werden de rijken fors rijker, de armen fors armer; “de mainstream media merkten nauwelijks op dat alleen een minderheid [van 'de nieuwe economie'] had geprofiteerd.”21
Nog een toepassing van het propagandamodel: hoe springen de media om met de regelgeving rond de chemische industrie? In Silent Spring beschrijft Rachel Carson het systeem dat de media genormaliseerd hebben tegenover de machtige chemiesector als “'ons opzettelijk vergiftigen en vervolgens toezicht houden op de resultaten'”22, wat betekent dat wij proefkonijn zijn, meer bepaald in 78 procent van de gevallen want dat is het percentage “van de in de handel zijnde chemische stoffen waarvoor geen gegevens over gezondheidsrisico's beschikbaar zijn (…)”23 - een percentage dat bovendien almaar toeneemt. “Toch beweert de industrie dat de veiligheid (…) wordt gegarandeerd door de regelgeving van het EPA (of het FDA) terwijl ze haar best doet om deze instanties te verzwakken.”24
En niemand bekommert zich om het zich ophopen en vermengen van vergiften in het milieu. Alles is toegelaten zolang de toxiciteit niet bewezen is, of dus de logica op haar kop.25 M.b.t. de industrie gebruiken de media de uitdrukking 'wetenschappelijk verantwoord', m.b.t. de critici hebben zij het over 'pseudowetenschap' of 'onterechte paniekzaaierij'.26 Idem op vele andere terreinen. De vos bewaakt het kippenhok.
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
De inleiding bij de uitgave van 2002 geeft een actualisering van het boek, die hier wordt verdergezet. Na de actualisering van het propagandamodel volgt de actualisering van de casestudies en die betreffen (1°) de verkiezingen in El Salvador, Guatemala en Nicaragua, waarover de berichtgeving partijdig is, wat betekent afhankelijk van het feit of het cliëntstaten betreft; (2°) de desinformatie omtrent een complot van de KGB en de Bulgaren om de paus te vermoorden en (3°) de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja).
Om het beleid te kunnen voortzetten worden slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen (cf. bijvoorbeeld de moord op Romero in 1980), terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet.
Zo wordt over bondgenoot Turkije gezegd dat het de Koerden 'onderdrukt', terwijl over Sadam Hoessein van Irak gezegd wordt dat hij 'genocide' op hen pleegt.1 Over het gebruik van het woord 'genocide' in diverse oorlogen geven de auteurs overtuigende tabellen en verklaringen, ook m.b.t. bijvoorbeeld de moorddadige dictatuur van de door de VS gesteunde Soeharto in Indonesië, die verzwegen wordt terwijl die van Pol Pot in Cambodja in de verf wordt gezet... totdat de VS hem in 1978 gaan steunen.
De 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) veroorzaakten de dood van een half miljoen kinderen en minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren': het woord 'genocide' was hier derhalve niet van toepassing!2
Ook inzake nieuws over de verkiezingen wordt gewerkt met twee maten en twee gewichten. Zo bijvoorbeeld inzake de verkiezingen in Nicaragua en in El Salvador: “staken de mainstream media een handje toe en beschreven de Salvadoraanse verkiezingen als een 'stap in de richting van de democratie' en de Nicaraguaanse (…) als een 'schijnvertoning' (...)”3 Dezelfde partijdigheid inzake verkiezingen in Cambodja, Joegoslavië, Kenia, Mexico, Rusland, Turkije en Uruguay.
Onder Reagan (1981-1988) gold Rusland als het 'Rijk van het Kwaad' en de moordpoging op de paus door Agca (13 mei 1981) werd de basis voor propaganda in de Koude Oorlog. “Agca was een Turkse fascist (…) maar toch 'bekende' hij [zeventien maanden later in de gevangenis waar gezanten van belangrijke politici hem bezochten] dat hij was ingehuurd door de KGB en de Bulgaren”4, wat de Italiaanse communisten maar “ook de regering Reagan uitstekend van pas kwam.”5 Een uiterst verdachte bekentenis. “Toch accepteerden de mainstream media dit verhaal met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”6 Toen later geen bewijzen van Bulgaarse of Russische betrokkenheid werden gevonden (wat bevestigd werd door getuigenissen van CIA-agenten), zweeg de Amerikaanse media hierover in alle talen. 7 Het bedrog van de media (The New York Times en The Times) kwam aan het licht maar er volgden geen excuses, de zaak ging in de doofpot.
Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”8 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”9 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!10 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
En dan de berichtgeving over chemische oorlogvoering. In 1961 beval Kennedy (tegen alle verdragen in) de rijstoogst in Zuid-Vietnam te vernietigen met vergif: tien jaar lang werd met 7,5 miljoen liter arsenicum en dioxine (Agent Orange), massale hoeveelheden 'super-traangas' CS, napalm en fosforbommen de landbouwgrond vernietigd met hoofdzakelijk kinderslachtoffers. Hetzelfde gebeurde in Laos en in Cambodja. “De Cambodjaanse regering klaagde bitter over de schending van haar neutraliteit door deze onmenselijke en illegale actie, maar het land was te klein en te zwak om zijn stem te laten horen of om zich juridisch of anderszins te verdedigen.”11
Toen het schandaal al bekend was uitte de media enige kritiek gedurende korte tijd maar (op één uitzondering na) werden de illegaliteit van de acties (oorlogsmisdaden) alsook de gevolgen verzwegen. The Wall Street Journal berichtte over een half miljoen misvormde kinderen maar stelde dat de VS als uitgeputte verliezer van de oorlog zich daar niet om bekommerden. Zuid-Vietnam had geen stem; Noord-Vietnam werd met rust gelaten omwille van de banden met andere landen en de vrees voor publiciteit. Men betreurde alleen dat dit dan toch “gecontroleerd experiment betreffende de effecten van dioxine op mensen, waar we veel van zouden kunnen leren”12 niet te baat werd genomen.
In de jaren tachtig onder Reagan startte men een campagne op om de schuld voor de vergiftigingen in de schoenen van de USSR te schuiven maar die haring bakte niet. “De Sovjet-Unie is doeltreffend in verband gebracht met het gebruik van dit smerige wapen, door middel van valse bewijzen en met medewerking van de media. [Zo] hebben de media de indruk helpen wekken dat de VS (…) het morele gelijk aan hun zijde hadden (...)”13
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
Het boek start met de inleiding bij de uitgave van 2002. Het gaat over het 'propagandamodel' ter verklaring van het functioneren van de media, “onder meer de functie om diensten te verlenen aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden en hun propaganda te verspreiden.”1 De macht dringt haar beleid ongemerkt op: “er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. Eigenaars en adverteerders zijn structurele factoren die mee het nieuws bepalen, samen met de macht voor het leveren van 'deskundigen' die de 'officiële visie' bevestigen en voor het bepalen van de dominante ideologie. Die machtsstructuren bepalen uiteindelijk de inhoud van het werk van de journalisten. De structuren zijn niet alles bepalend maar “het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”2
De centralisering van de media moet vernoemd worden: er zijn steeds minder bedrijven die almaar groter worden en bestuurd door vaklui die oren (moeten) hebben naar de wetten van de markt. “(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”3 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”4
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. De opkomst van het internet heeft dat in zekere zin wel wat tegengewerkt met protestbewegingen alom maar het wordt steeds meer beperkt. “De privatisering van de internethardware, de snelle commercialisering en concentratie van internetportals en -servers, en de integratie ervan in conglomeraten van andere mediabedrijven (…) plus het feit dat een klein aantal privéondernemingen de nieuwe breedbandtechnologie controleren, dreigen de vooruitzichten van het internet als democratisch medium te beperken.”5
Kwaliteitsjournalistiek telt niet langer mee, “(...) nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”6.
Nieuwe technologieën drijven niet alleen de productie op maar verzamelen tevens info over het publiek om advertenties individueel af te stemmen. De privacy verdwijnt; er wordt gekocht met één klik. Dat alles versterkt de toepasbaarheid van het propagandamodel. De advertentieafdeling redigeert het mediabedrijf. Over de verborgen machtsstructuren mag niet worden bericht.7 Pr-bureaus zijn de nieuwe nieuwsbronnen. Een gedepolitiseerde consumentencultuur komt in de plaats van de politieke publieke sfeer. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”8
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”9 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.10 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”11
(Wordt vervolgd)
(J.B., 2 april 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
Het eerste deel is het belangrijkste stuk van het boek, meer bepaald de tekst over het propagandamodel. De auteurs beschrijven daarin op welke manier wij inzake informatie voor de gek gehouden worden zonder dat we het kunnen merken en zonder dat we in staat zijn om het euvel in kwestie te duiden. Zij verklaren hoe een vijftal 'filters' van censuur ervoor zorgen dat wij nimmer de waarheid te horen krijgen doch die versie van de feiten die de elite voor ons prepareert met het oog op onze instemming met het beleid. Wij worden niet alleen beroofd van de waarheid omtrent het wereldgebeuren maar bovendien kunnen wij er ook niet achter komen dat dit het geval is omdat de manier waarop wij belogen worden dit verhindert. De auteurs illustreren vervolgens hun model aan de hand van een aantal gevalstudies waaronder de analyse van de Vietnamoorlog de meest bekende is: hij werd ons verkocht als een democratiseringsproces terwijl het ging om regelrechte genocide. De aandachtige lezer zal de methode van liegen en belogen worden herkennen in de presentatie van tal van historische gebeurtenissen van onze eigen tijd. Het ernstige ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de mediatieke verzinsels is een troef voor de bedriegers die immers heel goed weten dat de massa zich liever wentelt in zoete leugens dan de bittere waarheid te moeten verteren.
Het boek van Chomsky en Herman wordt voorafgegaan door een aantal publicaties van auteurs die zich eerder gewaagd hebben op het gladde ijs van de ontmaskering van de leugenpolitiek die immers niet van gisteren is.
Zo is er het boek Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent )1 uit 1928 van Edward L. Bernays2 (1891-1995), neef van Sigmund Freud en de vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'.
Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety3 uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion4 uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden5 staat voor 'desinformation'.
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 1: Inleiding
Manufacturing Consent (Chomsky & Herman)
Over de leugenfabriek van de demon van het geld
Aflevering 1: Inleiding
Aan de noordwestelijke rand van de Grote Arabische Woestijn ligt een oase waar Aramees gesproken wordt, de moedertaal van Jezus van Nazareth. Het Aramees voor 'oase' is 'Damascus' (letterlijk; 'geïrrigeerd huis'). Damascus (in de volkstaal: Sjam) is de oudste nog bestaande stad ter wereld. De oudste Aramese koning heette Syros en vandaar noemden de Grieken de Arameeërs: Syriërs. Uit enkele in het Aramees geschreven Bijbelboeken kennen we het woord dat 'geld' betekent, namelijk 'mammon'.
Het woord mammon komt in de Bijbel vier keer voor, onder meer in het Evangelie volgens Mattheüs (6:24): “"Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon."1
Daarmee wordt gezegd dat niemand in staat is om tegelijk te liegen en de waarheid te spreken: de Waarheid is God2 en het dienen van Mammon betekent handelen tegen de Waarheid in, of liegen. Als de macht van God de Waarheid is, dan is het enig resterende wapen van Mammon de leugen. Over de manier waarop in deze ingewikkelde wereld (die 'des duivels' is) de leugen zichzelf als waarheid profileert, handelt het boek Manufacturing Consent van Noam Chomsky en Edward S. Herman.
De heden zesennegentigjarige Avram Noam Chomsky is een Amerikaans taalkundige, bekend van zijn 'generatieve grammatica', een theorie volgens welke ons taalvermogen aangeboren is, vastligt in ons brein, maar hij is tevens een bekend maatschappijcriticus. Chomsky is van oordeel dat intellectuelen de plicht hebben om de politiek kritisch te analyseren in plaats van ze te legitimeren, wat gebeurt waar zij de kapitalistische ideologie verdedigen.3 Edward Herman was een Amerikaans economist met als specialiteit de mediaproblematiek. Beide auteurs kritiseerden eerder inzake de berichtgeving de rol van Amerika in de Vietnamoorlog in het boek Counter-Revolutionary Violence: Bloodbaths in Fact & Propaganda uit 1973 waarvan echter alle exemplaren vernietigd werden.
Vijftien jaar later, in 1988, publiceerden Edward S. Herman en Noam Chomsky het vandejaar naar het Nederlands vertaald boek Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, over het voornamelijk door Herman ontworpen zogenaamde propagandamodel of de manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde.4
Over dat boek zegt Chomsky (in een recent interview met Lode Van Oost5) dat de media grote bedrijven zijn die een product verkopen aan andere bedrijven. Hun markt zijn andere grote bedrijven, namelijk de adverteerders. Het product dat zij proberen te verkopen aan andere bedrijven, zijn jij en ik, de lezers.
De media zijn derhalve geen bron van informatie maar wel een propagandamachine. Zij fabriceren de instemming met het beleid, wat de nieuwe kunst is in de democratie, die dan gezien wordt als een systeem geleid door een elite die het volk minacht en incapabel acht om met de waarheid om te gaan.
De (Amerikaanse) overheid en de grote bedrijven manipuleren de massamedia teneinde te verhinderen dat wij de waarheid aan de weet komen. Informatie wordt gecensureerd en dat gebeurt middels vijf filters waar zij doorheen moet vooraleer zij ons bereikt.
Wat wij te horen, te zien en te lezen krijgen, is derhalve altijd een afkooksel en een verdraaiing van de feiten: wij worden niet geïnformeerd maar gedesinformeerd; wij worden niet op de hoogte gebracht van de feiten maar wij krijgen telkenmale overheidspropaganda te slikken.
Daarbij is evenwel nergens openlijke dwang te bespeuren maar de informatie is wel afhankelijk van de wetten die de markt beheersen, zij vertrekt van verborgen vooronderstellingen en werkt middels zelfcensuur die bij ons werd ingebouwd.
De manier waarop de massamedia functioneren als propaganda-instrument van de gevestigde orde heet het propagandamodel. Het propagandamodel van Herman en Chomsky maakt duidelijk dat de media weliswaar niet in handen zijn van een dictator maar dan toch van even malafide particulieren en dat zijn meer bepaald de zogenaamde megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.6
2Johannes 14:6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.”
3Cf.: Noam Chomsky (1977). Language and Responsibility. New York: Pantheon.
4Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
De periode 1935-1945 was er een van afbraak, die van 1945-1960 van heropbouw, wapenwedloop (atoombewapening) en dekolonisering. De jaren zestig kenden een hoogconjunctuur, de consumptiemaatschappij begon, televisie kwam op alsook ruimtevaart. Vervolgens waren er de hippiebeweging (studentenrevoltes, RAF, AMADA...), de blackpowerbeweging van Martin Luther King, de Praagse Lente en de capitulatie van de VS in de Vietnamoorlog. Andere sociale bewegingen waren er onder meer rond de natuur, de derde wereld, de vrouwen, het pacifisme, de arbeiders, de daklozen, de leefverbanden en de kunstenaars. Vele rebellen verraadden de beweging en gingen de neoliberale toer op met het neokapitalisme.2
De jaren negentig worden getekend door politieke onverschilligheid. De markt legt aan iedereen haar wetten op. Er zijn bewegingen door de overheid, zoals Kom op tegen kanker, civiele bewegingen, achteraf door de overheid gesteund, zoals Greenpeace en Artsen zonder Grenzen en door de overheid bestreden bewegingen zoals Geneeskunde voor het Volk. Er zijn het antiracistisch verzet, de strijd voor de opheffing van de schuldenlast van derdewereldlanden, de Witte Mars voor meer veiligheid en de bewuste consumentenbeweging. Met welke strategie kunnen we de wereld naar wens veranderen? “Wie voor een rechtvaardige zaak vecht, mag de strijd nooit opgeven.”3“We zijn niet tegen mondialisering en globalisering in de eerste [descriptieve] zin, wel tegen de neoliberale versie ervan.”4
“De ecologische tijdbom tikt.”5 We moeten eindelijk erkennen dat de natuur een waarde in se bezit, alleen zo kan vervuiling en uitputting worden tegengegaan. Ecosocialisme is nodig, alsook een strenger beleid van de overheid en collectiviseringen (internationalisaties). Risicokapitalisme moet bestreden worden (er wordt gegokt pensioengelden en ander sociaal kapitaal). Ook het bedrijfskapitalisme is bedrieglijk en asociaal. “Langzamerhand wordt de volgende regel dominant: 'Als je bij ons werkt, moet je al je spaarcenten in ons bedrijf investeren'.”6
Wat betreft de arbeid heeft iedereen recht op werk. Uitbuiting en beschadiging van de natuur moeten worden tegengegaan. De neoliberale thesis dat de loonkostvermindering de werkgelegenheid bevordert blijkt dikwijls onwaar. “Loonkostverlagingen moeten worden in verband gebracht met de productiviteit. (…) Loonkostverlagingen (...) veroorzaken sociale ontwrichting en armoede.”7
Een basisinkomen voor iedereen moet verworpen worden omdat dan consumptie en productie ontkoppeld worden. Het is pas de arbeid die de mens bevrijdt van sociale uitsluiting, niet de bedelarij. De (erg dure) maatregel zou de polarisering tussen rijk en arm ook doen toenemen.
De vakbonden verdienen steun, ze zijn de enige toeverlaat voor de werknemers tegen het winstbejag van werkgevers in het neokapitalistisch bestel. Groepen die solidariteit verdienen zijn vrouwen, senioren, werklozen, daklozen, allochtonen, asielzoekers en sans-papiers. Het syndicalisme moet gemondialiseerd worden.
Wat betreft de markt: dat alles te koop moet zijn, is immoreel. Meer soberheid is aangewezen, rantsoeneringen en autoloze zondagen zijn goed. De markt moet gereguleerd worden, de consument bewust gemaakt. De overheid moet de non-profitsector steunen omwille van het algemeen belang.8 Wat betreft de tomeloze privatiseringen: “Als het zo doorgaat staat de privatisering van de atoombusiness ook op het programma. De sector van het kernafval is al in particuliere handen. (…) Met de stijgende macht van de megasystemen zonder voldoende controle wordt de wereld een chaos. Daartegen is coherent en volgehouden overheidsbeleid nodig.”9
Betreft het sociaal-politieke veld: de basis zijn de sociale en politieke actiegroepen, die een sociale beweging in gang zetten, waaruit een politieke beweging ontstaat en tenslotte een politieke partij. Kruithof geeft ook de indeling van Eric Goeman die begint met de zelfemancipatiebeweging van de maatschappelijk uitgeslotenen (bijvoorbeeld de vrouwenbeweging), die dan idealistisch wordt en dus universeel (zoals de NGO's), waaruit strijdgroepen ontstaan (zoals de opstandige werklozen en daklozen). Het komt er dan op aan één front te vormen want “het neoliberalisme creëert in toenemende mate menselijk afval (…).”10
De klassieke partijen volgen allemaal het neoliberalisme. Allen plaatsen ze politiek onwetende BV's op hun lijsten om stemmen te trekken. Jaap Kruithof: “Toen men mij vroeg om aan de grote Witte Mars deel te nemen, wilde ik weten wat het eisenprogramma behelsde. Dat was er niet. Kon er vooraan geen spandoek komen met de eis 'Ontslag van Stefaan Declerck, minister van justitie'? (…) Wij hebben geen eisenprogramma, luidde het antwoord, wij marcheren vanuit een algemeen menselijke verontwaardiging. Ik doe niet mee, was mijn reactie. De witte beweging zakte later als een pudding in elkaar.”11 Het neoliberalisme verslaat men niet met zachte maatregelen: er bestaat geen kapitalisme met een menselijk gezicht. Maar er zijn wel sociale liberalen, vaak bij de KMO's. Anderen denken dat een versterking van de civil society een antwoord kan bieden, nog anderen denken aan de culturalisten. Maar Kruithof meent dat geen van allen kunnen standhouden tegen de economische logica van het actuele kapitalisme.12
Velen geloven dat de grootste vijand het fascisme is, volgens Kruithof is dat eerder het neoliberalisme en het fascisme dankt zijn succes aan die dreiging die daarom eerst moet bestreden worden.13 De invoering van de Tobintaks (en het derivaat ervan door Attack) is een welkom initiatief alsook de strijd tegen de belastingparadijzen, de kwijtschelding van de schuldenlast van de Derdewereldlanden, de immorele patenteringen, de bestrijding van criminele fondsen en de speculaties rond wisselkoersen. Jaap Kruithof besluit het boek met een geloofsbelijdenis: “Het geschenk van het leven en de strijd tegen sociaal onrecht zijn de twee peilers van ons bestaan.”14
(J.B., 31 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Voor de bevrediging van de menselijke behoeften moeten activiteiten georiënteerd en gestructureerd of gestuurd worden volgens zekere normen. “Zo belanden we bij het begrip orde. Het gaat over gehelen van werkzaamheden, gecentreerd rond specifieke belangen. Een orde is een macrosociaal subsysteem waarin bepaalde activiteiten worden bijeengebracht en gestructureerd. Door de binding met gemeenschappelijke waarden, doeleinden en normen bezit zij een interne samenhang. Zij wordt geleid door bestuurders die voor het algemeen beleid zorgen en storingen trachten te vermijden.”2
Elke orde heeft een eigen regelsysteem, een wereldbeeld, een zelfbeeld en een ethiek. Zo omvat het universum drie niveaus van orde: de fysische, de biologische (zelfbehoud en reproductie) en de psychische (ervaring, geheugen, bewustzijn) waarbij de derde afhankelijk is van de tweede, de tweede van de eerste. Wat betreft de menselijke sfeer werden de vier machten (economie, politiek, ideologie en cultuur) hoger beschreven.
In de periode 800-1200 domineerden economie en ideologie. Grootgrondbezitters bezaten samen met de kerk de landbouw (graan, wijn, wol). De ideologie was de religie, God en de kerk, die bepaalden wat waar, goed en schoon was. De christenen schreven de oorsprong van Plato's aangeboren ideeën toe aan God. Aristoteles zijn kennisleer was inductief. Thomas bracht Aristoteles' leer samen met de christelijke.
In de periode 1200-1500 won de staat de machtsstrijd tegen de kerk, er kwamen ketterijen en de Katharen werden uitgeroeid.
Van 1500 tot 1700 veroverde Europa de wereld, er was de moderniteit, de Verlichting, de rede die in de plaats kwam van het geloof, de burger, het individualisme, daarna de industrialisering. In de kerk: schisma's (protestantisme). Het calvinisme (de Bijbel in de volkstaal) bracht meer vrijheid in het geloof; arbeid was geen vloek maar een taak; wetenschap zat in de lift en Newtons wereldbeeld was dualistisch (God en de mens zijn vrij, de natuur is een machine).
Van 1800 tot 1970 werd de economie geïndustrialiseerd met loonarbeid, kapitalisme, massaproductie en verstedelijking. De wetenschap verving de religie. De poging van de Wiener Kreis om wetenschap en kennisleer op de zuivere rede te funderen mislukte. Na W.O.I verschenen in Europa het fascisme, het nationaal socialisme en het stalinisme.
In de laatste fase, van 1970 tot 2000 [de publicatiedatum van het boek], gaat het neoliberalisme domineren, ook over de ideologie. “De ontwikkeling van het heelal wordt beheerst door irreversibiliteit, bifurcaties, toeval, kwalitatieve sprongen, niet-repetitiviteit en onvoorspelbaarheid.”3 De neoliberale ideologie is het hoger beschreven postmodernisme. Het laatste tijdperk, het heden, is het individualisme van de bemiddelden: ieder voor zich, maar het overaanbod ten spijt, ontevreden, rot verwend: barbarij.
Het neoliberalisme is een belangrijke veroorzaker van milieuverloedering en is niet bereid die te stoppen en de politiek heeft daar geen zeg over. De overheid moet ruime bevoegdheden krijgen onder democratische controle om te markt te reguleren, zij is geen dienstknecht van het particulier initiatief.4
Het liberale marktdenken zet zich wereldwijd door. Zo bijvoorbeeld is het katholicisme verworden van (in de middeleeuwen) een machtige ideologie met reusachtige economische en politieke middelen tot (vandaag) koopwaar. “Wat zich niet aanpast aan de maatschappelijke logica, gaat ten onder.”5“Het winststreven bouwde een eigen ethiek op die de andere normatieve strekkingen naar de achtergrond verwees.”6“Telkens opnieuw steken onrealistisch spiritualisme en moralisme de kop op. [ethisch beleggen e.d.m.] Dit suste de gemoederen wel, maar is impotent.”7 Met de cultuur “ontstonden regelsystemen [solidariteit] die zich verwijderden van de biologische mechanismen ['survival of the fittest'...], waaruit ze voortkwamen.”8 Na de middeleeuwen wilde het Westen de wereld domineren en humaniseren; na W.O.I werden pacifisme en een klasseloze samenleving gepropageerd. Maar sinds de jaren zeventig toonde het kapitalisme zijn ware gelaat van de wilde hebzucht. “De erfenis van eeuwen werd verloochend.”9“Het neoliberalisme is geen kopie van de biologische orde, maar sluit er in meerdere opzichten bij aan. Voor de verdedigers van de humane moderniteit is het een terugkeer naar een infra-ethisch niveau.”10“De kinderen van de Derde Wereld onder wie er steeds meer in legers moeten vechten, roepen ons toe: 'De biologische orde, waarin onze voorouders zich moesten weren, was minder hard dan de economische orde, die het Noorden ons nu oplegt. Vroeger hadden we, dankzij tradities, een verweer, nu worden we weggemaaid.' In Angola zijn er mensen die van muizen en sprinkhanen leven.”11
Maar veel sectoren zijn met de winstlogica niet gediend. “Mensen vormen mag geen zaak van commercie zijn.”12 Toch is dat het geval: cliëntelisme in scholen, de opsplitsing in elitescholen en 'gewone'. Het conservatorium van Antwerpen (een agglomeratie met een half miljoen inwoners) telt amper driehonderd leerlingen. “Het ideaal van de volksopvoeding uit de negentiende eeuw werd opgegeven, het interesseert slechts oubollige idealisten, die zich niet willen aanpassen. Nieuwe tijden, nieuwe principes. De beste rekruten gaan door en worden gelauwerd, de massa wordt aan de VTM overgeleverd.”13
Andermaal profetisch: “De geneeskunde (…) hoort niet thuis in de profitsector. Zou zij nog een toekomst hebben als - ik noem maar wat - een op winst gerichte wereldhandel in menselijke organen op gang komt?”14 Hetzelfde geldt voor de wetenschap.
Ook de cultuur moet het ontgelden. “Economische managers werden culturele dictators. Murdoch, Turner en Berlusconi poogden de wereld van de berichtgeving te beheersen. Bill Gates droomt van een monopolie inzake de reproductierechten van 's werelds grootste musea.”15“[Kunstenaars] moeten (…) de markt veroveren (…), reclame maken voor zichzelf. Het enige dat rendeert, is mensen overhalen te consumeren.”16 Simpele kost presenteren, aandacht trekken, het niveau aanpassen. “Met kapitaal kun je bewustzijnsoorlogen winnen.”17“De toekomst ziet er voor de klassieke muziek somber uit.”18 Kunst wordt afhankelijk van sponsors (voor hun imago doen ze alsof ze cultuur- en milieubewust zijn) en derhalve gecommercialiseerd. Winstbejag maakt alles kapot. Kunst moet laveren tussen elitarisme en populisme.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Na de Franse Revolutie tekenen zich in het Westen vier ideologieën af: liberalisme, sociaal-democratie, fascisme en communisme. Het liberaal politiek stelsel scheidt kerk en staat, erkent de scheiding der machten, de gelijkheid van alle burgers voor de wet en privaat eigendom; de familie is de sociale basiscel. De sociaal democratie behoudt de liberale fundamenten, gedoogt het kapitalisme maar wil een staatsmacht die de vrije markt corrigeert en de rijkdom herverdeelt; zij houdt politiek en economie gescheiden en is pluralistisch; economisch erkent zij werkgevers, werknemers en staat. “Het fascisme is een politieke reactie [een verzet van de middenklasse] in een moderne, industriële samenleving die met serieuze moeilijkheden te kampen heeft”2 - in Duitsland en Italië de economische crisis waar, uit schrik voor het communisme, met de steun van het grootkapitaal, het fascisme allen wist te verenigen in een extreemrechtse politiek, een 'nieuwe orde'.3 De vrije vakbonden verdwijnen en de overheid (één partij) regeert over de economie en zet grootse plannen op, geen scheiding der machten meer, geen democratie en de eis van absolute trouw aan de leider, de 'redder'. Met een massabewustzijnsindustrie worden alle geesten beheerst: eenheid wordt bekomen met nationalisme en racisme, vreemdelingen worden verdrukt. Het communisme tenslotte (één partij, die van het proletariaat) hanteert staatseconomie en dirigisme door partijleiders. Exit de scheiding der machten, het pluralisme, de vakbonden, de rechtsstaat en de mensenrechten. “Rusland ging de autoritaire toer op omdat het regiem extern en intern bedreigd werd en de sprong naar de industrialisering een grote sociale cohesie vereiste.”4 Links kritiseert het Leninisme dat economie en cultuur aan het eenpartijstelsel van de politiek, een politiestaat, onderwerpt. Positief waren wel de overwinning op nazisme en maffia en de sociale voorzieningen, coöperatie in plaats van concurrentie.5
Na de heropbouw na W.O.II was er in de jaren zestig een pacifistische beweging maar vanaf de jaren zeventig komt rechts met neoliberale, neoconservatieve en fascistische tendensen.6“Als machthebbers van de wereld zijn de neoliberalen zelfverzekerd en voortvarend. Zij hanteren een stelsel van principes en normen waarin het recht van de sterkste wordt gelegitimeerd. De grote afgoden zijn de vrije markt en de privatisering.”7 Democratie en vakbonden zijn schijnvertoningen, er is geen medelijden met de zwakkeren. Prestatie, succes en genot staan voorop. Er is meer permissiviteit maar tegelijk consumptiedwang. Goed is wat rendeert.
De traditionele ethiek (van christen- en sociaaldemocraten en groenen) situeert zich in het centrum. “De traditionelen denken dat ze progressief zijn omdat ze het neoconservatisme verwerpen. In feite laten ze zich conditioneren door de neoliberalen (…). Het zijn meelopers, arrangeurs (…).”8 Zij wenden een macht voor die zij niet hebben. Zij brengen lippendienst aan milieubehoud maar laten de economische belangen van het neoliberalisme primeren.
De neoconservatieve moraal kwam er in de jaren tachtig als verzet tegen de moderniteit en is behoudsgezind, vaak religieus en fundamentalistisch met een traditioneel wereldbeeld wars van alle wetenschappelijkheid, een heimwee naar een stabiele eenvoudige wereld. Kapitalistisch, nogal ondemocratisch, nationalistisch, Vlaams Blok en fort Europa, veiligheid boven alles. “[Neoconservatieven] ethiseren wat niet te ethiseren is en bouwen op dat fundament een onredelijke argumentatie.”9 Kruithof geeft het voorbeeld van de existentiewijze van homo's en lesbiennes, die niet resulteert uit een vrije keuze. Het microsociale moet gebaseerd zijn op het gezin, andere samenlevingsvormen zijn inferieur. Maar het neoconservatieve ideaal is achterhaald ofschoon zij de uitwassen van het neoliberalisme (“de schadelijke effecten van de wilde markt zonder humane waarden”10) terecht veroordelen.
De fascistische ethiek (waarvan een opmars sinds de jaren tachtig) heeft te maken met nationalisme en migratieproblematiek maar volgt ook uit het neoliberale beleid en de postmoderne relativeringsdrang. De parlementaire democratie wordt vooralsnog geduld “omdat het niet anders kan.”11 Nationalisme, bloed en bodem, territorialiteit, eigen volk eerst en racisme.
De emancipatorische moraal komt met een nieuwe sociale beweging verwijzend naar de Verlichting. Pluralisme en overleg komen in de plaats van paternalisme en autoritarisme; de natuur moet gespaard worden tegen de gevolgen van ongeremd winstbejag. Meer solidariteit en respect voor mensenrechten en nadruk op verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor machthebbers in plaats van de beschuldiging van de slachtoffers: “Een bekend voorbeeld is het verwijt dat werklozen profiteurs zijn die niet willen werken. Dat is een schandelijke omkering van de reële maatschappelijke machtsverhoudingen en waarden, die we met klem bestrijden.”12 Het is niet zo dat wie het haalt, gelijk heeft omdat gelijk hebben en het krijgen andere zaken zijn. Jaap Kruithof: “Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”13 Soms is verantwoorde dwang nodig, bijvoorbeeld inzake verkeersveiligheid.
Het antropocentrisme is een gevolg van het christendom - de menswording van God die meteen de mens vergoddelijkt - en is vooral sinds de Renaissance en dan de Verlichting dominant in het Westen: de mens is de maat van alle dingen, de mens is de nieuwe God. Wetenschap en techniek ontwikkelen zich in een vooruitgangsgeloof, er is de industrialisering en het kapitalisme. De mens berust op zichzelf met de Rede; God en de natuur worden opgegeven. Maar de Rede vindt geen fundamenten voor een ultieme waarheid en zingeving. “Nooit was de verwarring rond het redelijke in het Westen zo groot als in de jaren negentig.”14 Er is relativisme en irrationalisme, cynisme en nihilisme, het antropocentrisme faalt.
Het heeft allemaal te maken met toenemend subjectivisme, verlies van het contact met het object: de mens manipuleert alles. “We zijn geëvolueerd naar een eenzijdige, willekeurige manipulatie door de mens van al wat object is, behalve - en dat helaas slechts in beperkte mate - van het object dat de medemens voor elk menselijk subject is.”15“Het subjectivisme streeft naar een wereld met objecten die geen echte objecten zijn, omdat ze door het subject zo gemanipuleerd zijn dat ze geen onafhankelijke weerstand kunnen bieden en dat wordt in de moderne westerse samenleving als legitiem aanvaard.”16 Als toelichting beschouwt Kruithof de theorieën over waarheid, schoonheid en goedheid.
Voor het bepalen van waarheid bestaat naast het correspondentiecriterium en het coherentiecriterium ook het pragmatisch criterium: “waar is wat ik waar maak. (…) Als ik door een ingreep de werkelijkheid kan veranderen, kan ik onwaarheid omzetten in waarheid. De mens kan zelf waarheid creëren.”17
“Met het postmodernisme valt niet te lachen. Als de waarheid een subjectieve machtsbasis krijgt, zijn radicaal relativisme en redeloze willekeur - laten we er eerlijk aan toevoegen: en fascisme - niet te vermijden. (…) Wie het object negeert (…) is stuurloos. Hoogmoed verblindt.”18
“De kwaliteit van ons cognitieve vermogen kan slechts gehandhaafd worden als we samen beschikken over maatstaven inzake waarheid en onwaarheid. Vroeger leek de wetenschap ons dat houvast te beiden, nu wordt de geldigheid van de kennis meer en meer bepaald door allerlei invloeden op de markt. Onze kennis (…) is een commercieel product geworden. Zelfs de meest onverantwoorde zienswijzen vinden gretige afnemers.”19
Ook wat betreft de ethiek wordt het goede nu ook door de mens bepaald, door het ik, en dat mondt uiteraard uit in het recht van de sterkste. “Zonder impact van het object is willekeur niet te vermijden.”20 Het nieuwsoortige antiautoritarisme van de jaren tachtig is niet langer emancipatorisch, het is ontaard in een oeverloos relativisme.
De schoonheid tenslotte ontaardde analoog. “Kunst werd wat x als kunst bepaalt.”21 En dat is uiteindelijk de markt, het kapitaal, de macht. Zo verdwijnt elke zin. “We evolueren (…) naar een wereld waarin we alleen nog onszelf ontmoeten. (…) We zijn goden zonder onderdanen.”22 Alleen cynisme en nihilisme schieten over. Er is demoralisering, onmacht. Alleen het engagement kan ons daarvan verlossen. Nog meer nefast is het nihilisme, het vernietigen om te vernietigen, “de tegen zichzelf gerichte radicale agressie (…), een gevolg van frustratie.”23
Kruithof sluit het hoofdstuk af met een bedenking over religiositeit. De religieuze ervaring betreft een ons overstijgende realiteit (iets buiten onszelf) die boeit (fascinans) en beangstigt (tremendum). Dat contrasteert fel met het subjectivisme en het antropocentrisme die zich voor de religiositeit afsluiten. “Het christendom heeft de weg geopend naar het antropocentrisme, tegelijkertijd de gelovige in de waan latend dat die mensgerichtheid kan samenvallen met het behoud van een echte religiositeit. Die gedachte is onhoudbaar omdat daarin de religiositeit, naar mijn gevoel, diep verminkt wordt. Daarom pleit ik voor een nieuwe religiositeit zonder goden en zonder een God-mens. Veel westerlingen hebben de christelijke kerken verlaten. Sommigen denken dat het consequent is om het religieuze ook vaarwel te zeggen. Dat lijkt me geen goede stap.”24
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”
Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, pp. 425-426.
Jaap Kruithof
Jaap Kruithof
27-03-2025
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 15: Televisie
De verbale cultuur van weleer (met een spreker en een luisteraar, via klanken) werd vervangen door de beeldcultuur (met een schrijver en een lezer, via beelden) omwille van de voordelen van bewaring en verspreiding, die nu echter wegvallen door de ontwikkeling van opname- en distributiemogelijkheden. Daarnaast is er ook nog de beeldentaal en de klankenwereld (muziek). “Woorden, beelden en klanken beïnvloeden mensen in drie opzichten: cognitief [betekenissen], emotief [gevoelens] en actief [het aanzetten tot daden].”2
De televisie heeft drie functies: informeren, opvoeden en entertainen. Televisie beperkt de info en selecteert ze: het uitzonderlijke en het negatieve krijgen meer aandacht, het nieuws is oppervlakkig (“Iedereen praat over alles zonder veel voorbereiding”3), interviews worden tot een dertigste van de duur ingekrompen en derhalve vervalst (Kruithof als ervaringsdeskundige4), er is partijdige berichtgeving. “De repressieve tolerantie werkt gesmeerd: iedereen mag zijn mening kwijt maar het moet duidelijk blijven dat opponenten een klein groepje vormen.”5 Berichtgeving over de Koerden en Kongo is er niet of eenzijdig, de eenzijdige visie van Hof, Leger en Kerk wordt gepropageerd, PvdA krijgt op geen enkele Vlaamse zender spreekrecht. “Het establishment spaart vooral zichzelf.”6“Een belangrijk discussiepunt (…) is de verhouding tussen feit en commentaar.”7 De liberale ideologie weert commentaren als onwetenschappelijk maar “zowel bericht als commentaar zijn waardegeladen. Het journaal is niet objectief maar bevat een waardegeladen keuze van feiten (…).”8 Meer zenders zijn nodig: “Slechts via een pluralistische informatie kan de objectiviteit worden verbeterd.”9
Wat betreft de educatieve functie van televisie. “Onze televisie werkt in veel educatieve uitzendingen ideologisch, maar doet alsof ze neutraal is.”10 Tegelijk met het 'semper excelsior' prediken pedagogen onderwerping, volgzaamheid, gehoorzaamheid, conformisme. “Scherp uitgedrukt gaat het over afstomping, infantilisering.”11“Mensen met een onafhankelijk oordeel worden zelden tot de studio toegelaten.”12 “Als kinderen dagelijks uren voor het scherm zitten verliezen ouders en onderwijsmensen hun moreel overwicht.”13 En de entertainmentfunctie van televisie weegt veel te sterk door. Onze zogenaamde behoefte aan ontspanning (spelletjes, onbenulligheid) accordeert niet met de slavernij waar de andere helft van de mensheid aan onderworpen is. Met de overwaardering van het encyclopedisme scheppen producers een illusie van educatie. “Ze beseffen niet dat de rush naar feitenkennis het inzichtelijk denken aftakelt.”14 De exuberante prijzen voor winnaars van spelletjes voelen corrupt aan. Entertainment schept een gevaarlijke attitude: “Het leven is een spel, niets moet au sérieux genomen worden.”15 Het televisie-entertainment heeft de opium-functie van de godsdienst overgenomen, “een egocentrische tijdpassering.”16 De zogenaamde ontspanning verdooft door kijkers in een schijnwereld op te sluiten en “de meest gewaardeerde idolen zijn vaak de grootste leeghoofden.”17 De media, de 'vierde macht' hebben een waakhondfunctie maar zij manipuleren. “Een aantal fundamentele vooroordelen wordt in de media niet op de helling gezet.”18“Onze televisie is in handen van mensen die zichzelf deskundig achten en de buitenstaanders als kijkvee behandelen.”19 Kijkers moeten kunnen participeren aan het televisiegebeuren en daartoe ook de middelen en de macht krijgen.20
Jaap Kruithof: “Het is voor een enkeling zeer moeilijk om zelfstandig over de wereld na te denken. De bronnen die zijn bewustzijn voeden bieden zo'n geprefabriceerde waar aan dat weinigen in staat zijn erachter te komen hoe de werkelijkheid echt in elkaar zit. Mediagiganten als Rupert Murdoch en Ted Turner rukken op. Met een netwerk van televisiestations, satellietverbindingen, radiozenders en persorganen willen zij de denkwereld beheersen. Zij formeren met privé-kapitaal imperia, die de hele planeet van bewustzijnsinhouden voorzien.”21 De kloof tussen de wetenden en de onwetenden wordt groter.22 Er is een veramerikanisering van de wereld. “Wie geen Engels begrijpt, is een analfabeet.”23 Europa, Zuid-Amerika, Afrika. “Ook aan de andere kant van de gewezen Berlijnse muur klinkt het gejank van Angelsaksische popsterren. De bedreiging van de panamerikanisering is mondiaal.”24 Amerikanisering, gevolg van verrechtsing, is commercialisering, neoliberalisme, alle voorrang aan de winst ten koste van inhoud, waarheid en schoonheid. De zo al uitgebuite kijker bootst het allemaal na, versterkt het aldus nog. Het politiek bewustzijn wordt gekraakt. “Marcuse's eendimensionaliteit als werkelijkheid.”25 Kruithof spreekt over de kwalijke neoliberalisering van de planeet: “Het meest benauwende vind ik dat nog maar weinigen in staat zijn dit in te zien, laat staan de moed hebben zich ertegen te verzetten.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Entertainment staat tegenover arbeid en is lust. “Het doel is de vereniging van arbeid met lust. (…) De andere optie, namelijk een fictieve, luxueuze genotwereld boven en buiten het dagelijkse leven construeren, biedt geen uitkomst.”2“Het verheerlijken van het amusement betekent de consumptie boven de productie plaatsen of ze zelfs los en onafhankelijk daarvan willen ontwikkelen, wat tot fundamentele wanverhoudingen in de menselijke existentie leidt.”3
Kruithof onderscheidt drie fasen in de geschiedenis van het vermaak. In de middeleeuwen (feodaliteit) vermaken de edelen en de hogere clerus zich met jachtpartijen, dans, muziek en de gewone man houdt kermissen en spelen; met de opkomst van de bourgeoisie schept die stand een eigen vermaakcultuur en ook het proletariaat heeft zijn amusement; Sinds 1950 tenslotte verdwijnt de vermaakscultuur van adel en clerus alsook die van het volk. “Alles wordt in één massacultuur geïntegreerd.”4 Heden explodeert het vermaak: de wereld moet een pretpark worden. “De zaligheid is een combinatie van klanken, beelden en woorden, van bewegingen (dans), drank, drugs en seks.”5 Het vermaak overspoelt alles. “Alles moet worden gevierd.”6 Egotripperij, een vlucht uit de werkelijkheid, de opmars van de spotcultuur, parasitisme. De neoliberale rijken houden feestjes met een prijskaartje van een miljard dollar.
Amusement voor alles is te wijten aan het economische surplus, de marktuitbreiding, de vakantiecultuur en de specifieke entertainmentindustrie. Het succes daarvan volgt uit het frustrerende van de arbeid: de zin ervan wordt niet in vraag gesteld, alles draait om het loon. De impact daarvan op de moraal is niet gering. “Het Westen heeft het verbod op plezier vervangen door de plicht om te genieten. (…) Dit gouden kalf maakt ons onverzadigbaar. (...) Er is zowaar zelfs een nieuwe beroepscultuur ontstaan: wat tot je eigen opdracht behoort, probeer je zoveel mogelijk door te geven aan ondergeschikten, kennissen en vrienden.”7
De kapitalistische markt maakt dat ook amusement concurrentieel wordt: ook m.b.t. amusement is het doel: winnen. Onmacht voedt de hang naar kortstondig genot. Brood en spelen. “De herauten van de neoliberale wereldorde geloven in uitbuiting via entertainment.”8 Maar entertainment met maatschappijkritiek wordt door de neoliberalen gefnuikt.
Vermaak is verspilling en vervuiling en vernielt de natuur maar het werkt ook de misdaad in de hand want het gaat om verbruik zonder productie: wie wil genieten zonder te werken, kan het kapitaal daartoe alleen via misdaad bemachtigen.
Amusement is niet creatief, het wordt geprepareerd en passief ondergaan. “De neoliberale massastructuren domineren.”9 Het niveau zakt naar dat van de consument, de massamens. De happy few hebben een aparte wereld. “Wie kiest voor de vrije markt zonder restricties, knielt voor het kapitaal. Met geld kun je mensen overtuigen, kun je bewustzijnsoorlogen winnen. Die logica wordt ook in de wereld van de ontspanning toegepast.”10 Vermaak als louter verkoopsproduct. “Er is een wezenlijk verschil tussen cultuur maken en succes najagen.”11“Geen enkele artiest van enig niveau volgt de smaak van zijn publiek. Dat is verraad aan de roeping (…). In de wetenschap gelden analoge normen. Serieuze onderzoekers leggen zich niet neer bij de bestaande waarheid, maar doorbreken en verleggen verworven inzichten.”12
Lust is levensnoodzakelijk en antilustfilosofieën zijn daarom uit den boze maar genot is niet de motor van de menselijke ontwikkeling, de band tussen lust en werk mag niet worden doorgesneden (consumptie zonder arbeid) want zonder zinvol werk verliest men zijn menselijkheid en rest slechts misdaad, een vrucht van de neoliberale ingesteldheid.
Het toerisme is nu wereldwijd de tweede grootste economie, de jongste decennia is er massatoerisme dat zich uitbreidt, de mogelijkheden nemen toe, reizen gebeurt meestal in passiviteit via touroperators. Elders is het gras groener, we willen iets nieuws, we willen te gast zijn, we willen zon, warmte, we trekken van noord naar zuid. “Er zijn in de wereld van vandaag twee grote migratiestromen. De eerste wordt veroorzaakt door de geslagenen, de stumperds. Zij vluchten voor burgeroorlogen en trekken van gebieden (…) met werkloosheid en hongersnood naar streken met betere levenskansen. (…) Zij weten niet wat vrije tijd en toerisme is, hebben er geen geld voor. (…) Ze zoeken slechts een uitkomst voor hun ellende. Daartegenover staan de tijdelijke, vrolijke volksverhuizingen. (…). In het vakantieland zijn de prijzen van de goederen en diensten vaak lager dan in het thuisland wat aardig van pas komt. Toeristen zijn parasieten (…) [en] worden meestal afgesloten van de lokale gemeenschappen. (…) Je kunt je best doen om vriendelijk te zijn (…) maar de ander weet dat je rijk bent, tot een andere wereld behoort. Cuba moet zich prostitueren in een grootschalig toerisme om de nodige deviezen te verzamelen. (…) Het moderne toerisme is in grote mate een vorm van bedrog.”13
Ook de sport wordt steeds meer gecommercialiseerd en geprofessionaliseerd, profs worden verkocht. “Met het wereldvoetbal is jaarlijks zo'n 225 miljard dollar gemoeid. (…) Uitzendrechten, kijkcijfers en reclameprijzen (…).”14Het spelkarakter verdwijnt, de natuur en de dieren zijn slachtoffer maar in de topsport ook de mensen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Kruithof situeert individualisering of de ontwikkeling van de ideologie van het individualisme waardoor persoonlijke kenmerken de nadruk krijgen tegenover “massalisering” die mensen ertoe aanzet in alles de kudde te volgen. “De ideale, maar valse synthese is in onze samenleving die mensen te massaliseren en hen tegelijkertijd de illusie te geven dat ze echt persoonlijk zijn. Dat lukt.”2
Het individualiseringsproces ontwikkelt zich krachtig in het westen van de jongste eeuwen: de n.v. komt in de plaats van het familiebedrijf. De vrije tijd wordt ingevuld met vakantie, weekendfeesten en er is privacy voor wie geld hebben. De solidariteit met iedereen maakt plaats voor zelfstandigheid en steun aan exclusief de eigen stand.
Maar er bestaat ook een andersoortig individualisme van wie op zichzelf aangewezen zijn als gevolg van allerlei vormen van sociale uitsluiting: “mensen die geen waardig leven krijgen en daarom als enkeling zichzelf moeten redden. (…) Hun levensregel is: wees individualist, zorg voor jezelf en je naastbestaanden, anders verga je.”3
In de economie dwingt Bill Gates bewondering af, in de politiek de fascinerende leider: hun privéleven is nieuws. “Er is een gigantische [media]industrie die superindividuen, stars kweekt”4 en wiens commentaar op alles en nog wat ernstig genomen wordt. Empathie met individuen lukt, echter niet met grote groepen van verschoppelingen. Concurrentie, persoonlijke roem en succes vervangen samenwerking. Individualisme is er ook in de kunst waar films en soaps draaien om (Hollywood)stars, er zijn oorlogen om solistencarrières en sporthelden streven ernaar multimiljonair te worden.
Het individualiseringsproces volgt economische dynamieken: industrialisering bracht verhoogde productiviteit en massalisering, de arbeidsdeling nam toe, de tertiaire en de quartaire sector bloeiden, er kwam meer ruimte voor persoonlijke inbreng en verantwoordelijkheid, wat goed was voor de expansie van het kapitalisme. Meer productie, meer koopkracht, een hogere levensstandaard. De creatie door christendemocraten en socialisten van de verzorgingsstaat. “Iedereen moest verzorgd worden, niemand mocht participeren. Het leek er wel op dat de burger niet meer mocht leven, maar zich moest laten leven.”5
Maar het Mattheuseffect bleef bestaan. Vanaf de jaren tachtig begon het neoliberalisme de grote verzekeringssystemen af te breken wegens 'te duur': geen gelijkheid meer en dus blijft de klassenmaatschappij bestaan.
Door de individualisering horen steeds meer mensen nergens bij. De lokale cultuur als bindmiddel is verdwenen. De dorpsfiguren moeten wijken voor de vedetten. De mensen worden pendelaars. En het aantal alleenstaanden neemt gestadig toe. “Vroeger was er maar pret als je met anderen bijeen kwam en samen iets deed. Nu zet je je televisietoestel aan en geniet solitair.”6
“Welk soort mens wordt in het westers individualiseringsproces gevormd? Het gaat over een calculerend heerschap dat persoonlijk gewin, genot en macht nastreeft. Hij is (…) selfish. (...) Homo homini lupus: ieder voor zich, één tegen allen. (…) De maatschappelijke onverschilligheid en het apolitisme nemen toe. (…) Mensen worden solipsisten die onder eenzaamheid gebukt gaan. (...) De verheerlijking van het egocentrisme leidt tot excessen.”7
“In het westen heeft het individualisme een lange geschiedenis achter de rug. De autonome burger was in de Griekse polis al belangrijk. Eeuwen later stelde het christendom een nieuwe god-menseenheid op de voorgrond. (…) De mens was Gods evenbeeld op aarde, verheven boven de andere levende wezens. (…) Ten diepste betekent die theorie dat God mens werd en één mens goddelijk is. Alle personen die hem volgen (…) worden daardoor zelf goddelijk. Een betere ondersteuning van de waarde van de menselijke enkeling kan niet worden gevonden.”8 Bij de joden ligt de klemtoon op het volk, waardoor hun relatie met het christendom nu nog bepaald wordt. Ook het protestantisme, los van de kerk, bracht meer individualisering. Met de moderniteit fundeert het ik de nieuwe redelijkheid in dienst van de vooruitgang. In de negentiende eeuw ontstonden sociale bewegingen (onder meer de arbeidersbeweging) maar na de golden sixties keerde het individualisme terug met het postmodernisme. Het fundamentalisme bood enige weerstand.
“De binding tussen individualisme en westerse welvaart is een realiteit.”9 Eigen belang eerst, het ik als bron van kracht en creativiteit. “Succes is belangrijker dan goede verstandhouding met anderen.”10 Persoonlijke macht en genot zijn van tel, de massa wordt als 'de gewone man' geminacht. Het egoïsme neemt toe via de identificatie met de grotere ego's van de eigen stand en natie maar decentreert aldus tegelijk richting internationale gemeenschap. In het liberalisme wordt dat altruïsme verkeerdelijk herleid tot (uitgebreid) egoïsme. Neoliberalisme (de enkeling staat boven de groep) en socialisme (de enkeling maakt deel uit van de groep) staan tegenover elkaar.
Individualisering maakt zelfstandiger maar tegelijk afhankelijker van anderen. “Het neoliberalisme heeft de ontwikkeling van twee menstypen bevorderd. Enerzijds (…) de beschaving van het narcisme, de ziekelijke eigenliefde. (…) De mensenrechten worden vernauwd tot rechten van individuen, groepsrechten worden verwaarloosd of genegeerd. (…) Een ander soort mens (…) is de vrucht van commercialisering en massalisering, van het afstompingsproces dat om zich heen grijpt. De gehoorzame volgeling, het kuddedier in slechte zin.”11
Na de Industriële Revolutie kwam er een scheiding tussen de economie en het gezinsleven. “Er ontstond een ideologie die het reële verband tussen de samenleving en het privé-leven versluierde en de moderne enkeling staafde in de waan dat hij vrij en autonoom was.”12“Het loonstelsel werd geschraagd door niet-gemonetariseerde arbeid van moeders en huisvrouwen. Het werk van de vrouw thuis was gratis. Zonder die vorm van marktuitsluiting zou het industriële kapitalisme zich nooit hebben kunnen doorzetten.”13 Het gezin werd een broedplaats van individualisme en genotzucht en ook een belangrijke consumptieplek.
De klassieke levensritmen verdwijnen. De differentiëring van microleefvormen is toe te juichen in een pluralistische samenleving. Probleem zijn wel de alleenstaanden en het eenoudermodel.
Leuk als sluitstuk van het hoofdstuk over individualisme is Kruithofs bespreking van de (vijf) gezinstypen: het gezin met een seksistische opdeling ((macho-)mannen tegen vrouwen), dat met de generatietegenstelling (ouders versus kinderen), het freudiaanse gezinstype (vader en dochter tegenover moeder en zoon) dat goed draait, de alliantie van allen tegen één (meestal de huisvader... die nooit thuis is) en het gezin van de hyperindividualisten waarin iedereen zijn eigen gang gaat.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“De bevrediging van de basisbehoeften vergt geborgenheid, bescherming door anderen. (…) Met de term veiligheid wordt een toestand aangeduid waarin de bevrediging van alle basisbehoeften is verzekerd. (…) Een sterke deficiëntie op één wezenlijk deelterrein kan de globale veiligheid teniet doen.”2 In tegenstelling tot statische samenlevingen (derde wereldlanden) zijn dynamische maatschappijen zeer veranderlijk waardoor steeds nieuwe gevaren opduiken en de toekomst onveilig is. Het model van Smelzer onderscheidt vier bedreigingsniveaus (namelijk inzake sociale faciliteiten, normen, doeleinden en waarden) waarbij onder meer geldt: “Instabiliteit van de basiswaarden [gelijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid...] leidt tot een zeer diepgaande onveiligheid en vinden we onder andere terug in burgeroorlogen en revoluties.”3
Een kind dat opgroeit in een veilige thuis heeft een stabiele uitvalsbasis en staat derhalve vertrouwensvol in het leven, in tegenstelling tot een kind uit een onveilig gezin dat zich afsluit van de wereld, conservatief is en bekrompen. Maar de 'thuis' is niet langer vanzelfsprekend, met niet te overziene gevolgen zoals angst, wantrouwen, agressie en vluchtreacties. De risicomaatschappij tast het gezag van de overheid aan, het gevaar van burgerwachten en dat van videocamera's loert, verzekeringen zijn alleen voor de rijken, iedereen wordt verdacht, privacy verdwijnt, veiligheid wordt betaald met vrijheid.
Onveiligheid kan lichamelijk en geestelijk zijn, steeds gepaard gaande met stress en betreft het ecologische (zoals natuurrampen), de gezondheid (vervuiling, verkeer, drugs...), de economie (onzekerheid, fraude...), de politiek, het socioculturele en het ideologische.
Betreft de economie organiseert misdaad zich internationaal. “Door zijn ligging en gedoogbeleid is België het meest getroffen land.”4 Tot de misdaadhandel behoren drugs, wapens, kernafval, zwendel in petroleum, auto's, diamant, hormonen, geld en mensen. Bijvoorbeeld inzake politiek telt Latijns-Amerika jaarlijks 100.000 politieke moorden. De productie van massavernietigingswapens in onder meer Pakistan en India is ongecontroleerd, er is georganiseerd terrorisme maar er is ook het legale geweld van de gevestigde macht. “Terrorisme is een vorm van verzet. (…) De verzetsstrijders van de Tweede Wereldoorlog, die terroristen waren, worden elk jaar terecht gehuldigd.”5 Een lange rij Belgische politici komen wegens fraude en corruptie in aanraking met het gerecht dat echter onmachtig blijkt. Zoals in Rusland blijkt de overheid ook hier gecriminaliseerd. Daardoor nemen autoritarisme, fascisering en verrechtsing toe.6
Onveilig in de middeleeuwen, werden de steden pas veilig vanaf de jaren zestig van de voorgaande eeuw maar opnieuw onveilig sinds de jaren tachtig: meer mensen mijden zekere stadswijken wegens diefstallen en overvallen maar er is ook verkeersonveiligheid mede door oververzadiging van het wegennet (koning auto). Gebroken gezinnen tasten de veiligheid van kinderen aan, er is gewelddadige kinderporno. “Kinderen kunnen voor vijftig dollar per postbus worden besteld.”7 Door vergrijzing zijn ook meer ouderen naast eenzaam en ziek, onveilig. Het onveiligheidsgevoel neemt toe samen met het wantrouwen in de (overheids)instellingen - meer nog bij jongeren dan bij ouderen.
Ideologische onveiligheid heeft dan weer te maken met de geloofsafval en de opkomst van het neoliberalisme. Er is ook weer irrationalisme (charismatische bewegingen) en religieus nihilisme (moeder Theresa's rechtvaardiging van de machteloosheid). Het verband tussen de neoliberale economie, de verpaupering en de toename van onveiligheid is duidelijk. “Als de winsthonger zich ongeremd kan uitbreiden zal op de lange duur alles worden gecorrumpeerd.”8
Justitie faalt: in slechts vier percent van de gevallen verloopt de behandeling van een crimineel gegeven naar behoren.9 De internationaal georganiseerde misdaad heeft de overhand en een tegenkracht ontbreekt. Ook de scheiding der machten bestaat niet meer en zo ook de onafhankelijkheid van justitie: opleiding en benoemingen van operatoren zijn in handen van de uitvoerende macht. Ten tijde van Napoleon volgde de rechtspraak de wet, vervolgens kregen de rechters daar de macht en vandaag beslist de advocatuur over de waarheid maar omdat advocaten werken voor particulieren, maken de rijken, de megasystemen, de waarheid.10
Justitie krijgt te weinig middelen om onafhankelijk te kunnen werken, wat reeds de infrastructuur, de gebouwen (gerechtshoven, gevangenissen...) verraden. Ook de salarissen van de ambtenaren zijn niet meer in verhouding tot die in de private sector. “Moet de criminaliteit bevorderd worden ter wille van de business?”11 Betreft het politiewerk is er controle en toezicht (en soms ook niet want “vijftig percent van de bevelen om het grondgebied te verlaten wegens betrokkenheid bij een misdrijf worden niet uitgevoerd”12), echter geen aanpak van onderliggende oorzaken van de misdaden.
Op onveiligheid volgt repressief gewelddadig beleid met kortetermijndoelstellingen. Laksheid leidt tot seponeringen, verjaringen en 'procedurefouten'. Ook de valse papieren zijn een probleem: “In bepaalde bedrijfstakken zijn twee derden van de douanedocumenten vervalst.”13 Een versterking van het politieapparaat is nodig maar moet gepaard gaan met een versterking van de democratie.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 24 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Aflevering 11: Deportatie, apartheid of pluralisme
Jaap Kruithof staat een ogenblik stil bij de met de integratie gepaard gaande Europese samenlevingsmodellen assimilatie, gettovorming en cultureel pluralisme. Assimilatie is diepgaande adaptatie waarbij 'vreemden' “desnoods tot volgzaamheid worden gedwongen.”2 Kruithof, verontwaardigd: “Wij zijn de verdedigers van een superieure cultuur. Onze identiteit is op diepe tradities gevestigd en blijft onveranderlijk. Wij zijn het uitverkoren volk (jodendom) of wij alleen hebben het ware geloof (christendom). We hebben een zending, moeten vreemden bekeren tot onze visie (…). Wie onze waarheid niet aanvaardt is onderontwikkeld of kwaadwillig; wie ons gedrag niet overneemt is achterlijk, primitief. (…) Vreemde culturen zijn inferieur.”3 Daaruit volgt uiteraard discriminatie: “Het christelijke kruisteken is normaal, de sluier niet. (…) Het streven naar assimilatie impliceert dwang, repressie, uitroeiing van vreemde particularismen. Het verleden heeft bewezen dat het kan leiden tot deportatie van volkeren en zelfs tot genocide (het nazisme). Het lokt agressiviteit uit, gewelddadig verzet, fundamentalisme, het behoud van de eigen roots.”4 De historicus verwijst naar de vervolging van de Katharen in de dertiende eeuw, naar de godsdienstoorlogen en naar het missiewerk bij de kolonisering. Het geloof werd vervangen door de belijdenis van het neoliberalisme, de 'American way of life'. “Iedereen moet meedoen met het berekend individualisme, de ongeremde winstdrang en het oeverloos entertainment.”5 Het assimilatiemodel vergt bovendien heel veel macht en geld.
Kan men de vreemden niet uitroeien of deporteren, dan kiest men voor het tweede (goedkopere) model, het apartheidssysteem: gettovorming of (zelf)opsluiting van bevolkingsgroepen in eigen wijken (joden, Italianen, Turken, Marokkanen, prostituees, homo's...), zichtbaar in de meeste grootsteden. Gesloten werelden met interne economische circuits met eigen spelregels zijn een overlevingsstrategie. De verwilderde neoliberale maatschappij is xenofoob en weert multiculturaliteit. Tegelijk zijn er ook weelderige rijkeluisbuurten met politiebewaking en eigen bewakingsdiensten, wat in de toekomst grote sociale spanningen zal meebrengen. Dit separatisme cultiveert vijandschappen. We kennen het van in Zuid-Afrika, bij ons is verzuiling een vorm ervan.
Het alternatief is de derde samenlevingsvorm: pluralisme (democratisch etnisch en cultureel). “Zo [bijvoorbeeld] moet in Europa de eigenheid van de moslims worden aanvaard en gerespecteerd.”6 Pluralisme of tolerantie jegens minderheden vergt een zekere welvaart en ontwikkeling en derhalve (door de noodzakelijke overheid gestuurde) sociale hervormingen met antidiscriminatiewetten en waakzaamheid tegenover allerlei imperialismen. Daarvoor passen de neoliberalen wegens 'te duur'.
Cultuur volgt uit overgeleverde leerprocessen maar is toekomstgericht. Centraal begrip hier is eigenheid of identiteit (van een gemeenschap), wat slaat op gemeenschappelijke kenmerken (zoals afstamming, taal, religie) waarvan men zich bewust is en die men positief waardeert. Een eigenheid verandert vaak mee met veranderende omstandigheden. Cultuur betreft ook territorium en rechten maar emigratie gebeurt meestal uit noodzaak. Monoculturen zijn wijd verbreid, conflicten zijn dan ook legio. Multiculturaliteit heeft met bevolkingsexplosie en met mobiliteit te maken en is derhalve onafwendbaar. “Wie, zoals het neoliberalisme, die principes laat vallen, geeft het fundamentele project van en democratische wereldsamenleving op.”7
M.b.t. territorialiteit telt België drie gebieden waarbij een rijke Franstalige burgerij aasde op Vlaams gebied rond Brussel, dat zij tweetalig wilde maken omdat zij het burgerrecht boven territorialiteit stelde. “Door de groeiende macht van Vlaanderen en de taalwetgeving ging de expansie niet door. Daaruit blijkt dat het territorialiteitsbeginsel kan gebruikt worden om een arrogante bourgeoisie een halt toe te roepen.”8
Er moet een evenwicht zijn tussen het particuliere, het algemene en het universele. Het particularisme wil diversiteit (en derhalve separatisme). Nadruk op eigenheden houdt verband met internationale interdependentie en nadruk op verschillen voedt internationale concurrentie. Het universalisme wil wereldeenheid waar particularisme tot chaos leidt. In schema vindt men in de uitersten: bij het particularisme op microniveau het individualisme en bij universalisme op macroniveau het kosmopolitisme of het internationalisme. “Door de spectaculaire groei van de technologie en de communicatie wordt de wereld een dorp. Niets kan dat proces tegenhouden.”9 Een democratische en humane wereldorde blijkt de enige werkzame weg, niet het imperialistische universalisme van het christendom.
Nu is er de invasie van een nieuw universalisme, het neoliberalisme. “Het tracht zijn wetten op te leggen aan de gehele mensheid (…) gesteund door de commerciële media, die het neofascisme en fundamentalisme wel aanvallen, maar over de machtshonger en hebzucht van de transnationale corporaties zwijgen. Miljoenen westerse burgers beseffen zelfs niet dat dit antihumane imperialisme zeer actief is en grote successen boekt.”10 De natuur en de mensheid komen in het gedrang.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Aflevering 10: Het fort Europa, apartheid en fascisme
Migraties, volksverhuizingen, zijn van alle tijden maar nooit waren er meer vluchtelingen dan vandaag. De trek van het platteland naar de stad volgt uit de opmars van het neoliberalisme.2 Na de massale rekrutering van gastarbeiders wil men vanaf de jaren zeventig (onder meer wegens stijgende werkloosheid) de immigratie indijken. 125 miljoen mensen verblijven buiten hun land van herkomst en dat zal oplopen tot 1 miljard tegen 2050. Europa kreeg in 1991-1995 2,4 miljoen vluchtelingen, België telde in 1996 900.000 mensen van vreemde herkomst op 10 miljoen inwoners. Dat brengt mensensmokkel mee: een twintigtal criminele benden (Albanezen, Turken, Indiërs, Pakistanen, Bengalezen en Chinezen) (die ook een deel van de prostitutie in Antwerpen bezitten) smokkelen jaarlijks 2 tot 4 duizend illegalen over het Kanaal. Per persoon wordt 100.000 tot een half miljoen frank betaald.3
Inzake migratie spelen uitdrijvings- en attractieve factoren een rol. Oorzaken van migratie zijn een hoge bevolkingsdruk, verschillen in welvaart, onveiligheid, oorlogen en cultuurconflicten: er zijn derhalve economische, politieke en culturele vluchtelingen. Welvaartsverschillen (polarisatie arm-rijk) is de hoofdoorzaak maar herverdeling van de rijkdom komt er niet; de mensenrechtenverklaring blijkt een lachertje; de migratie van arme naar rijke landen zal nog toenemen.
Het harde liberalisme spreekt zichzelf tegen waar het pleit voor vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten maar niet van mensen en dat leidt tot fascisme. Fascisten wijzen migratie af maar neoliberalen laten het toe als het rendeert: vreemdelingen die vuile jobs aanvaarden of die hoogopgeleid zijn mogen binnen. Maar aldus ontstaat (ook in Europa) apartheid: de verzorgingsstaat voor ingeburgerden en minder rechten voor nieuwkomers. “De formule economisch libertinisme en menselijke discriminatie is onaanvaardbaar.”4 Wat betreft het uitwijzingsbeleid: “Men schijnt ervan uit te gaan [cf. Samira Adamou] dat dwangmatige terugkeer kan verzoend worden met humaniteit. (…) Een arrogante beschaving die denkt humaan te kunnen dwingen is op het verkeerde spoor. Met het wezenlijke van de ethiek spotten is satanisch. Het fascisme lonkt achter de deur. (…) Vluchtelingen verdienen geen vijandigheid maar begrip en steun.”5Tenslotte wijst Kruithof op nog een andere tegenstelling: “Enerzijds is er de vlucht van de paupers en politiek verdoemden, anderzijds zijn er de verplaatsingen van de welvarenden, de toeristen. (...) Het neoliberalisme is een verschrikking!”6
Voor autochtonen en allochtonen gelden ongelijke rechten, zowel economisch (arbeid), sociaal (huisvesting), politiek als cultureel (religie, tradities...). Het onderscheid tussen politieke en economische vluchtelingen (sinds de Conventie van Genève, 1954) is klassiek liberaal en achterhaald.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
In zijn werk over neoliberalisme maakt Kruithof een uitweiding over nationalisme omdat, zoals hij verderop betoogt, het neoliberalisme oorzaak is van een verpaupering waarvan de slachtoffers een extreemrechtse proteststem uitbrengen.
Eerst onderscheidt de auteur volk, natie en staat. Een 'volk' is een groep mensen met dezelfde afstamming, tradities, zeden, taal en religie; het begrip is wat uit de tijd, nu spreken we over een 'gemeenschap', meer bepaald van mensen die op dezelfde plek leven, collectieve ervaringen hebben alsook dezelfde politieke instellingen, maar vooral zijn ze verplicht de toekomst samen op te bouwen. Het volk of de gemeenschap heeft een eigen historisch besef en een identiteit, waar vandaan een samenhorigheidsgevoel. Een 'natie' heeft een identiteit waar men trots op is, soms met superioriteitsgevoelens en met een streven naar autonomie: men wil een eigen staat worden. Het wij-gevoel groeit over eeuwen, vooral bij conflicten met externe groepen. Uit de natie kan een soevereine staat komen met een eigen territorium, gezag, administratie, belastingstelsel, leger, politie en gerecht.
Nationalisme is “een politieke beweging die de eigen natie in het vaandel draagt en daaraan een politiek apparaat, een soevereine staat met zelfbeschikkingsrecht wil toevoegen.”2 Van volksnationalisme is sprake bij een zelfbewust volk dat naar politieke zelfstandigheid streeft. In het geval van staatsnationalisme wordt eerst een staat gevormd en pas daarna tracht een elite het volk een samenhorigheidsgevoel op te dringen (zoals in Frankrijk onder de Lodewijken). Er bestaat nationalisme dat mikt op het afbreken van een bestaand staatsverband (zoals het Vlaams nationalisme) en er is nationalisme dat een breder verband wil scheppen (zoals in Duitsland onder Bismarck of zoals het streven naar Europese eenwording na W.O.II). Er zijn vele vormen en het gaat niet noodzakelijk om fascisme of fanatisme.
Vandaag leven miljoenen mensen met totaal verschillende origine op eenzelfde plek zoals in Brussel, Londen, Parijs, New York. Daar is de samenleving multicultureel. Maar wat in Londen gedijt, gedijt niet in Congo: er is geen algemene regel. Het nationalisme is er altijd en overal. Niemand zal afkeuren dat naties zich in het verleden onafhankelijk hebben gemaakt. Maar nationalisme kan “een ideologisch wapen in handen van heersende elites zijn.”3 Edoch, “We weten dat rechtvaardige eisen kunnen misbruikt worden maar daarom moeten we ze niet weggooien. (…) Wie het nationalisme als zodanig verwerpt moet het moedige politieke beleid van mensen zoals Lumumba, Nyerere, Castro afkeuren en dat gaat te ver.”4
Heeft een gemeenschap een specifieke identiteit? Onmiskenbaar maar men kan zich wel vergissen over de inhoud ervan. “Het gebeurt dat zelfrespect omslaat in arrogantie en zelfoverschatting, wat kan uitmonden in de principes van 'eigen volk eerst', 'vreemden buiten' en 'Deutschland über Alles' [anno 2025: 'America First'] Dat is een misplaatste keuze, geen fataliteit. Nationalisten, die hun identiteit willen veilig stellen, kunnen ook bereid zijn democratische relaties met andere gemeenschappen/culturen te onderhouden.”5
Men moet nuanceren: nationalisme kan belangrijk zijn voor emancipatie en ook een eenzijdig Europees nationalisme is een gevaar. Nationalisme kan ook best samengaan met openheid en tolerantie. Er is rechts maar ook links nationalisme dat een bevrijdende functie heeft, bijvoorbeeld in de strijd tegen achterstelling. Rechts nationalisme acht het eigen volk superieur, eigent zich eeuwenoude voorrechten toe ('bloed en bodem'), weert wat vreemd is, is protectionistisch en expansionistisch. Links nationalisme is emancipatorisch, bijvoorbeeld tegenover feodale monarchieën of tegen kolonialisme en imperialisme, zoals bij de Palestijnen of de Koerden.
Er zijn ook rechtse internationalisten. Bij de linkse internationalisten blijkt samenwerking tussen socialisten van andere naties moeilijk: in 1914 stemden Franse en Duitse socialisten voor militaire kredieten, wars van het internationalisme en de oorlog begon. Nationalisme is een nodige tussenstap in de politiek. Waarschijnlijk gaan zich in de toekomst grotere nationale eenheden vormen: Noord-Amerika (- andermaal profetisch schrijft Kruithof 25 jaar geleden:“Het is niet uitgesloten dat Canada, de Verenigde Staten en Mexico een superstaat zullen vormen.”)6, Latijns-Amerika, Europa, de Arabische wereld (“met een ontwikkeld islamitisch gemeenschapsbewustzijn, gericht tegen het Westen en het christendom met zijn imperialistische trekjes”)7, Afrika bezuiden de Sahara (waar “een pan-Afrikaans nationalisme in ontwikkeling is”8), Oost-Azië en dan zijn er nog de restgebieden Australië en Nieuw-Zeeland, Rusland en Midden-Azië.
In Europa is er extreemrechts nationalisme, in Vlaanderen is dat het Vlaams Blok dat een viertal strekkingen verzamelt met als thema's het separatisme en de Vlaamse autonomie, autoritarisme, antisyndicalisme, vreemdelingenhaat, orde en gezag, fascisme, katholicisme en veiligheid. Een cordon sanitaire is verantwoord omdat het VB de democratie bedreigt. “Als het fascisme dertig tot veertig percent van het electoraat voor zich wint, staat een totale oorlog voor de deur.”9 Het succes van extreemrechts is te wijten aan het falen van de grote partijen en verweer is pas efficiënt via grote sociaaleconomische investeringen. Zoals reeds gezegd bij de aanvang van deze aflevering, zijn de paupers die bij extreemrechts hun toevlucht zoeken, een vrucht van het neoliberalisme.
Een sociaal Europa met één gemaakte instellingen en een vijftigtal relatief onafhankelijke regio's is een streefdoel. Bij het slot van het hoofdstuk over nationalisme bespreekt Kruithof de toestand van België. “België is een constructie van de grote Europese mogendheden in 1830 en 1839. (…) Er kan een dag komen dat in het moderne Europese unificeringsproces de structuur van het klassieke België achterhaald zal zijn. Die formule past in ieder geval in ieder geval niet in het concept van een uit zelfstandige regionen samengesteld Europa.”10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 18 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Spielt auf nun zum Tanz! (Andermaal Van Togenbirger)
Spielt auf nun zum Tanz!
(Andermaal Van Togenbirger)
Omsk Van Togenbirgers stem is verzwakt en de man is fel vermagerd, hij zit wat weggezakt in een stoel maar hij weet dat hij nu voor niemand meer hoeft te zwijgen want hij is monddood en wie monddood zijn, mogen vertellen wat ze willen, het haalt immers niets meer uit, hun woorden zijn zoals die van de doden die onbeschermd als wezen zijn: vreemden doen ermee wat ze willen.
Monddood is de schooier die op de grond gezeten aan de deur van de supermarkt zijn getaande gelaat in een te vriendelijke plooi perst om aan dat muntje te komen dat je in je jaszak tussen duim en wijsvinger klampt, in twijfel of je het hem kan toestoppen, alle omstandigheden in acht genomen: het publiek dat er sowieso is, de gevolgen van de act voor elke keer dat je daar nog voorbij moet als je een brood haalt, boter of vis, want je gezicht zal hij onthouden. Monddood is hij want hij heeft geen sociale status en dat in tegenstelling tot de hond wat verderop die hier op zijn baasje wacht en die de arme man geen blik gunt, hij heeft immers zelfs geen baasje, hij is zijn eigen baas, of is het zijn maag die hem de baas is, zijn het de kou en de ellende?
- Primo Levi, zo begint hij weer: Primo Levi schreef dat genocide weliswaar een vreselijke misdaad is die echter overtroffen wordt door de onverschilligheid daarover. Als ik u vertel, meneer, mevrouw, dat ten tijde van nazi-Duitsland mensen werden omgebracht terwijl zij in de waan werden gebracht dat zij geholpen werden, zult u misschien antwoorden dat dit allemaal lang geleden is, al is dat niet zo heel lang geleden, ik was immers een kind toen het gebeurde, ik speelde in de tuin met kiezels en met zand, terwijl miljoenen mensen een lot deelden naar aanleiding waarvan een dichter uit de Oekraïne vier jaar na de Tweede Wereldoorlog schreef:
“Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts wir trinken und trinken...”1
Woorden die blijven klinken waar zich de gruwel voltrekt terwijl men altegader de andere kant opkijkt, geen vuiltje aan de lucht, wij zijn onschuldig, we waren er niet bij, wij wisten van niets, het moet een misverstand geweest zijn!
- Mensen werden omgebracht terwijl zij in de waan verkeerden dat men hen hielp en het gaat er niet anders aan toe vandaag, op deze dag en op dit uur, dit eigenste ogenblik waarop mijn stem uw oor tracht te bereiken. Vergeefs, helaas, wat is het toch dat u zo doof maakt? Is het echt omdat de mond dood is die deze woorden zegt die even waar zijn als het licht dat in uw ogen schijnt? Ik zie u kijken naar mijn mond die wijl ik spreek, beweegt, maar gij luistert helemaal niet, alsof er geen geluid uit kwam en, hoort gij dan toch geluid, dan mijdt gij het om aan de geluiden die gij horen moet, ook maar enige betekenis te hechten: gij herleidt wat woorden zijn tot louter klanken, wat een huzarenstukje heten mag: abstractie maken van de werkelijkheid en tegelijk een fictie voor de waarheid houden.
Geen antwoord krijgt de oude man want zwijgen is een wapen tegen waarheid, een beproefd wapen: wie zwijgen, maken de woorden die de waarheid spreken, dood en zo eenvoudig is het om te moorden, men hoeft alleen maar na te laten om te antwoorden, totdat degene die op antwoord wacht, niet meer bestaat of, eerder nog, totdat hij daarvan overtuigd wordt dat hij alleen nog maar een schim is, immers, tot schimmen zal niemand het woord richten die nog bij zijn zinnen is.
- Mensen worden omgebracht terwijl zij in de waan verkeren dat zij geholpen worden en ik blijf het zeggen: wij leven niet langer in een rechtsstaat. In de rechtsstaat gelden wetten en wie zich daar niet aan houden, worden op het matje ontboden en moeten uitleggen wat hen ertoe bracht te breken met de wet. Blijft men het antwoord schuldig, dan volgen een veroordeling en een straf en zo geschiedt recht. Maar als dat wegvalt, ziet het plaatje er heel anders uit: er gelden ongeschreven wetten waaraan elkeen zich stilzwijgend onderwerpen moet en aan wie daaraan verzaken, wordt niet langer verzocht zich te verantwoorden voor een rechter, zij worden gewoon opgepakt, gevangen gezet, vermoord, terwijl wie achterbleven geheel onwetend vragen: waar zijn ze toch?
- Moordenaars geloven aldus de waarheid te trotseren maar die vindt wel andere monden om te spreken of wat had je gedacht van monden binnen in het hoofd? Heel moeilijk om ook die het zwijgen op te leggen!
“Wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng.”2
Voor het eerst zie ik Van Togenbirger wenen en hij zegt: Latino's werden nu aan het front gesignaleerd! Latino's, de meest vredevolle mensen op de ganse aarde, het doet denken aan de begraafplaatsen uit de oorlogen van de voorbije eeuw die vol liggen met lijken van rekruten uit de kolonies: over de oorlog wisten zij helemaal niets, maar zij werden massaal verscheept naar het continent van hun veroveraars om daar even massaal te sneuvelen, ver weg van hun gezin. Want wat kan het de potentaten schelen dat in Afrika en Azië kinderen naar hun vader vragen en moeders het antwoord schuldig blijven om hun kroost tegen de waarheid te beschermen daar kinderen nog te jong zijn om het te begrijpen, alsof er een leeftijd was waarop men het begrijpen kon.
- Die mensen worden door Trump gerekruteerd, zo meent Van Togenbirger: hij weet dat hun gezin van honger omkomt, zij staan immers al jaren bij die hekken, willen erover, om dan in de eethuizen van de rijken glazen te gaan wassen en met een poetsdoek de kastelen en de Tesla's te doen glanzen naar het voorbeeld van hun voorouders die in Wall Street en op Trafalgar Square de schoenen opblonken van hoge pieten. Die mensen worden op bevel van een verwende clown met hoogheidswaanzin naar een front gekatapulteerd en wel in een land waarover ze nog nooit hadden gehoord, laat staan dat ze ook zouden weten hoe de vork daar aan de steel zit: zij moeten daar gewoon gaan sterven, de rijken moeten immers aan hun aantal troepen komen zoals vastgesteld in het contract dat zij hebben met de duivel.
O, maar niemand wordt verplicht tot legerdienst, wij werken alleen maar met vrijwilligers, zo klinkt het hier, emmers full, uit de monden van de hoogwaardigheidsbekleders. Maar het is wel een mooie job voor wie het wil, dankzij defensie kan het hele land op beide oren slapen.
“Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen”3
- Kent u Jaap Kruithof? Vraagt Van Togenbirger. Politici doen alsof zij nog iets te vertellen hebben, zo schreef hij in zijn analyse van het neoliberalisme, maar het is Mammon die nu het dictaat voert, het zijn de megaconcerns en zij worden gedreven door blinde, onverzadigbare hebzucht die zoals elke andere verslaving net zo lang doorgaat totdat de dood over alle leven heerst.
Als reactie op de woelige jaren tachtig en negentig waarin het vertrouwen in onze basisinstellingen een felle klap kreeg, ontstond de wet tegen racisme en het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding.
Van politieke vernieuwing kwam weinig in huis, noch nationaal, noch internationaal, noch op Europees vlak. Verder had de Belgische politiek af te rekenen met verzuiling (apartheid vanwege de katholieke kerk: zelfs duivenmelkersbonden waren katholiek of niet) en met pacificatie. De economie is allesbeheersend maar politici blijven doen alsof zij nog macht hebben.
Er komt postmodernisme, voluntarisme en idealisme, de politiek van de 'goede wil'. Kruithof: “Vager en inhoudslozer kan moeilijk (…) wat de ondergang van de politiek zelf betekent.”2“De beweging van politieke vernieuwing is geëindigd in versnippering. Men heeft gezondigd tegen de basislogica van maatschappelijke processen: eerst is er een sociale beweging, daarna volgt een politieke beweging, slechts uit die ontwikkeling volgt een politieke partij. Door ongeduld verkozen sommigen een omgekeerde volgorde. (…) Dat lukt uiteraard niet.”3
In de Nieuwe Politieke Cultuur komt de macht toe aan de bewierookte nieuwe burger, maar wie is hij? Er is sprake van een kloof tussen burger en politiek, ongenoegen, een vertrouwenscrisis, antipolitiek. Kruithof onderscheidt verschillende reacties tegen de zich uitbreidende corruptie en fiscale fraude in de politiek en de meest verregaande is die van het apolitisme. “Mensen van de gevestigde machten spreken over nihilisme, maar vergissen zich. Het gaat over een fundamentele kritiek op het liberale project om de economische gang van, zaken buiten het politieke discours te houden.”4
Extremen worden gemeden, iedereen schuift op naar het karakterloze centrum. “Hoe kun je politieke corruptie effectief bestrijden als andere vormen, bijvoorbeeld financiële, niet hard worden aangepakt? Is het niet zo dat velen zich van vijand vergissen? Dat is niet alleen unfair, maar ook verloren tijd. Wie zei er ook weer dat ons land niet opgewassen is tegen de internationale criminaliteit? Zal de Kredietbank Luxemburg, zetel van kapitalisten die de wet ontduiken, zijn geheimen prijsgeven? Als er een kanker is, moeten we die niet lokaliseren bij garnalen.”5“Vernieuwing op politiek vlak is niet mogelijk als het economisch geweld alles overspoelt.”6“Men beseft niet hoe diep egoïsme en bedrog zich in dat systeem hebben genesteld.”7“Sinds jaren ervaar ik met bitterheid dat veel mensen blijkbaar niet beseffen op welke onleefbare wereld we afstevenen door het despotisme van het kapitaal.”8
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.