Op 10 maart 1877 stelde Josephus ROMBAUT voor notaris Eduard HEBBELYNCK van Merelbeke zijn testamet op. Dit testament werd opgemaakt in aanwezigheid van Eduard Van Vlierberge, boswachter-landbouwer, Desire Vockaert zoon van Pieter Francies,landbouwer ; alle drie woonachtig in Merelbeke en er wonende ; de eerste op het dorp; de tweede en de derde op de "hollebeekwijk" en eindelijk August Vande Vijver, timmerman, gedomicileerd te Schelderode,wonende op de Meyerijwijk". Hij bepaalde dat zijn begravenis en uitvaard moest gedaan worden met de dienst van eerste klas, gezegd de hoogste dienst met uitdeling van twee zakken rogge gebakken in brood. Dit diende aan de armen, die zijn uitvaard zullen bijwonen te worden uitgedeeld. Tevens wenste hij dat zijn familie en de geburen, die aanwezig zullen zijn,getrakteerd worden volgens de gebruiken ter plaatse en dat ten dage van zijn uitvaard aan zijn familie een treffelijk maaltijd gegeven worden ter plaats, dit door de executeur testamentair te verkiezen en dat er aan elk geburenhuisgezin één frank in gelden worden gegeven. Hij voegde er nog aan toe : " Ik wil en begeer dat er zo haast mogelijk na mijn overlijden tot lafenis mijner ziel gecelebreerd worden, vijftig gezongen missen en dat er gedurende vijfen twintig gevolgde jaren, alle jaren tot lafenis van mijner ziel gedaan worden eene solemenende mis voor Jaargetijde, alsook dat ik gedurende zelvertijd van vijfentwintig jaren gerecommendeerd worde in het zondag jaargebed. Ik wil dat er tevens na de eene of andere mis uitgedeeld worden twee zakken rogge gebakken brood, aan de armen mensen ,die er zullen tegenwoordig zijn. Hij stelde zijn kozijn Emiel Rombaut,zoon van Celestin aan als zijn executeur testamentair. Aan zijn nicht Pelagie STEVENS, waarvan hij peter was, de som van vijfhonderd francs. Aan zijn nicht Emma Rombaut, dochter van Domin of Dominicus de som van driehonderd francs. De beide sommen waren vrij van successierechten. De sommen waren slechts eisbaar na verloop van zes maanden na zijn overlijden. In legatere gaf hij eveneens aan een zekere Jan Baptiste SONNEVILLE, landbouwer te Schelderode zijn klederen, lijnwaadensslaping, zijn huismeubelen, tabak, stooi,mest, halmen en verdere voorwerpen tot gebruik dienende. Hij kreeg bovendien in pacht tot de eerste mei achtienhonderd negentig, mits de som van honderd francs sjaars vrij van grondbelastingen, de deelen mijne hofstede met het perceel land, die hij voor eigen gebruik had voorbehouden, in voorwaarde welke ik met hem aangegaan was, bij akte verleden voor de ondergetekende notaris,de vijfentwintigste augustus achttienhonderd vierenzeventig op de verdere conditie er ingebracht. In het laatste van het testament wordt vermeld dat Josephus Rombaut, niet meer te kunnen schrijven noch naamtekenen, uit oorzaak van bewegingsloosheids zijnen handen, ten gevolge zijn ziekte, allen na gedane lezing.
