Jeugd en Beroepsleven

02-01-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Toen de nood het hoogst was, was de redding nabij. Toen Amerika in 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarde; kwam er een “komiteit” (Comittee for Relief in Belgium). Over Holland dat neutraal was, werden eetwaren aangevoerd. Deze werden uitgedeeld op “komiteitkaarten”, waar diegenen het best bij vaarden die op dat ogenblik op dat “komiteit” werkten en dus aan de bron zaten.

Langs allerlei omwegen gelukte mijn moeder en haar gebuur er dikwijls in eerder dan de anderen te weten te komen wanneer er “Wilson” spek of vet was aangekomen en zo haar deel te bemachtigen voor het allemaal aan vriendjes was uitgedeeld.

Toen kwamen er een paar compagnies Roemeense soldaten, die zich in de paardenstallen van het oud kasteeltje installeerden. Veel wagens met planken werden afgeladen en die soldaten begonnen namaaktanks in hout te bouwen. Ze hebben daar maanden aan gewerkt. Moeder en de buurvrouwen deden hun was. We mochten dan iedere dag volle kannen dikke soep, met hopen vlees in, halen en moeder verdiende er heel wat Marken, waar ze weer allerhande mee kon kopen.

In de lente van 1918 naderde het eind van de oorlog. Alle mannen werden opgeëist om versterkingen te bouwen achter het front. “Pinnekens” kappen heette dat. Velen kwamen echter terug en verstopten zich, terwijl de vrouwen voor het onderhoud moesten zorgen. Toen in October de soldatenraden meer macht over de officieren kregen, begon de grote terugtocht naar Duitsland, waar het revolutie was.

Begin November begon de grote “Soldatenrat” zoals ze dat hier noemden. In alle opslagplaatsen en goederenstations werden de voorraden geplunderd, verkocht en vernield. Iedereen trok er naar toe. Wij gingen vanzelfsprekend mee naar het grote goederenstation, dwars door de polder, langs een modderige weg. De Duitsers kwamen met paard en wagen door die modderpoel gereden, met rode vlaggen op de volgeladen wagens en ze zongen de Internationale. In het station waren vele Duitse soldaten, die in de zotste carnavalskleren, in de deuren van de openstaande wagons, bezig de inhoud te verkopen. Het was een groot mierennest van mensen die over bergen koopwaar klauterden en alles wat niet te zwaar was wegsleepten.

Stomdronken soldaten liepen rond en schoten alle lampen van de verlichting kapot. Er werd met grote “Dame-Jeannes” vol schnaps, soms ook azijn, gesleurd. De zatte soldaten schoten ze herhaaldelijk kapot. Het was er zeer gevaarlijk. Wij drongen een wagon binnen waar hopen revolvers en geweren in verspreid lagen, tussen massa's kogels. Moeder sleepte er ons tijdig uit, toen ze op die wagon begonnen te schieten en hij in brand geraakte.

Toch zijn we verscheidene malen terug naar dat station gegaan en we sleepten telkens een vracht telefoontoestellen mee. Waarom we dat deden, heb ik nooit geweten, we konden er niets mee aanvangen. Maar die kastjes hadden ons altijd al betoverd. We hebben er dan thuis de magneto's uitgehaald, waarmee ge zulk een flinke elektrische schok kon krijgen. Toen we dat ook uit elkaar haalden hadden we “plakijzers” of magneten.

Toen alle soldaten vertrokken waren, met hun vesten binnenstebuiten aan, een rode lap op hun muts, de officieren met verscheurde kleren, kwam er ook rust op het station. Gewapende spoorwegbedienden hielden er nu de wacht. Langs de wegen en in de bosjes was overal waardeloze rommel weggegooid. Wij zochten en vonden vooral alles wat brandbaar was, want kinderen doen graag “vuurtje stook”. Alcoholvuurtjes in doosvorm (alcohol in vaste vorm), brachten wij met tientallen mee naar huis. We vonden ook dynamiet en vooral artillerieladingen in zakjes verpakt. Lange geelbruine stokjes net macaroni. Wij hielden er langs één kant een vlam tegen en dan vlogen ze weg met een nijdig gesis. Zwart buskruit in de ruitjes of rondellen geperst was amusanter. We stapelden verschillende zakjes op elkaar en strooiden dan een zakje uit, weg van de hoop en staken daar het vuur aan; een zelfgemaakte lont. Het vuur liep voort tot de hoop, die dan met een plof in een reusachtige vlam veranderde.

Toen we dan thuiskwamen wou mijn moeder weten wat we nu weer uitgespookt hadden. We waren zo onschuldig als een lam, tot moeder mij voor de spiegel hield. Al het haar op mijn voorhoofd was verbrand en ik had geen wenkbrauwen meer. Mijn jongste broer Kamiel was nog meer verschroeid.

Toen kwamen de weinige overlevende Belgische soldaten terug en het oorlogske spelen was voor ons voorgoed gedaan. Doch vader was er nog niet en we moesten op hem wachten tot in de zomer van het jaar 1919. Op een warme zomeravond kwam hij eindelijk in de avondschemering thuis en na enkele dagen waren wij reeds aan hem gehecht, te meer dat we nu met hem naar het veld mochten.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!