Dienstplicht
Belevenissen in 1931
26-12-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Wij deden nog andere zotte kuren! In de bossen achter het schietveld, bij Kalterherberg, waren veel reeën en vossen. Gewapend met een groot mes gingen wij eens proberen een ree te vangen. Wij hadden ons voorgenomen steeds in één rechte lijn te gaan en voor niets uit de weg te gaan. Waren er putten, grachten of dichte struiken op onze weg, we gingen geen meter om! Dat was de afspraak. Natuurlijk lagen er talrijke obusputten op onze weg, de ene ondiep en droog, de anderen diep en vol water. We gingen soms bijna kopje onder, maar het was warm weer en onze kleren moesten er maar tegen kunnen. In een open plek in het bos kwamen we aan een moeras, daar liep een gracht van twee meter doorheen. De boorden vol mos waren zeer onvast. Wij vonden een stok van drie meter lang, die geheel in het water verdween zonder dat wij de bodem raakten. Wij hebben dan maar een grote omweg gemaakt.

Wij zagen in dat bos wel reeën die echter allen vluchtten voor het geluid dat wij maakten. Wij besloten ons muisstil te verplaatsen en lieten ons alle vier vallen, juist op de plaats waar een halve seconde te voren juist een grote reebok lag. Wij hadden moeten begrijpen dat men geen reebok met de hand kan pakken, al hadden wij eens een haas in volle loop met de hand gepakt. Een adjudant, op jacht in het schietveld, had een haas verschrikt, die door de holle weg over het vliegplein kwam aangerend. Wij legde ons plat in de weg en de haas liep klem onder de arm en jas van onze durfal. Met een slag achter de oren was hij in de hazenhemel. Wij stroopten en kuisten hem en begroeven de afval. Een uur later kwam de adjudant vragen of we geen haas in onze richting hadden zien lopen. Dat hadden wij zeker en hij moest nu ergens ginder ver weg zijn. Hij had er gelukkig geen erg in dat zijn hond maar bleef snuffelen aan een hoopje vers omwoelde aarde.

De volgende dag hebben wij haas gegeten, gestoofd als konijn, met veel ajuin.

Tijdens een van de stille weken kreeg onze wachtmeester eens een bevlieging van werklust en hij nam ons mee op “kaartlezen”, per fiets. Met zijn ogen toe, liet hij zijn potlood op de kaart vallen. Hij herhaalde dat voor ieder van ons en we moesten ons op dat punt bevinden wanneer hij ons kwam ophalen. Ik bevond mij op een wei, tussen de koeien, naast de mesthoop van een boerderij en het bleek volgens de coördinaten heel juist te zijn. De anderen hadden minder geluk, want ge kunt U toch niet op een steile helling of midden een moeras plaatsen. De plaats van samenkomst was daarna in Nidrum, in een café natuurlijk. Ik heb dat verhekste dorpje driemaal rond gereden eer ik de juiste weg vond.

Onze eerste en laatste les in kaartlezen is maar slecht afgelopen. Na een paar pinten ging onze wachtmeester nog eens verwaand doen om indruk te maken op dat vrouwelijk schepsel daar en bedacht recrutendrill vóór het café. We wilden echter niet meespelen en hij is acht dagen kwaad gebleven en hield helemaal geen rekening met de pinten die wij betaald hadden. Op de terugweg verloor ik dan nog mijn “porte-monnaie”, met mijn hele bezit erin. Wij zijn allen verschillende malen langs de weg gaan zoeken, maar ik was hem definitief kwijt.

Het was de laatste porte-monnaie die ik ooit gehad heb.

Nu moest ik toch nog eens naar huis gaan. Onze kwade wachtmeester wilde echter geen verlof aanvragen. Ik had het geluk dat onze kapitein Vingtçotte eens onze post bezocht en viel hem direct met mijn congé aanvraag op het lijf, tot ergernis van het wachtmeesterke dat mij voor wilde zijn. De kapitein, zo goed als Vlaamsonkundig, had een hele tijd nodig om mijn vraag te verwerken en zijn antwoord te formuleren. Dat antwoord kenden wij reeds; het was altijd hetzelfde: “hoe zult kij U orienteer met ene kaart en ene horlooch?” Ik begon snel een onzinnige uitleg te doen waar de woorden kaart en horloge meermaals voorkwamen...

't is koet, soldat, kij zult heb Uw congé”. Ja, onze kapitein was een rare kwast. Hij beet aanhoudend stukken uit zijn duimen en rookte altijd “Fnak” (Flag). Hij kon namelijk geen “L” uitspreken. Het was grappig hem te horen telefoneren (in het bijzonder nadat we het toestel onklaar hadden gemaakt!).

Dat ging dan zo: “Anno, Anno! … mais quesqui'n a ce tenephone, … appenez une fois ne maréchan de nogis … “

Hij was eigenlijk naar Elsenborn gekomen om met onze en nog twee posten, die samengesteld waren uit reserve-Luitenanten, alle gegevens van de waarnemingen nog eens te herberekenen. Hij was een knap wiskundige, maar dan wel een gekke.

Wij moesten met drie toestellen, die op ver uit elkaar gelegen plaatsen werden opgesteld, eenzelfde ballon volgen. Hij liet de posten telefonisch met elkaar verbinden om geen tijdsverschil te hebben. Achteraf moesten de luitenanten, die hogere studies gedaan hadden, de ingewikkelde berekeningen hermaken. We zijn met dat spelletje verscheidene dagen bezig geweest, tijdens perioden van verschillende windsnelheid en verschillende bewolking. Eén keer was het weder ideaal. Er was veel wind en de lucht ging helemaal helder worden. Alle posten waren klaar en wachtten. We werkten ditmaal met een ballon van 500 gram die dubbel zo snel steeg. De kapitein, die het weder nog steeds niet helemaal naar zijn zin vond, liet de ballon door onze wachtmeester stevig vasthouden, in de luwte en schaduw achter een bosje. Toen hij hem eindelijk riep, sprong deze zo haastig op dat de ballon aan de takken haperde en kapot sprong.

Er moest vlug een andere opgeblazen worden. De wachtmeester kwam ermee aanlopen en liet hem op tien meter van ons toestel plots uit de hand glippen. De kapitein kreeg er bijna een beroerte van en kafferde ons prutske uit, die er van ineenkromp. Toen hij wat gekalmeerd was vroeg hij ons stomweg waarom wij niet gauw hadden “getopt”. Men legde hem uit dat zulks onmogelijk was.

Omdat hij de wachtmeester geen ballon meer toevertrouwde beval hij mij een nieuwe op te blazen. Ik heb die als een rot ei behandeld en hem aan gestrekte arm één meter boven het toestel gehouden. Alle posten waren nu klaar en ik loste hem, precies in de helft van het woord top, dat door de telefoon geroepen werd.

Onze gekke kapitein had ditmaal geluk met zijn proefneming. In de late namiddagzon konden alle drie de posten de ballon volgen tot 16000 meter, als een heldere ster aan de hemel. De tranen stonden in mijn ogen van veertig minuten lang turen door dat objectief. De kapitein bedankte mij en vroeg: “Zijt kij niet ...” Hij wendde zich tot een luitenant en vroeg aan die Waal: “fatigué, comment est-ce on dit ça en Flamand?” Deze wist het zeker ook niet goed of hij kon de “v” niet uitspreken, want hij antwoordde: “bemoeid, mon capitaine”. De kapitein vervolgde nu: “Zijt kij niet bemoeid, soldat? … Rust ouat!” Hij had zeker zijn bijnaam vingt-sottes niet gestolen.

Toen alle berekeningen gedaan waren en deze precies klopten met de gegevens in de tabellen, was hij zo tevreden dat we allen twee dagen extra congé kregen.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 23/12-29/12 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!