Het tweede deel.
Kamp in Elsenborn.
(1933)
Twee jaar later moest ik terug binnen om mijn “Kamp” te doen. Zelfde plaats, zelfde personeel, maar andere soldaten. Van die zes weken dienst zijn we maar enkele dagen in Brasschaat gebleven. Kamp doen betekende dienst doen in een groot legerkamp. Het nieuwe groepje van vier man dat wij vormden moest natuurlijk naar Elsenborn. Ik was er helemaal niet kwaad om want het was begin Juli, dus volop zomer. Onder de leiding van een brigadier, die ons al gauw vertelde dat wij zonder hem onze plan moesten trekken, kwamen in Elsenborn aan en namen meteen onze intrek in het mij vertrouwd gebouwtje aan het vliegveld. De meeste “blokken” in het kamp waren trouwens reeds bezet.
De nieuwe kameraden vielen nogal mee al waren ze nogal lui en dronken ze nogal gaarne pinten. Wij waren nu gelogeerd in de middelste kamer van het gebouwtje. Onze vroegere kamer was als bureel ingericht voor de artillerie. Weer stonden er vier bedden en vier kasten, doch ditmaal geen tafel en in de plaats van onze stoof stond er een oude “cuisinière”.
De nieuwe kameraden, die nog nooit in Elsenborn gezien hadden, waren verrast door de vrijheid die we daar hadden. De eerste dagen leerde ik hen de weg naar de winkel in Elsenborn, naar de Botrange, naar Robertville enz... We gingen opnieuw samen bosbessen plukken. De weg naar de “kantine Mahieu” vonden ze algauw uit zichzelf en ze kwamen soms stomdronken aan. Ze waren wel zelden lastig, maar het was een moeilijke zaak hen voor een “sondage” 's morgens bereid te vinden. Meestal was er maar een die zich opofferde. Samen met deze kreeg ik het toch klaar. Ik keek door het objectief en las de verticale hoek af. Hij “topte” met de chronometer, las de horizontale af en schreef alles op. Met ons twee tekende we ook de grafiek. Ze werden dat zo gewoon, dat er slechts één man van de drie 's morgens uit bed kwam. Terwijl ik de cijfers naar het Casino bracht, reed hij dan om koffie en brood en we ontbeten nooit voor tien uur.
Daarna lagen we te zonnen in het gras.
|