Al die je kende... ken je niet meer.
Die je lief waren... kan je niet meer bereiken, voel je niet meer. En waar je blij om was... werd irreëel.
Je lacht. Die vreemde lach. Die koude lach. Want alles werd een misselijkmakende grap.
Je psychiater werd een vreemde man.
Want jij werd zijn compleet vervreemde cliënte, patiënte.
Dit is nochtans niet je eerste ingrijpende verlies.
Het is wel de finale klap. De laatste in het rijtje van degene waar je je bij voelde leven, als mens erkend voelde... bestaansrecht voelde.
Niet vergooid werd... niet veronachtzaamd, wel ernstig genomen, gewaardeerd, en geliefd voelde... gewaardeerd als mens, als wezen... als ... al wat je nu verloor.
Je ogen kijken verdwaasd de wereld in... het leven dat niet meer zo voelt. Leeg. Dood. Eén grote grap... als de intocht van Christus van James Ensor.
Je ziet de maskers afvallen... van zoveel mensen.
Een satire... die je ziek maakt. Nog zieker.
|