Mama zit in haar kamer. Plots doet ze haar hand voor de ogen, ze zit stilletjes te wenen. Wat scheelter mama? vraag ik. Ze kijkt me met betraande ogen aan: Het doet me zo zeer het doet me zo zeer Ik kan niets meer alleen doen. Met alles hulp nodig Lastig, hoor! Ik neem haar eens goed vast. En mijn pa dan je kent hem, hé? zegt ze snikkend. Haar hele lichaamshouding en haar trieste gezichtje spreken boekdelen. Ze is in de vaste overtuiging dat ze flink onder haar voeten heeft gekregen van mijn grootvader voor het feit dat ze nog zó weinig kan. Ik heb van mama nooit anders gehoord of mijn grootvader was streng, heel rechtvaardig en enorm lief voor haar. Ik, als zijn enig kleinkind, werd door hem rot verwend. Ik vond hem en nu nog, jaren na zijn dood, de liefste pepe ter wereld. Hoe ze het nu in haar hoofd krijgt dat hij bij haar is langs geweest, en denkt dat ze van hem op haar donder kreeg, begrijp ik niet. Het zalallemaal wel zo erg niet zijn, mama troost ik haar. Neen? vraagt ze onzeker. Ik kan daar toch niets aan doen, hé? smeekt ze bijna. Natuurlijk niet, mama. Een dikke knuffel doet haar tranen verdwijnen.
Mama en ik besluiten om eens naar de bloemenwinkel in het dorp te wandelen. Ze heeft geen aandacht voor het appartementsgebouw, dat net naast de bloemenzaak ligt en waar ze bijna negen jaar woonde. Maar de chrysanten die reeds buiten staan, wil ze graag bekijken. Vooral de mooi opgemaakte bloemstukjes in de etalage krijgen haar aandacht. Ze wijst er ééntje aan: Dat vind ik het mooiste.Het zijn zijden bloemen, mama, geen echte, zeg ik. Mama met haar grote voorliefde voor de natuur en alles wat leeft, vindt het maar niks dat die bloemen niet echt zijn. Ze neemt me bij de arm: Kom we zijn weg, ze zouden ze ons kunnen geven." We proesten het samen uit en stappen vlug weg.
Ik vertel mama dat ik maandagavond, na het geven van de typeles, onze auto heb vast gereden op de speelweide van de school. Door de felle regen van zondag was de weide flink drassig geworden. Het was er niet aan te zien, maar het was wel zo. Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik weer, met veel hulp van lieve mensen, op het droge stond. Toch voorzichtig zijn, hé kind? zegt ze zorgelijk.
Als we terugkeren van ons wandeling en bezoekje aan de cafetaria staat het avondeten al klaar. Ik doe nog maar eens mijn verhaal aan Karoline, die al bij Marcel aan tafel zit. Ik vertel over de natte weide, de modder, het omhoog krieken van de auto om planken onder de wielen te steken en hoe een man heel traag netjes onze auto weer op de begane weg kreeg. Plots gaat mamas vinger de hoogte in: Ellen, en niet meer over water rijden hé! Karoline draait zich met een ruk in mijn richting, haar ogen wijdt open van verbazing: Ze is mee,Ellen.. ze is mee! Ik verzeker mama dat ik voorzichtig zal zijn. Ik geef haar een dikke zoen, maar haar aandacht is al weer bij haar boterhammetjes.