Direct naar artikelinhoud
Interview

“Racisme wordt vervolgd, islamofobie blijft straffeloos”

Op 1 januari 2017 kwam een Turkse Belg om bij een aan­slag in Istanbul. Een man die op Facebook racistisch reageerde, is nu veroordeeld.Beeld AFP

Een man die nu correctioneel is veroordeeld voor haatboodschappen op Facebook, had volgens rechtsantropoloog Jogchum Vrielink alleen door assisen berecht kunnen worden, omdat het om een drukpersmisdrijf ging. Alleen gebeurt dat nooit. “Daders kunnen nu de facto vrijuit gaan.”

Een man die op Facebook racistische én islamofobe reacties plaatste na de dood van een jonge Belg met Turkse roots, die omkwam tijdens een aanslag op een nachtclub in Istanbul op oudejaarsnacht 2017, is deze week veroordeeld tot zes maanden effectieve celstraf en een boete van 4.000 euro. Het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia had zich burgerlijke partij gesteld.

Jogchum Vrielink is het niet eens met de argumentatie van de rechter. “De uitspraken zijn gortig en volgens mij strafwaardig. Maar na lezing van het vonnis denk ik dat de correctionele rechtbank zich ten onrechte bevoegd achtte om ook te oordelen over islamofobe uitingen, die een drukpersmisdrijf zijn waarvoor alleen assisen is bevoegd.”

Jogchum Vrielink.Beeld rv

Waarom moet volgens u deze zaak door een volksjury worden beoordeeld?

Jogchum Vrielink: “De regel is dat persmisdrijven altijd naar assisen moeten, tenzij het om racistische persmisdrijven gaat. Wat is dan een persmisdrijf? Een persmisdrijf is geen op zichzelf staand misdrijf: elke gedraging die op basis van andere bepalingen strafbaar is gesteld, is tegelijk een persmisdrijf als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

“Die voorwaarden zijn dat het moet gaan om een meningsuiting die strafbaar is, in een tekst “die vermenigvuldigd is door een drukpers of een gelijkaardig procedé”. In 2012 oordeelde Cassatie dat ook verspreiding via internet zo’n ‘gelijkaardig procedé’ is. Tot slot moet er sprake zijn van daadwerkelijke openbaarheid.

“Wat betreft de zaak: sommige online-uitingen van de man waren racistisch, maar andere waren anti-islamitisch. Het Openbaar Ministerie had kunnen kiezen om enkel de racistische uitingen te vervolgen. Dan klopte dit vonnis. Maar dat deed men niet: ook uitlatingen zoals ‘fuck islam’ en het lachen met een aanslag op een moskee stonden centraal in de zaak. Maar anti-islamitische persmisdrijven vallen nog altijd onder de exclusieve bevoegdheid van assisen. En de regel van het Hof van Cassatie is: als er ook maar één onderdeel in een zaak een persmisdrijf oplevert, dan moet alles door assisen beoordeeld worden. Men had zich dus onbevoegd moeten verklaren.

“Collega Sofie Royer (KU Leuven) schreef recent, terecht denk ik, dat hetzelfde gold voor de zaak waarbij in juni voor het eerst een internettrol werd veroordeeld, die De Morgen-columniste Yasmien Naciri online had beledigd: ook dat had een assisenzaak moeten zijn, omdat het mede om islamofobe uitingen ging én men de inhoud van die uitingen beoordeelde. Het nadeel is dat door de kost en lange duur van dit soort zaken nooit een jury wordt samengeroepen voor persmisdrijven, waardoor daders de facto vrijuit kunnen gaan – uiteraard heel vervelend voor de slachtoffers.”

Waarom is voor islamofobe uitingen de jury bevoegd en voor racistische niet?

“De correctionalisering van racistische persmisdrijven gaat terug op de strijd tegen het toenmalig Vlaams Blok, dat migranten viseerde op basis van hun etniciteit. Men stelde vast dat men die partij en haar leden niet kon vervolgen, omdat men ze voor assisen moest brengen - wat ook toen al enkel gebruikt werd voor moordzaken en andere zware misdaden. De grondwet is vervolgens in 1999 gewijzigd, waardoor bij wijze van uitzondering persmisdrijven ‘ingegeven door racisme en xenofobie’ correctioneel vervolgbaar werden. De vzw’s van het VB werden nadien ook veroordeeld.

“Vandaag werkt die beperkte uitzondering pa­radoxaal. Haatuitingen op basis van etnische, bijvoorbeeld Marokkaanse, afkomst zijn nu correctioneel vervolgbaar maar als je haat spuit tegen moslims en holebi’s, dan kun je nog altijd alleen voor assisen vervolgd worden, wat nooit gebeurt. Het bizarre gevolg: racistische persmisdrijven worden vervolgd, islamo- of holebifobe persmisdrijven en seksistische blijven straffeloos.”

Moet islamo- en holebifobie dan ook door correctionele rechtbanken worden berecht?

“Veel juristen vinden de assisenprocedure voor het persmisdrijf achterhaald en willen die afschaffen. Zelf heb ik een minderheidsstandpunt: behoud het persmisdrijf voor assisen, maar blaas het nieuw leven in én spring er zorgvuldig mee om. De ongelijkheid tussen racistische persmisdrijven en andere is een feit, en niet te rechtvaardigen, maar je kunt die natuurlijk ook oplossen door racistische uitlatingen eveneens weer door de jury te laten beoordelen.

“Nu zijn er nogal veel zaken voor racistische uitingen en de rechtspraak is niet bepaald rechtlijnig. Het lijkt me beter om af en toe een sterk symbooldossier te hebben om te laten zien dat er geen straffeloosheid is, in plaats dat men, excusez le mot, voor elke scheet naar een rechter stapt.”

Waarom moeten persmisdrijven volgens u nog voor assisen komen?

“Om veel van dezelfde redenen dat de grondwetgever van het onafhankelijke België in 1831 besliste om pers- en politieke misdrijven voor een jury te brengen. Met de geschiedenis van de Franse en Nederlandse overheersing in het achterhoofd wilde men met assisen voor persmisdrijven voorkomen dat dissidenten en opposanten van het regime beoordeeld zouden worden door rechters afkomstig uit datzelfde regime. Professionele rechters hadden zich destijds te meegaand betoond in het toepassen van repressieve perswetgeving. Niet toevallig waren nogal wat leden van de grondwetgevende vergadering van toen zelf voor hun geschriften vervolgd geweest onder Willem I.

‘Schild en Vrienden was juridisch beter beschermd geweest als ze hun uitingen echt openbaar hadden gedaan’
Jogchum Vrielink

“Men voerde de jury ook in ter bescherming van de rechters, om te verhinderen dat men ze na­dien een schijn van partijdigheid zou kunnen verwijten, omdat persmisdrijven en politieke mis­drijven vaak tot controverse leiden. De reacties op het Vlaams Blok-arrest tonen dat dat gevaar niet denkbeeldig of achterhaald is. Tot slot zag men de invoering van de jury voor persmisdrijven als een extra vrijheidswaarborg: de procedure moest filterend werken, zodat alleen zwaarwichtige zaken voor het gerecht kwamen.

“Trouwens: het is helemaal niet nodig om elke assisenzaak twee weken te laten duren. En zodra een jury is samengesteld, zou die ook meerdere zaken na elkaar kunnen behandelen. Het hoeft niet zo duur te zijn als men denkt.”

Welke rechtbank moet dan oordelen over mogelijk racistische, islamofobe, negationistische en neonazistische uitlatingen op gesloten chatgroepen, zoals bij ‘Schild en Vrienden’?

“Voor de racistische uitingen maakt het niet uit: die kunnen correctioneel beoordeeld worden. Maar ook bij de islamofobe en seksistische uitingen kun je argumenteren dat ze niet naar assisen hoeven, gezien het gebrek aan openbaarheid van die besloten Facebook-groepen: daadwerkelijke én gewilde openbaarheid is immers een vereiste opdat het om een persmisdrijf zou gaan. Het paradoxale resultaat daarvan is dat Schild en Vrienden, de facto, beter juridisch beschermd was geweest door de grondwetsbepaling voor persmisdrijven als ze hun uitingen gewoon echt openbaar hadden gedaan. Nu zullen ze wellicht voor alle uitingen vervolgbaar zijn voor de correctionele rechtbank.”

De grens tussen humor en racisme is dikwijls dun, toonde deze week nog de oude ‘chocomousse’-post van Forza Ninove-voorzitter Guy D’haeseleer. Waar eindigt voor u de aangebrande mop en begint strafbaar racisme?

“Na de discussie over het persmisdrijf, dat bepaalt wie bevoegd is, is de vervolgvraag uiteraard altijd of de inhoud van een uiting wel zwaar genoeg is om veroordeeld te worden. Als ik kijk naar de rechtspraak, denk ik dat dat in dit geval niet zo zou zijn. Je kunt die man racisme aanwrijven op moreel vlak maar strafbaar lijkt het niet. Om vervolgd te worden moet het gaan om het actief aansporen tot haatdragend en discriminerend gedrag én je moet bovendien een kwaadwillige intentie aantonen: de lat voor veroordeling ligt dus vrij hoog.”