Direct naar artikelinhoud
column

Ik kan niet wachten tot de eerste Rolling Stone na Brian Jones doodgaat. Liefst allemaal samen!

Ik kan niet wachten tot de eerste Rolling Stone na Brian Jones doodgaat. Liefst allemaal samen!
Beeld Bob Van Mol

Mark Coenen, adviseur en opleidingshoofd van de Hasseltse hogeschool PXL, gaat op wandel met de week.

Het zal wel mijn morbide aanleg zijn, maar tegenwoordig word ik vrolijk van overlijdensberichten in de krant.

Die ik voor alle zekerheid eerst check om te zien of ik er zelf niet tussen sta.

In memoriam in de gloriam.

Ik ben op een leeftijd gekomen waarop mensen die ik bewonder steeds sneller de pijp uitgaan.

Stephen Hawkings dood zorgde ervoor dat de steeds mottiger meurende modderstroom van bagatellennieuws even gestopt werd

Dat heeft dan weer met hún leeftijd en hun levenswijze te maken. Zeker in de muziek.

Vroeger ging het via de heroïnespuit, nu is een overdosis fentanyl – opiumpilletjes die via eenvoudig te vervalsen voorschriften vlot te verkrijgen zijn – genoeg (Prince, Tom Petty, Dolores O’Riordan).

Of de hand aan zichzelf wegens depressie (Chris Cornell van Soundgarden en die smalle van Linkin Park. En Dolores O’Riordan).

Of kanker (Bowie, Cohen, France Gall, Johnny Hallyday). Of gewoon ouderdom (Toots).

Ze kunnen niet snel genoeg sneuvelen, want bij muzikanten heeft de dood ook goede kanten. Zij het meer voor de fans dan voor henzelf.

In plaats van al die nieuwerwetse ­tsingeltsjangel van mediocre mompelaars hoor je bij hun verscheiden op alle staats- dan wel privéradiozenders die prachtige muziek die voorheen slechts met mondjesmaat en ’s nachts om halfdrie op een playlist raakte.

Voor even stopt dan het geblaat. Er kan weer meegezongen worden in de file.

Ik kan niet wachten tot de eerste Rolling Stone na Brian Jones doodgaat. Liefst allemaal samen! In een vliegtuigramp! Gelijk Buddy Holly en de Big Bopper! Of die van Lynyrd Skynyrd!

Daar gaan we maandenlang ­plezier van hebben in allerlei ­soorten media.

Maar het moeten niet altijd muzikanten zijn: genieën in zelfrijdende rolstoelen mogen ook.

Deze week ontviel ons Stephen Hawking.

Zijn dood zorgde ervoor dat de steeds mottiger meurende ­modderstroom van bagatellennieuws even gestopt werd.

Even verstomde het geraas der Romeinse geschiedenisvervalsers, het statutaire selfkicken van de verkozenen des volks, het gender­gelijke gepruts in de marge, breed uitgesmeerd in actuarubrieken te allen kant.

Tijd voor lof en bewondering.

Hij was briljant, zegt men. Hij leerde ons naar de sterren kijken.

Ik ga ervan uit dat dat waar is, want ik heb niet lang genoeg doorgeleerd om zijn theorieën te verstaan. Terwijl ik niets tegen zwarte gaten heb, wel integendeel.

‘Niets raakt weg uit zwarte gaten en dus zullen ze niet krimpen’, stond er in de krant.

En: ‘Hij beperkte zich evenwel tot niet-roterende zwarte gaten. Collega’s toonden aan dat roterende zwarte gaten wél zouden kunnen krimpen.’ En zo ging dat nog een tijdje door. Een soort van filosofische metawetenschap, meer gebaseerd op intuïtie en briljantie dan op waarneembaarheid, waardoor het wel eens alle ­kanten tegelijk uitwaaiert, denk ik dan.

‘Roterende zwarte gaten’: kom er maar op.

Er zijn maar een paar mensen die begrijpen wat ik bedoel, zei hij, maar “I’m not one of them”.

Heerlijke, slimme uitspraak, waarmee hij zich voor altijd boven de kritiek stelde en als een ware popster, met dat Daft Punk-stemmetje van hem, aula’s en tv-programma’s over de hele wereld ­verbaasde met zijn levenslust en humor.

Twee miljoen keer werd zijn dissertatie uit 1966 waarmee hij doctoreerde in Cambridge gedownload. Zijn boeken ­werden bestsellers.

Geen mens die ze gelezen heeft, behalve Stijn Meuris en Lieven Scheire, natuurlijk, maar het bewees wel zijn ongekende populariteit.

Waarmee hij zich ook de gal en de toorn van zowat de hele wetenschappelijke wereld over zijn nek haalde, want populair zijn: dat hoort niet bij ­bollebozen.

Ook de bescheidenheid waarmee hij zijn wetenschappelijk werk telkens opnieuw bevroeg en nuanceerde, was ongezien.

Gelukkig zat hij niet in de politiek.

Hij zou het er geen vijf minuten ­uitgehouden hebben.

He was not one of them.