Direct naar artikelinhoud
Bart Eeckhout voor online.
StandpuntBart Eeckhout

De doorrekening van het Planbureau is een oefening in gezichtsbedrog

Bart Eeckhout is hoofdredacteur van De Morgen.

Komende vrijdag presenteert het Federale Planbureau de wettelijk verplichte doorrekening van de partijprogramma’s voor de komende verkiezingen. Dat moment, op exact één maand van de nationale stembusgang, moet het officiële startschot van de kiescampagne gaan worden. Het wordt, zo valt te vrezen, een valse start.

Nu al is duidelijk dat er weinig objectieve conclusies uit de rekenoefening te trekken vallen. Bij gebrek aan personeel en expertise heeft het Planbureau al snel de ambitie moeten opgeven om volledige kiesprogramma’s te controleren. Elke partij mocht dan maar vijf prioritaire voorstellen indienen. Partijleiders zijn wel goed maar niet gek: de dure, riskante ideeën blijven natuurlijk netjes opgeborgen.

Over ideeën voor gesplitste bevoegdheden als onderwijs of welzijn, kan het Planbureau zich al helemaal niet uitspreken. Want tja, niet bevoegd. Als daar maar geen nieuw onbetaalbaar idee van komt om ook het Planbureau dan maar in drie of vier delen te gaan splitsen.

Lees ook:

Kunnen de politieke partijen hun beloften wel betalen? Het Planbureau weet het ook niet

Radicaal denken

De doorrekening van het Planbureau is een oefening in gezichtsbedrog. Wat bedoeld is als een poging om meer ernst en realiteitszin in het politieke debat in te brengen, eindigt met juist meer illusionisme. Elke partij zal vrijdag kunnen claimen dat haar plannen de beste koop op de markt zijn: ieder zijn waarheid. Als het stof weer gaat liggen, is de kiezer niks wijzer geworden. Waarom doen we dit onszelf dan aan?

Het probleem met de berekening is fundamenteler. Blijkt immers dat het Planbureau verregaande voorstellen niet kán berekenen, omdat ze zich te ver ‘outside the box’ wagen. Denk aan de klimaatwet van Groen, de migratiestop van het VB of de miljonairstaks van de PVDA. Op die ideeën mag van alles aangemerkt worden, maar je kan niet ontkennen dat ze bepalend zijn voor de betreffende partijen. Het kan in een vrije democratie niet de bedoeling zijn dat partijen ontraden wordt om ‘radicaal’ te durven denken omdat de berekeningen daarvan buiten het budgettaire kader vallen.

Hier schuilt het belangrijkste risico. Terwijl een kiescampagne een feest van botsende overtuigingen hoort te zijn, worden partijen in een carcan van matiging geleid. Ideologisch debat dreigt vervangen te worden door een technische controle.

Het voorbije jaar heeft de federale regering op bijna onverantwoorde manier de begrotingsdiscipline losgelaten. Juist toen het echt over cijfers diende te gaan, bleef het stil: inkomsten zijn opgeblazen, het monitoringcomité van topambtenaren werd onder druk gezet … Het resultaat is een begrotingskrater van een miljard of 8.

Hoe partijen dat probleem willen aanpakken is absoluut een discussie waard. Maar als er één les te leren valt uit de opkomst van radicale of zelfs extremistische bewegingen in de westerse democratie, dan wel dat het riskant is om de bandbreedte van het politieke debat te laten bepalen door een vooraf opgelegde consensusdwang.