Direct naar artikelinhoud
Onderwijs

Lagereschoolkinderen spijbelen om voor broer of zus te zorgen

.Beeld Thinkstock

In vijf jaar tijd is het aantal spijbelaars in het lager onderwijs verdubbeld. Nooit eerder waren zoveel kinderen problematisch afwezig. "Het is een erg kwetsbare groep. Die kinderen moeten thuisblijven om voor broers of zusjes te zorgen", zegt socioloog Bram Spruyt. 

2.957 leerlingen bleven in 2015-2016 weg van de schoolbanken in het basisonderwijs, blijkt uit cijfers die Het Laatste Nieuws kon inkijken. Dat is een verdubbeling: in het schooljaar 2010-2011 noteerde de overheid nog 1.380 problematische spijbelaars. "Er was in 2015-2016 met andere woorden één kind op de 250 problematisch afwezig, in 2010-2011 was dat nog één op de 500", zegt Vlaams volksvertegenwoordiger Steve Vandenberghe (sp.a), die de cijfers opvroeg bij onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V).

Wie zijn die spijbelaars van vijf, zes, zeven jaar? "Het gaat niet om jongeren die geen zin hebben om naar school te gaan of een paar dagen school skippen voor een reis", zegt professor sociologie Bram Spruyt (VUB), die spijbelen onderzoekt. "Het gaat vooral om kinderen die thuis moeten blijven om voor jongere broers of zusjes te zorgen. Kinderen die een moeilijke thuissituatie hebben en het financieel niet breed hebben. Een zeer kwetsbare groep dus." Hij vermoedt dat een aantal jonge spijbelaars een jaar lang niet op de schoolbanken zit en noemt de stijging zorgwekkend.

Sneller alarm

Dat zegt ook Steve Vandenberghe. "Uit onderzoek blijkt dat het cruciaal is dat kinderen zo jong mogelijk stipt naar school gaan. Anders lopen ze meer kans op leerachterstand of zelfs om de school zonder diploma te verlaten. En dat is dan weer nefast voor hun toekomst op de arbeidsmarkt."

'Het gaat niet om jongeren die geen zin hebben om naar school te gaan of een paar dagen school skippen voor een reis'
Professor sociologie Bram Spruyt (VUB)

Zowel professor Spruyt als sp.a’er Vandenberghe erkent dat de Vlaamse regering inspanningen doet om spijbelaars beter op te volgen. In juni 2015 pakte minister Crevits uit met een hele reeks maatregelen. Zo trekken scholen sneller dan vroeger aan de alarmbel. "Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) worden ingeschakeld na vijf halve dagen afwezigheid in plaats van tien. De definitie van problematische afwezigheden is aangepast van dertig halve dagen naar vijftien", zegt het kabinet. In de statistieken wordt weliswaar nog altijd uitgegaan van dertig halve dagen, om de evolutie te kunnen blijven volgen.

Op huisbezoek

"Maar zijn scholen en CLB’s wel voldoende gewapend om de richtlijnen rond spijbelen op te volgen?", vraagt Vandenberghe zich af. "Schooldirecteurs hebben nu al een takenpakket om u tegen te zeggen en ook CLB’s kreunen onder de hoge werkdruk." Hij vraagt de minister om de inzet van ‘brugfiguren’ in scholen te onderzoeken. "Zij proberen via verschillende initiatieven de kloof tussen de school en de ouders te dichten en leerlingen opnieuw op de schoolbanken te krijgen. Reageren ouders niet op hun toenaderingspogingen, dan plannen ze een huisbezoek in. Een paar scholen in Gent en Kortrijk zetten hen al in. Als zij goede resultaten boeken, lijkt het me aangewezen brugfiguren structureel in te zetten. Maar voor extra personeel zijn extra middelen nodig."

Mirakels

Minister Crevits gelooft in de rol van brugfiguren. "Want een problematische afwezigheid aanpakken vraagt een globale benadering", zegt haar woordvoerster. Maar dat wil niet zeggen dat ze er meteen budget voor gaat vrijmaken. "Gemeenten krijgen jaarlijks vanuit het Gemeentefonds 3,5 procent meer middelen van de Vlaamse regering. Steden kunnen dan de keuze maken om die te gebruiken om brugfiguren in te zetten." Volgens professor Spruyt zijn brugfiguren alleszins geen slecht idee. "Elk voorstel om de vertrouwensband te verbeteren lijkt me goed, maar er is geen echte mirakeloplossing. En het is geen problematiek die de minister van Onderwijs in haar eentje kan bestrijden."