Direct naar artikelinhoud
ColumnDe Twaalfde Man

Frank Kramer was een van de eerste cultvoetballers; zo’n type dat tegenwoordig geen schijn van kans meer heeft

Frank Kramer was een van de eerste cultvoetballers; zo’n type dat tegenwoordig geen schijn van kans meer heeft

De stand in de finale van Major League Soccer tussen Atlanta United en Portland Timbers was zaterdagnacht nog 0-0 toen de commentator op Eurosport, oud-voetballer Frank Kramer, over de dood begon te praten. In de beslissende wedstrijd van de Amerikaanse voetbalcompetitie golfde het spel intussen op en neer.

Je kunt de dood letterlijk nemen, zei Kramer (71), maar ook figuurlijk. Daarna las hij een gedicht voor. Het was van Willem Wilmink en het ging over het leven na de dood.

In het stralendst van de hemel

zal ik niet zijn neergezeten,

want daar is allang geen plaats meer

voor neurotische poëten,

maar bij al die muzenzonen

die te veel hebben gezopen,

componisten, schilders, dichters,

kan ik zo naar binnen lopen.

Over het commentaar van Kramer op Eurosport was deze week veel te doen. Dat was begrijpelijk. In zijn laatste wedstrijd voor Eurosport zei hij anderhalf uur lang niets over het spel. Zelfs Sierd de Vos, de Ziggo-commentator die bekend staat om zijn uitweidingen over voetbalvrouwen en lokale restaurants, had hier zijn vingers nog niet aan durven branden.

Kramer zong een liedje van Frank Sinatra, vertelde talloze anekdotes over zijn leven en reageerde pissig toen Atlanta scoorde, want hij was net zo lekker op dreef. Er was ophef, Europort bood excuses aan, collega’s reageerden verdeeld en Kramer vertelde maandag bij Veronica Inside dat hij dit zelf geregisseerde afscheid als het hoogtepunt van zijn leven beschouwde. 

Voor wie aandacht wil, was het een geniale zet. Er verschenen interviews met hem en de uitnodigingen om in tv- en radioprogramma’s op te draven stroomden binnen.

Het ging weer even over zijn voetballoopbaan (trefwoorden: omstreden, grillig, linksbuiten), zijn tv-carrière (Hints, Boggle) en zijn nummer 1-hit met Full House, Standing on the inside uit 1976 waarop hij nauwelijks te horen is, want zingen bleek hij niet te kunnen.

Frank Kramer was geen gewone commentator. Dat bleek onder meer toen hij keurig verslag deed van een wedstrijd tussen Oostenrijk en Zwitserland en drie kwartier lang dacht dat de Oostenrijkers de Zwitsers waren, en de Zwitsers de Oostenrijkers. Niemand heeft er ooit iets over gezegd, zei hij er later over.

De afgelopen twee jaar hoorde ik twee keer iemand een goed verhaal over Kramer vertellen. Toen Ruud Gullit herinneringen ophaalde aan zijn tijd bij Haarlem, kwam Kramer ter sprake. In het seizoen 1979-1980 reed Gullit soms met zijn oudere ploeggenoot vanuit Haarlem mee terug naar Amsterdam.

Kramer had een lelijke Eend. De auto stonk en was bezaaid met troep, een slaapzak en vuile kleding onder meer, inclusief een ‘onderbroek’. Vijfendertig jaar later vond Gullit dit nog steeds ontzettend grappig.

In een gesprek van het creatieve collectief Brilstand met drie oud-spelers van FC Amsterdam, Frits Flinkevleugel, Abe van den Ban en Gerard van der Lem, viel zijn naam ook. Het ging over de keer dat trainer Pim van de Meent hem tijdens een uitwedstrijd tegen NEC opdracht gaf warm te lopen.

Dat deed hij pas nadat hij in de gangen van de Goffert een telefoon had gevonden. Kramer wilde eerst zijn moeder bellen om te zeggen dat ze de radio aan moest zetten, voor Langs de Lijn, omdat hij zou invallen en zijn naam zou worden genoemd.

Kramer was een van de eerste cultvoetballers, een eenling die zijn eigen gang ging en weigerde de mores van de voetballerij serieus te nemen; zo’n type dat tegenwoordig geen schijn van kans meer heeft. Het is om dezelfde reden als destijds dat Kramer zo veel reacties uitlokt. Hij relativeert het belang van voetbal en drijft de spot met de loodzware ernst. 

En waarom zou je, midden in de nacht, ook eigenlijk serieus verslag doen van een Amerikaanse voetbalwedstrijd? Dan inderdaad maar liever een gedicht van Willem Wilmink, supporter van FC Twente overigens.