De vrouwenkwestie speelde in de SGP altijd een hoofdrol
Den Haag
In 1917 werd in de Grondwet opgenomen dat vrouwen zich verkiesbaar mochten stellen. Maar het standpunt dat partijoprichter dominee Henri Kersten hierover formuleerde in de SGP-beginselen was kraakhelder: op grond van de Bijbel was zowel het actief als het passief kiesrecht (kiezen en gekozen worden) ‘in strijd met de roeping van de vrouw’. De nieuwe partij op het Nederlandse politieke speelveld werd door buitenstaanders getypeerd als strijdend tegen de ‘drie V-s’: verplichte verzekering, vaccinatie en vrouwenkiesrecht. Als predikant van de Gereformeerde Gemeente te Yerseke verdedigde Kersten, in 1925, een groep vrouwen uit die plaats. Zij moesten zich bij de rechter verantwoorden omdat ze geweigerd hadden gehoor te geven aan hun stemplicht.
Kersten was gezegend met veel organisatorisch talent. Al in 1906, járen voor de oprichting van de SGP, kwam hij in verzet tegen verplichte vaccinatie van schoolgaande kinderen. De predikant groeide uit tot ‘emancipator, uitvinder en grondlegger van een volksdeel’, zegt John Exalto. De historicus maakt een vergelijking met Abraham Kuyper, die de ‘kleine luyden’ wist te mobiliseren. Kersten deed dat met de bevindelijk gereformeerden – de term ‘refozuil’ werd pas in de jaren tachtig uitgevonden. Hij wist, met verwijzing naar Psalm 35 vers 20, de ‘stillen in den lande’ een stem te geven. Kersten was een echte kanseltijger en liet het woord (letterlijk) galmen in de Tweede Kamer, zoals een rooms-katholieke journalist opmerkte.
Het was overigens maar goed dat deze Kersten in 1922 tot Kamerlid werd gekozen, en niet de eerste lijsttrekker uit 1918, Barend Leemans, bakker van beroep. Leemans wilde best het land in om stemmen te werven, maar, voegde hij zijn partijgenoten toe, ‘u moet niet op spreken rekenen, want u weet wel, dat ken ik niet’.
Kersten kreeg in de Kamerbankjes al snel gezelschap van dominee Pieter Zandt, die in 1925 voor de SGP werd gekozen. Hoewel Kersten het vrouwenstandpunt rechtstreeks uit de Bijbel meende te kunnen afleiden, stond zijn collega Zandt er als hervormd predikant anders in. Die had geen moeite met vrouwen die naar de stembus gingen.
spanning
Na de Tweede Wereldoorlog, toen Zandt Kersten als partijleider was opgevolgd, deed hij zelfs de oproep: ‘geen kiezer blijve thuis, het kan op de laatste stem aankomen’.
Ook in de jaren twintig zat er al spanning op het officiële vrouwenstandpunt van de SGP: Kersten was mede door de stemmen van vrouwen tot Kamerlid gekozen. Henk Post, die in 2009 promoveerde op het vrouwenstandpunt van de SGP, concludeert dat Kersten zijn partij in deze kwestie belastte met ‘principiële uitspraken’.
Door de vele rechtszaken die gevoerd zijn tegen de SGP in de jaren negentig van de vorige eeuw en de eerste dertien jaren van deze eeuw, kan het beeld ontstaan van een eensgezinde partij die door de boze buitenwereld wordt aangevallen op onwelgevallige standpunten. Dat klopt niet, zegt Post. Als gevolg van de emancipatie in eigen kring en de (gedeeltelijke) assimilatie zou het vrouwenkiesrecht binnen de SGP er volgens hem ook zijn gekomen. Er was sprake van een ‘verschuiving in de overtuiging van de leden’, stelt Post. Eind vorig jaar telde de SGP achthonderd vrouwelijke leden, 2,7 procent van het totale ledenbestand. In augustus 2013 werd de eerste vrouwelijke lijsttrekker aangewezen in Vlissingen. Lilian Janse werd op 18 maart 2014 het eerste vrouwelijke raadslid voor de SGP.
In de loop van de afgelopen eeuw is het optreden van de SGP in het parlement drastisch veranderd. De ‘getuigende dominees’ opereerden vanuit een ‘vrijwel absoluut isolement’ en schuurden af en toe tegen burgerlijke ongehoorzaamheid aan. Premier Hendricus Colijn sprak zelfs van het ‘opruiend vermogen’ van SGP-voorman Kersten.
Na het tijdperk van de predikanten, kwamen de ingenieurs op het politieke toneel als partijleider en Kamerlid. In die periode, van 1967 tot 2010, opereerde de SGP een stuk gematigder. De partij stelde zich constructiever op en werd ‘gouvernementeler’. Deels heeft dat te maken met een aanpassing van een leerstuk waar de SGP vanaf het begin van haar bestaan ook mee heeft geworsteld: de theocratie. Is dat enkel een belijdenis dat God de wereld regeert, of bevat het ook een concreet programma voor het overheidsoptreden?
theocratie
Journalist Klaas van der Zwaag constateert dat de ‘radicaal beleden theocratie’ in de loop der jaren plaatsmaakte voor een meer door de ‘politieke praktijk gemotiveerde tolerantie’. In dat proces kwam er steeds meer acceptatie van de godsdienstvrijheid. De partij maakt daarbij nu slechts de kanttekening dat ze ‘tegen godsdienstgelijkheid’ is.
De seculiere omgeving en de toenemende professionalisering van het politieke ambt, zorgt ervoor dat een ‘expliciete verwijzing naar bijbels religieuze opvattingen in de politiek illusoir is’, zegt Van der Zwaag met stelligheid.
Alleen in het debat over ethische zaken kan een verwijzing naar de Bijbel nog zinvol zijn. De SGP blijft nog altijd een luis in de politieke pels, zegt hij, maar, na honderd jaar klinkt het geluid van de SGP’ers ‘beduidend minder pretentieus’.
Daarbij doet zich een merkwaardige paradox voor, waar de politicologen Hans Vollaard en Rick van Well op wijzen. Juist in de 21e eeuw, terwijl Nederland almaar liberaler en seculierder wordt, gaat de SGP minder getuigen en zelfs deelnemen aan het politieke machtsspel. Het is de ontwikkelingsgang van verzet en opruiing uit het tijdperk-Kersten naar het actief gedogen van Kees van der Staaij van het kabinet-Rutte I en deelname aan de ‘constructieve drie’ ten tijde van Rutte II.
Het luidruchtig en waarschuwend preken vanaf de katheder in de Tweede Kamer maakte plaats voor actief en constructief meedenken met de regering, naar verluidt soms zelfs op de achterbank van de dienstauto van de premier. <
‘Ja, ik ben nog steeds lid, al is het wat slapend.’ Van de eeuw die de SGP bestaat, is Riet Grabijn meer dan een derde van die tijd lid. Samen met mevrouw Van Donge werd zij eind 1984 lid van de Haagse SGP-kiesvereniging. Sinds die tijd is er veel veranderd binnen de SGP, constateert het eerste vrouwelijke SGP-lid. ‘Ik vind dat een goede zaak. De partij heeft in Den Haag goede vertegenwoordigers. Ook is men niet langer, zoals in mijn tijd het geval was, bang voor de tv-camera’s. Dat partijleider Kees van der Staaij over de nodige, droge humor beschikt, ziet Riet Grabijn als een pre. ‘Hij staat met beide benen in de maatschappij.’ Ze wenst de partij standvastigheid toe ten opzichte van haar beginselen en hoopt dat de SGP de ogen openhoudt voor de ontwikkelingen in de samenleving, door af te keuren wat verkeerd is en het goede te benoemen. ‘Ik wens ze een fijne partijdag toe en hoop dat de partij nog vele jaren voor Nederland behouden blijft.’
In 2014 werd Lilian Janse beëdigd als eerste vrouwelijk SGP-raadslid. ‘Ik feliciteer de SGP van harte met dit eeuwfeest. Mijn wens is dat de partij goed vertegenwoordigd blijft in alle lagen van de bevolking: rijk en arm, jong en oud, man en vrouw, hoog- en laagopgeleid. Het voordeel van de refozuil is dat je daarbinnen iedereen nog tegenkomt: de metselaar en de jurist. Ik heb wel mijn zorgen, als ik zie wie er nu actief zijn bij de SGP-jongeren, dat is allemaal HBO en universiteit. Met hen alleen verlies je het contact met de timmerman, de schoonmaker en de metselaar.’
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart ging de SGP in Vlissingen van een naar twee zetels. Een Janse-effect? ‘Men zegt van wel. Ik was de afgelopen jaren in Vlissingen heel zichtbaar en dat is door de kiezer beloond.’
Janse vindt het fijn dat er nu twee SGP’ers in de gemeenteraad zitten. ‘Ik vind de lokale politiek prachtig om te doen, omdat de afstand tot de burger zo klein is. Dat zal in de landelijke politiek heel anders zijn. Maar daarover zeg ik: zeg nooit ‘nooit’.’
Peter Op ’t Hof is voorzitter van de Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen. Deze sinds 1977 bestaande stichting geeft het blad In het Spoor uit waarin wordt teruggevallen op de koers die partijoprichter ds. Henri Kersten heeft uitgezet. Op ’t Hof is ‘dankbaar voor wat we nog hebben in de SGP, dat waarderen we’. Maar een felicitatie aan het adres van de jubilaris valt hem moeilijk. ‘De SGP is hoe langer hoe meer van de oorspronkelijke beginselen af komen te staan. Dat is indroevig.’ Ondanks de kritiek op de SGP leven er geen concrete plannen voor het oprichten van een nieuwe, zuivere politieke partij. Zou Op ’t Hof in Ede wonen, dan wist hij het wel, hij zou op de partij stemmen die zich van de SGP heeft afgescheiden. Zou hij daarentegen in Amsterdam of Vlissingen wonen, waar vrouwelijke SGP-lijsttrekkers waren, dan zou hij niet gaan stemmen. Wat de stichting vooral hindert is dat ‘de SGP is afgedwaald ten aanzien van het vrouwenstandpunt’. ‘Het geweten van de vrouw is beslissend geworden en daarmee boven Gods Woord geplaatst’, aldus Op ’t Hof. Dat de SGP steeds meer de geestelijke vrijheid, zoals godsdienstvrijheid is gaan omarmen, is in de visie van de stichting eveneens een ‘afwijking van de bijbelse beginselen’.