Direct naar artikelinhoud
DagboekHans Christian Andersen

Dagboekfragment: In Rotterdam kun je de meisjes van plezier zien dansen

Erik van den Berg deelt dagelijks een opmerkelijk fragment uit zijn verzameling historische dagboeken.

Rotterdam, 21 juni 1874

Ellendig geslapen. Kneppelhout liet een rijtuig komen om me naar het station te rijden. Hij wil alles betalen. Hij nodigde me uit om bij hem te komen logeren, als ik weer eens naar Nederland kwam. Het afscheid viel mij zwaar. Verwonderlijk toch in korte tijd mensen lief te krijgen en dan dadelijk daarop weer uiteen te gaan.

Over Delft en Schiedam naar Rotterdam gereden, dat een grootse aanblik biedt. Met een kruier op zoek naar de heer Rochussen, die ik in het Athenaeum trof. Hij nodigde mij bij zijn vrouw uit. Maar ik bedankte, omdat ik te moe was.

Op de terugweg vroeg ik de kruier of er hier een schouwburg was. Hij zei, dat Rotterdam een vreemdeling niets te bieden had, behalve dan om meisjes te zien dansen. Ik vroeg wat dat voor meisjes waren, waarop hij antwoordde: meisjes van plezier. Toen ik ‘o, bedoelt u dát’ zei, vertelde hij dadelijk dat hij er een kende, die tot de eerste klas behoorde.

Zij werd door een jeugdig heer onderhouden, maar die was weg en indien ik wilde kon ik de avond bij haar doorbrengen voor tien gulden, dat was een uitzonderlijk buitenkansje, zei hij.

‘Ja, maar dat is toch niets voor mij’, zei ik. ‘U ziet: ik ben maar zwak.’ ‘Maar daar word je sterk van’, zei hij. Ik gaf de kruier z’n congé, misschien om niet in de verleiding te komen.

Hans Christian Andersen (1805-1875), Deense sprookjesschrijver. Ingekort fragment uit Hans Reeser: Andersen op reis door Nederland. Walburgpers, 1976.