Direct naar artikelinhoud
column

Ik heb geen zin om te begrijpen waarom ik ergens de rekening niet mag betalen, zei mijn vrouw

Marnix Peeters.Beeld Bob Van Mol

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters (°1965) over vrijheid, vogels en zijn vrouw.

Om even aan het verdriet en de donkerte te ontsnappen, waren mijn vrouw en ik enkele dagen naar Tanger gereisd, een bruisende havenstad ver weg van de tl-sfeer van de ziekenhuiskamer, hoopten wij.

Ik had het toch anders verwacht, zei mijn vrouw op de avond van onze terugkeer, toen wij in een Hasselts cafeetje een Cornet en een Rodenbach zaten te drinken, genietend van ‘Moondance’ van Van Morrison, dat daar opstond. Als straks mijn Marokkaanse vriendin vraagt hoe het was, moet ik antwoorden: ik was in een stad waar ik als vrouw nergens écht welkom was. In de theehuizen werd ik korzelig gedoogd, ik ben nieuwsgierig genoeg om eens zo’n moskee vanbinnen te zien maar dat mocht niet, en op straat liep ik tussen hoofdzakelijk mannen van wie de meesten zeer vriendelijk waren, maar nu en dan siste er ook één nerveus naar mij. Het was een ervaring, het was fascinerend, ik heb er veel van bijgeleerd, maar ik ben er ook wel ongerust door geworden.

Het is er daar niet gelijker op geworden, beaamde ik.

In Tanger was alles alleen heel oud. Alleen mannen met een thee

Ik dacht dat het zoals Istanbul zou zijn, zei mijn vrouw – daar was zij enkele jaren geleden met haar zus op vakantie. Twee werelden die met elkaar versmelten. Heel oud naast heel nieuw. Bruisende cafés naast verstilde koffiehuizen. Je kiest maar. In Tanger was alles alleen heel oud. Alleen mannen met een thee. Een weggestopt winkeltje waar je achterin een fles wijn kon kopen, die je dan goed verpakt in papier en plastic, om op straat niemand voor het hoofd te stoten, naar je hotel moest smokkelen. Die factuur die maar niet van geslacht wilde veranderen.

Zij had tot drie keer toe aan de jongeman aan de receptie gevraagd om de hotelfactuur op haar naam te zetten, aangezien zij haar betaalkaart ervoor had gebruikt, maar bij het uitchecken stond er nog altijd PEETERS M bovenaan, waarna de man, ongemakkelijk grinnikend en met zijn schouders trekkend, had gezegd dat het gevraagde ‘ongebruikelijk’ was.

Ongebruikelijk, mijn oor, zei mijn vrouw in de taxi naar de luchthaven. Je hebt je niet te bemoeien met hoe andere mensen hun leven en hun maatschappij organiseren, maar ik word niet graag zo behandeld. Ik heb geen zin om te begrijpen waarom ik ergens niet binnen mag of de rekening niet mag betalen, puur omwille van mijn geslacht. Er is geen boek, hoe oud en voornaam ook, waarin dat kan worden uitgelegd. En áls het uitgelegd wordt: schrappen die handel. Je kunt je toch niet voorstellen dat er aan de ingang van de kathedraal in Antwerpen een mannetje met een mijter op staat dat zegt: u mag er niet in, u voldoet niet aan de voorwaarden van de Schepper? Dat is toch alleen maar grotesk en belachelijk?

Ik bestel nog een Cornet, zei ik – mijn zieke moeder bleef mij voor de ogen dansen, hoewel er in het echt niet veel meer gedanst wordt, en de wereld en haar gemangel konden mij tot nader order grotendeels gestolen worden.