Direct naar artikelinhoud
InterviewNoëmi Plateau

Noëmi Plateau, vriendin van Lidewij Nuitten: ‘Ik was niet bang om mij te outen, het was gewoon te veel. Ik wilde niet én Chinees én geadopteerd én biseksueel zijn’

Noëmi Plateau: ‘Lidewij vroeg zich af: mag dit wel? Mogen we elkaar blijven zien?’Beeld Joris Casaer

Lidewij Nuitten heeft de gewoonte haar programma’s vanuit een erg persoonlijke insteek te beginnen. Maar niet alleen de insteek is persoonlijk: ergens in de nasleep van We Are Family moet er een vonk zijn overgeslagen tussen haar en Noëmi Plateau, een van de twee adoptiezussen die Lidewij leerde kennen tijdens het maken van haar reeks.

Twee jaar geleden leerden we Noëmi kennen, toen net afgestudeerd als illustratrice aan het KASK. Samen met haar zus Anéline had ze Lidewij een brief geschreven: of Lidewij hen wilde helpen bij het zoeken naar hun biologische ouders. Lidewij stemde toe en zes afleveringen van We Are Family later waren we getuige van de verlossende videocall van Noëmi: er was een DNA-match gevonden met een man in China die haar vader moest zijn. ‘It’s a complete match, no doubt about it’, werd haar verzekerd, maar even later ontstond er toch twijfel over de verwantschap tussen haar en die vreemde man ver weg. Met die verwarrende boodschap liep We Are Family af.

Fast forward naar vandaag: Noëmi zit opnieuw tegenover ons aan een tafeltje. Het was ons namelijk opgevallen dat ze na het einde van We Are Family niet was verdwenen van Lidewijs sociale media, en vice versa. In deze tijden kan dat maar één ding betekenen: liefde.

Bovendien is Noëmi sinds kort opnieuw te zien op tv. Ze heeft een rubriek in Iedereen beroemd, waarin ze raamtekeningen maakt voor ziekenhuispatiënten.

Er was ons nog iets opgevallen: in haar programma De maagdenclub werd elke maagd die Lidewij wist te strikken voor haar club voorgesteld met een tekening. In die illustraties herkenden we jouw tekenstijl.

Noëmi Plateau: “Helemaal juist. ‘Lidi’ vroeg me of ik die clubleden wilde tekenen voor haar programma. Natuurlijk zei ik meteen ja. Als je lief dat vraagt, dan doe je dat. Ik had het vreemd gevonden als ze het aan iemand anders had gevraagd.

“Toen we een koppel werden, stond De maagdenclub net in de startblokken. In het begin dacht ik dat de reeks vooral zou gaan over vulvodynie en andere aandoeningen die alleen vrouwen treffen. Goed idee, vond ik: de geneeskunde weet nog altijd veel minder over het vrouwenlichaam dan over dat van de man.”

Wist je toen al dat Lidewij lijdt aan vulvodynie, een aandoening die penetratie pijnlijk en zelfs onmogelijk maakt?

“Ja. Ze had het al laten vallen vóór we een koppel werden. Ik dacht: wat goed dat ze daarover iets wil maken.”

Uiteindelijk werd het een veel bredere reeks, die niet zozeer ging over zulke aandoeningen, wel over maagden.

“Ik had er een dubbel gevoel bij: enerzijds vond ik het goed dat Lidi maagdelijkheid uit de taboesfeer haalde. Zoveel mensen hebben haar achteraf laten weten dat ze nog maagd waren. Dat is mooi. Ik was zelf ook een laatbloeier: op de middelbare school was ik niet echt met relaties bezig. Ik weet hoe ongemakkelijk het voelt om nog maagd te zijn in een samenleving waarin alles, van reizen tot restaurants, afgestemd lijkt op koppels. Maar ik had het moeilijk met wat de pers allemaal schreef in de marge van de reeks. Op een gegeven moment kon ik geen krant meer openslaan, zonder dat er in vette letters stond: ‘Lidewij, de oppermaagd.’”

Terwijl jij, als lief ván, wel de lakens deelt met die oppermaagd.

“Precies. Veel kijkers gingen ervan uit dat Lidi geen relatie had. Ook al zei ze van wel in interviews.”

Voelde het alsof je niet bestond?

“Ja. Bestaansrecht is voor mij sowieso een ding, omdat zelfs mijn biologische ouders op dit moment niet weten waar ik ben. Diep vanbinnen draait het daarom.

“Toen De maagdenclub op tv kwam, waren Lidi en ik anderhalf jaar samen. Dat ze me in de reeks niet expliciet als haar lief benoemde, gaf mij inderdaad het gevoel dat ik niet bestond. Dat lag toen heel gevoelig. We zagen het allebei anders en we hebben er veel over moeten praten, maar daardoor zijn we elkaar wel beter gaan begrijpen. Nu zou ze het programma niet meer op dezelfde manier en met hetzelfde format maken.”

Je zei dat je zelf ook een laatbloeier was. Heb je, net als Lidewij, lang rondgelopen met de gedachte: wat is er mis met mij?

“Ja. En dan plakte ik er vanzelf de gedachte aan: het zal wel te maken hebben met het feit dat ik er Aziatisch uitzie. Wie wel in mij geïnteresseerd was, verdacht ik van een fetisj voor Aziatische vrouwen. Ik had lange tijd het gevoel dat ik zou eindigen met een oudere man die me koos om mijn uiterlijk. Dat wilde ik helemaal niet.”

Heb je aan je eerste bedpartner gevraagd of zijn keuze met je Aziatische roots te maken had?

(lacht) “Niet met zoveel woorden. Zo voelde het ook zeker niet. Daarna heb ik wel een keer seks gehad met een jongen die vóór mij een relatie had met een Japans meisje. Toen dacht ik: hmm, misschien toch beter niet. Ik zag opeens een patroon, terwijl je mensen natuurlijk niet kwalijk kunt nemen dat ze een type hebben.”

‘Door mijn adoptie ben ik jaren van mezelf weggelopen, tot het niet meer kon. De psycholoog zei: ‘Bij jou is het een eetstoornis geworden, maar het had net zo goed een alcoholverslaving kunnen zijn.’’Beeld VRT

CLINICLOWNS

Sinds kort heb je een eigen rubriek, ‘Vooruitzicht’,
in het programma Iedereen beroemd.

“Lidi en ik hebben het concept samen bedacht op een zonnige dag in het park van Jette. In ‘Vooruitzicht’ ga ik op bezoek bij patiënten in het UZA. Mijn vraag is simpel: waar kijk je naar uit als je weer weg mag uit deze kamer? Op basis van hun antwoord maak ik een raamtekening. Ik geef hun letterlijk een vooruitzicht.”

In de eerste aflevering tekende je een portret van een man met leukemie, met allemaal armen om hem heen.

“Hij moest een maand lang in quarantaine blijven. Wat hij het meest miste, waren de knuffels van zijn vrouw, zijn kinderen en zijn kleinkinderen.”

Toen hij je raamtekening zag, kreeg hij tranen in z’n ogen.

“Het zijn stuk voor stuk zware verhalen van mensen die lange tijd in het ziekenhuis moeten blijven, maar ik heb het gevoel dat ik met mijn tekening echt iets kan betekenen. Zie het als wat de cliniclowns doen, maar dan voor volwassenen. Die kunnen ook wel wat vrolijkheid gebruiken.”

Ging je het idee voor de rubriek pitchen bij de VRT als de-vriendin-van?

“Lidi is het idee eerst alleen gaan pitchen – ze heeft tenslotte lang bij Iedereen beroemd gewerkt. Daarna ben ik erbij gekomen. Het leukste is om elkaar op creatief vlak aan te vullen. Zo hebben we samen een idee bedacht voor een jeugdfilm. Lidi focust vooral op het schrijven, ik op de illustraties voor de animatie.

“Ik heb zelf ook ervaring met tv-producties, maar dan vooral bij VTM. Tot voor kort was ik fulltime aan de slag als grafisch vormgever op de set van Milo. Ik heb ook al voor Familie en De buurtpolitie gewerkt. Ik mocht alle fake documenten maken die je ziet op het scherm: identiteitskaarten, pv’s… Ik merkte al snel dat ik graag op een set sta. Daarin verschillen we: ik werk graag samen in groep, Lidi is een eenmansbedrijf. Ze doet alles zelf: ze bedenkt, schrijft, filmt en monteert.”

In een vorig interview zei ze: ‘Als andere mensen iets van me overnemen in het creatieve proces, heb ik het daar soms moeilijk mee. Ik heb vaak te weinig vertrouwen in de aanpak van anderen en dan kan ik weleens in een monstertje veranderen.’ Ze heeft graag alle controle.

(lacht)“Klinkt bekend. Daarom heb ik me al de bedenking gemaakt: misschien moeten we toch niet té nauw samenwerken. Dat is niet gezond voor een relatie.

“Ik denk wel dat Lidi milder is geworden met de jaren. Vroeger was ze heel hard – dat zegt ze toch. Ze laat een project ook niet meer haar hele leven overnemen. In het verleden heeft ze daar relaties op zien stuklopen. In het begin waarschuwde ze me daar zelfs voor, maar ik wist niet goed wat ik daarmee moest. Er zijn vast ook dingen aan mij die een relatie moeilijk maken.”

Zoals wat?

“Mijn verlatingsangst. Dit is mijn eerste echte relatie. Voordien heb ik wel wat dingetjes gehad, maar niks zo ernstig dat je ook naar elkaars familiefeesten gaat.”

In ons vorige gesprek vertelde je dat je het altijd op een lopen zette in de liefde.

“Dat was mijn strategie: ik hechtte me nooit helemaal. Zolang het leuk en oppervlakkig bleef, vond ik het oké. Kwam iemand te dichtbij, dan ging ik lopen. Dit is de eerste keer dat ik dat niet doe. Ik weet nu waarom ik het lange tijd zo heb gedaan: dit is confronterender. Het risico op pijn is groter.

“Lidi is een keer last minute naar Ierland vertrokken. Ze had me dat wel laten weten – tien minuten vooraf! (lacht) Maar ik kreeg het knagende gevoel dat ze me in de steek liet niet van me afgeschud. Dat heeft alles te maken met het feit dat ik als baby ben achtergelaten. Het besef dat dat gevoel zo diep zit ingesleten, kwam toch als een shock.”

‘Lidi is net als ik spiritueel. Ik ben eens op retraite geweest in Spanje. Je urine werd er gefilterd, waarna die werd gebruikt om de planten te bewateren, en vervolgens aten we die planten op. Mijn ouders dachten dat ik in een sekte was beland.’Beeld Joris Casaer

DUITS LIEF

Had je als kind last van verlatingsangst?

“Nee. Ik begon niet te huilen wanneer mijn mama de kamer verliet, zoals sommige adoptiekinderen. Ik ging ook graag op kamp. Ik heb mezelf lange tijd wijsgemaakt dat ik het adoptiekind was dat géén last had van haar adoptie – ‘Bij mij speelt dat geen rol, het heeft mij niet bepaald.’”

Tot je als tiener een eetstoornis ontwikkelde.

“Elke dag stond ik op met slechts één vraag: wat ga ik doen om zo weinig mogelijk te eten? Zodra ik naar mijn gevoel een kruimel te veel op had, ging ik obsessief rondjes lopen in het park. Op den duur was ik niet meer aan het leven, maar aan het óverleven. Toen heeft mijn mama me naar een diëtiste gestuurd.”

Zij was de eerste die de link legde met je adoptie.

“Ik viel compleet uit de lucht: ‘Maar nee! Ik heb dat al lang verwerkt. Ik ben hier toch gelukkig?’ Ik was al jaren van mezelf aan het weglopen. Door die eetstoornis kon dat opeens niet meer. Achteraf ben ik ook met een psycholoog gaan praten. Ze zei: ‘Bij jou is het een eetstoornis geworden, maar het had net zo goed een alcoholverslaving kunnen zijn.’”

Kwam je geaardheid ook ter sprake?

“Ja. Het was alles samen. Het probleem was dat ik niks van mezelf aanvaardde. Ik aanvaardde mijn uiterlijk niet, mijn gewicht, mijn geaardheid... Ik was op geen enkel vlak de norm, terwijl ik niks liever wilde dan normaal zijn.”

Wist je al lang dat je op vrouwen viel?

“Voor ik illustratie ging studeren, heb ik eerst een diploma gehaald als leerkracht lager onderwijs. Dat was eigenlijk niks voor mij, maar mijn ouders zagen me liever eerst een diploma halen met werkzekerheid. In mijn laatste jaar ben ik vertrokken – of beter: gevlúcht – op Erasmus naar Nijmegen. Daar werd ik voor het eerst verliefd op een vrouw. En toch was ik zelfs toen nog niet helemaal overtuigd dat ik bi was. Met mijn lichaam voelde ik wel dat ik ook op vrouwen viel, maar in mijn hoofd klonk er een stemmetje: ‘Je valt óók op mannen. Dan kies je toch beter voor de makkelijke weg?’ Maar zo werkt het natuurlijk niet.”

Was je bang om je te outen?

“Ik vond dat wel wat eng. Mijn familie en vrienden hebben er nooit een punt van gemaakt. Mijn beste vriendin, die ook op Erasmus was in Nijmegen, maakte er minder problemen van dan ik. Maar voor mij was het te veel: ik wilde niet én Chinees én geadopteerd én biseksueel zijn. Het waren te veel labels op één hoop.”

Van die eerste verliefdheid op een vrouw ben je dus ook gaan lopen?

“Ja. Het was een Duits meisje. In zekere zin had ik de mislukking al ingebouwd: ik wist dat ik niet naar Duitsland zou verhuizen en zij zou niet naar hier komen. Omdat het toch maar tijdelijk was, voelde het veilig.”

Wat maakt dat je niet bent gaan lopen van Lidewij?

“Ouder worden, veronderstel ik. Ik zag iedereen rond me een lief krijgen en ik wilde niet alleen achterblijven. Ik heb in al die jaren ook best veel therapie gevolgd, waardoor ik mijn eigen patronen ging herkennen: ‘Ah, dit is wat ik doe.’ Plus: ik was gewoon heel verliefd, dat hielp (lacht). Mijn zus Anéline merkte het ook: ‘Je fladderde opeens door het leven.’ Ik ben nog maar een keer of drie écht verliefd geweest. Ik dacht: misschien moet ik er maar eens voor gaan in plaats van weg te lopen.”

‘Lidewij kan moeilijk de controle uit handen geven. Ik denk soms: misschien moeten we niet te nauw samenwerken. Vroeger was ze heel hard en liet ze projecten haar hele leven overnemen. Ze heeft er al relaties op zien stuklopen.’Beeld Joris Casaer

GEEN SEKTE

“Lidi en ik hebben veel raakvlakken. We zijn creatief, hebben dezelfde kijk op de wereld, en zijn ook spiritueel. Niet dat we zweverig zijn, maar we zijn allebei wel bezig met meditatie en inner child healing.”

Inner child healing klinkt behoorlijk zweverig.

(lacht) “Da’s waar. En toch zijn we best down to earth en relativeren we veel.

“Die spiritualiteit helpt me om de zoektocht naar mijn roots wat ruimer te trekken, om niet in mijn eigen verhaal te blijven hangen, maar om ook het grotere plaatje te zien. Ik probeer mezelf er wel voor te behoeden om niet in een of andere rabbit hole te belanden. Er zijn veel mensen die zomaar wat uit hun nek kletsen en azen op kwetsbare zielen. Eén keer ben ik naar een soort retraite gegaan in Spanje rond permacultuur. Daar probeerden we circulair te leven: je urine werd gefilterd, waarna die werd gebruikt om de planten te bewateren, en vervolgens aten we die planten op. Zo staat alles in verbinding met elkaar. Een boeiende ervaring. De man die de leiding had, heette Jesús. Mijn ouders dachten écht dat ik in een sekte was beland (lacht).”

Is de vonk tussen jou en Lidewij overgesprongen tijdens de opnames van We Are Family?

“Nee. De liefde was toen het laatste waar ik aan dacht. Die opnames waren zo’n heftige rollercoaster. Voor het eerst was ik echt bezig met mijn adoptie. En dan hadden ze op het eind ook nog eens mijn vader gevonden – of dat dacht ik toch. Mijn wereld stond even helemaal stil. Ik voelde allerlei pijn naar boven komen, waarvan ik niet eens wist dat die er nog zat. Ik heb toen veel gehuild. Dat was bijzonder: bij de psycholoog vind ik het altijd moeilijk om te huilen. Tijdens We Are Family kwamen de tranen vanzelf.”

Op het moment dat je hoorde dat ze je vader hadden gevonden, was Lidewij degene die naast je zat en een troostende arm om je heen sloeg.

“Ze stond op dat cruciale moment inderdaad heel dicht bij mij, maar daarna ben ik toch vooral in mijn bubbel gekropen. Voor meer dan die vreemde man ver weg en mezelf had ik geen ruimte.”

Daarna kwam de ontgoocheling: hij was misschien toch niet je biologische vader.

“Dat was niet makkelijk. Ik heb toen moeten zeggen: ‘Oké, nu schuif ik het allemaal even aan de kant.’ Ik had de rest van mijn leven verdrietig kunnen blijven, maar daarmee raak je geen stap vooruit.”

Toen was er opeens wel plaats voor de liefde?

“Dat denk ik wel. Lidi en ik zijn toen beginnen te daten, zonder het zo te benoemen. Het voelde heel natuurlijk: ‘Gaan we een wijntje drinken?’ – ‘Oké.’ ‘Gaan we naar een jazzconcert?’ – ‘Oké.’

“Zolang We Are Family liep, vond ik het moeilijk om te weten: in hoeverre is Lidi nu zichzelf, of is ze de regisseur die er alles aan doet om het best mogelijke programma te maken? Pas toen de opnames achter de rug waren, kon ik die gedachte loslaten. Toen pas wist ik zeker: dit is oprecht. Lidi zat trouwens ook met twijfels: mag dit wel? Mogen we elkaar blijven zien na het programma?

“De zoektocht van We Are Family had er ook wel voor gezorgd dat ik me eindelijk kon openstellen voor een relatie. Ik moest eerst stoppen met weg te lopen van mezelf, voor ik kon stoppen met weg te lopen van een ander. Ik moest ophouden met mezelf af te wijzen. Nu pas, in deze relatie, denk ik: oké, dit is wie ik ben.”

‘Ik was niet bang om mij te outen, het was gewoon te veel. Ik wilde niet én Chinees én geadopteerd én biseksueel zijn. Het waren te veel labels op één hoop’Beeld VRT

CHINESE SPION

Hoe zit het vandaag met je zoektocht? Ik heb nooit goed begrepen hoe het kan dat die DNA-match het ene moment absoluut zeker was, en het volgende toch weer niet.

“‘DNA liegt niet’, zeiden ze. Onlangs hoorde ik dat zinnetje opnieuw in Francisco Desir, het programma van Francisco Schuster over de zoektocht naar zijn biologische ouders. Ik riep naar het scherm: ‘Jawel! DNA liegt wél!’”

Toen een ander bedrijf naar de DNA-samples van jou en die man in China keek, bleken ze opeens toch geen complete match meer te zijn.

“Ik heb die samples later ook in België aan DNA-onderzoekers voorgelegd. Zij zeiden ook: ‘We kunnen niet met zekerheid zeggen dat dit je vader is.’ Niemand kan me uitsluitsel geven.”

Hoe kan dat?

“Dat snap ik nog altijd niet. Was het wel zijn DNA? Heeft hij het DNA van iemand anders opgestuurd? Is hij een tweelingbroer van mijn vader? Maar die heeft hij niet, zegt hij zelf. Er zijn zoveel vragen, het is zo verwarrend.”

Je schreef die man wel een brief.

“Ik schreef dat ik hem niks kwalijk nam, maar dat ik hem wel wilde vragen of hij misschien toch nog een andere stap kon zetten, eventueel via een commerciële DNA-databank. Gewoon, omdat ik uitsluitsel wilde. Maar ik denk niet dat die brief hem ooit heeft bereikt.”

In de twee dagen dat je geloofde dat jullie een match hadden, had je voor het eerst het gevoel dat je ergens vandaan kwam.

“Ik voelde voor het eerst dat ik hier niet uit het niets was gedropt, dat ik een ankerpunt had. Ik had foto’s van die man gekregen en herkende mezelf in zijn gezicht. Dat voelde heel speciaal.”

Ben je dat gevoel nu weer kwijt?

“Niet helemaal, al overvalt me soms toch weer die eenzame gedachte: waar kom ik dan vandaan? In oktober wil ik met Lidi naar China. Ik wil daar zijn en mensen rond me zien die op me lijken. Ik hoop dat dat me wat rust zal bieden.”

Ga je die man opzoeken, met eigen ogen speuren naar de gelijkenissen tussen jullie?

“Nee. Ik wil samen met Lidi het weeshuis zien en de plaats waar ik ben gevonden. Dat zal al meer dan genoeg emoties oprakelen. Misschien ga ik ooit naar die man toe, maar ik wil hem niet stalken.

“Later hoop ik nog eens terug te keren naar de provincie Anhui, waar ik vandaan kom, om er echt te gaan zoeken en flyers uit te delen. Dat lijkt me de juiste volgorde: eerst kennismaken met China, daarna pas zoeken.”

Het laat je niet los, hè.

“Nee, ik kán het niet loslaten. Ik blijf met een gemis zitten. Je begin bepaalt niet álles in je leven, maar het is wel een belangrijk punt. Ik heb die zoektocht naar mijn begin nodig om hier beter te kunnen functioneren. Het is eng om dat te zeggen: stel dat er nooit antwoorden komen. Maar ik zal er alles aan doen om die antwoorden te vinden.”

Dus je blijft de DNA-databanken checken?

“Ik blijf hopen op die verlossende ping! van een match. Onlangs hoorde ik van Nikwi (Hoogland, die haar biologische ouders heeft gevonden door posters op te hangen in China, red.) dat iemand via haar organisatie een biologische tweelingzus had gevonden. Dan denk ik: zie je wel, het kán. Waarom zou ik niet de volgende zijn?

“Ik heb elke aflevering van Francisco Desir gezien en ik heb bij elke aflevering gehuild. Het was herkenbaar: zoeken en toch niet vinden. Achteraf kwamen er wat negatieve reacties op de reeks, omdat ze de problemen van interlandelijke adopties niet voldoende zou duiden. Voor mij had het beeld realistischer gekund, maar er werd nu ook niet bepaald een mooi sprookje opgehangen. Behalve die ene pleegmoeder die hem als baby een tijd heeft opgevangen, heeft Francisco ook nog niemand van zijn familie gevonden.”

Wantoestanden uit het verleden hebben ervoor gezorgd dat er sinds eind vorig jaar een adoptiepauze is ingelast voor interlandelijke adopties. Je mama heeft het moeilijk met de discussies daarrond.

“Ze heeft soms het gevoel dat adoptieouders nu met de vinger worden gewezen. Voor mij mag het adoptiesysteem helemaal herbekeken worden, maar ik neem mijn ouders niks kwalijk. Ze konden zelf geen kinderen krijgen, kenden een ander koppel dat een meisje uit China had geadopteerd, en dachten: waarom ivf ondergaan als er kinderen zijn die een warm nest nodig hebben?

“Door de eenkindpolitiek zaten de Chinese weeshuizen in die tijd vol met meisjes – terwijl er nu een groot tekort is aan huwbare vrouwen. Nooit hadden ze gedacht dat Anéline en ik hier met racisme te maken zouden krijgen. Ook voor hen is het pijnlijk te merken dat dat wel zo is. Wij zullen hier altijd buitenbeentjes blijven, zeker nu de beeldvorming rond China zo negatief is. Soms ben ik bang dat mensen me hier gaan zien als een Chinese spion.

“Zelfs als ik mijn biologische ouders ooit vind, zal de wonde niet zomaar helen. De affectie, de zorgen die je als pasgeboren baby hebt gemist, kun je op latere leeftijd niet terugkrijgen. Daar waarschuwt Lidi me vaak voor: ‘Als je je familie ooit vindt, zullen al je problemen niet miraculeus verdwijnen.’ Het is goed dat ze me nuchter houdt. Ik heb het nodig om dat af en toe te horen. Het is verleidelijk om te gaan hopen.”

Neemt Lidewij haar camera mee als jullie straks naar China trekken?

“Dat zou ik niet willen. De focus moet liggen op daar zijn, de lucht inademen, en denken: hier kom ik vandaan. Dat zou ik nooit ten volle kunnen beleven als er een camera op me gericht staat.

“Ik denk dat Lidi ook wel aan een andere soort projecten toe is. Ze zegt alleszins toch dat De maagdenclub haar laatste persoonlijke zoektocht was. We zullen zien (lacht).”

Iedereen beroemd, elke werkdag om 19.45 uur op VRT 1.

© Humo