© BELGA

Doodsbedreigingen en 20.000 euro schulden: Belgische getuigt over leven in de schaduwzijde van het tennis

Met een cri de coeur over doodsbedreigingen opende Ysaline Bonaventure (WTA 122) onlangs zelfs het RTBF-journaal, maar laat dat verhaal haar seizoen niet vergallen. Na jarenlang ploeteren in de marges van het tennis moet 2019 het jaar van de doorbraak worden. Vooraleer ze dit weekend met het Fed Cup-team Spanje bekampte, bespreekt de Luikse haar survivaltips.

Marc Vermeiren

1. Kweek een dik vel

“Ik had op Facebook een bericht gezet over de onophoudelijke bedreigingen die gokkers me via sociale media toesturen. Een journalist van de RTBF had dat opgemerkt en zo werd ik ineens de opening van het avondnieuws. Elke tennisser – man of vrouw – krijgt met dat fenomeen te maken. Winst of verlies: een stroom haatmails komt op gang. Het blijft vreselijk hoe sommige mensen van achter hun computer zoveel lelijks kunnen uitstorten over anderen, tot doodsbedreigingen toe. Ooit kreeg ik een foto van mijn ouders in een doodskist toegestuurd. Dat er iemand de tijd neemt om zoiets ziekelijks bij mekaar te fotoshoppen... Veel meisjes regelen hun so­ciale media zelf en krijgen die bagger ongefilterd binnen. Mijn broer probeert me van de ergste excessen te vrijwaren. Of het went? Eigenlijk niet. Lelijke woorden over mijn familie of mijn uiterlijk blijven kwetsen. Als je eenmaal ingaat op omkooppogingen, is het einde zoek. Ik heb veel te veel mensen die in mij geïnvesteerd hebben om zulke dommigheden uit te halen. Maar ik kan de verleiding wel enigszins begrijpen… Als je in een week 300 euro verdient, maar wel 2.000 euro hebt uitgegeven aan coach, hotel of vlucht, dan is het heel lastig.”

2. Koester het thuisfront

“Mijn ouders zullen het misschien niet willen toegeven, maar dankzij hen zit ik hier. Mijn vader werkte van ’s morgens tot ’s avonds – hij was private banker bij de ING in Luxemburg – om mijn opleiding te betalen. Mijn broers zijn vaak thuisgekomen in een leeg huis, omdat mama en papa nog maar eens op stap waren met het jonge zusje. Er zijn jaren geweest dat wij niet op vakantie konden omdat het geld op was, of omdat ik weer eens naar een buitenlands toernooi moest. Ik kreeg zo veel en zij zo weinig, wat mijn broers destijds moeilijk konden accepteren. Gelukkig begrijpen ze het nu wel. Natuurlijk legde dat veel druk op mijn schouders. Mama en papa gaven zoveel geld uit en wat gaf ik terug? Pas nadat vier jaar geleden een Luikse zakenman zich als sponsor had aangediend en we samen een bedrijf hebben opgericht, verminderde die stress. Sindsdien moet ik me geen zorgen meer maken over geld. Natuurlijk hoop ik mijn mecenas ooit te kunnen terugbetalen, maar als dat niet lukt, is het maar zo. Mede daardoor ben ik de jongste jaren steeds beter beginnen te spelen.”

© BELGA

3. Koester het thuisfront (bis)

“Om een vaste relatie te onderhouden, is dit leven natuurlijk niet evident. Mijn vriend en ik wonen samen op een appartementje. Hij beseft dat een carrière in het tennis niet erg lang duurt. Als ik goed presteer, verdien ik heel veel geld en wordt ons leven veel makkelijker. Uiteindelijk wil hij dat ik gelukkig ben. Mijn vriend is een heel slimme jongen, die basketbal heeft gespeeld op hoog niveau. Hij weet wat topsport inhoudt en wil niet dat ik voor hem zou stoppen, ook al zien we mekaar soms maar één week in drie maanden, ook al missen we elkaar. Af en toe vergezelt hij me op het circuit, maar met 35 vakantiedagen per jaar moet hij goed uitkijken. Bovendien ben je dan toch ook niet écht samen.”

4. Geniet van dit leven

“Ik vind het nog steeds heel leuk om elke dag te trainen en te tennissen. Natuurlijk valt de uithuizigheid me weleens zwaar, maar heeft niet elke job zijn lastige kantjes? Of het toptennis een leuk milieu is? Het is heel lastig om vriendschappen te ontwikkelen, waardoor je vele eenzame uren doorbrengt op hotelkamers. Je leeft uit een koffer. Je ziet altijd dezelfde mensen en dat zijn niet altijd diegenen waarmee je goed opschiet. Mannen kunnen het sportieve en het persoonlijke makkelijker scheiden. Dat lukt bij vrouwen zelden. Ik zou nooit met een meisje gaan eten dat me net een nederlaag heeft toegediend.”

© BELGA

5. Doorbijten

“Hoge pieken, diepe dalen: dat is topsport. Je kan de ene week schitteren, en de week nadien verliezen tegen nummer 520. Maar als je 25 toernooien per jaar speelt, weet je dat er snel een nieuwe kans komt. En dat besef ik dit seizoen meer dan voorheen. Ik ben een keer naar China afgereisd. Ik verloor in twee sets en vloog de dag nadien weer met mijn coach terug naar België. Die uitstap had ons 5.000 euro gekost voor een uurtje tennis. Naar de kleinere toernooien wil ik liefst nooit meer terugkeren. Op het WTA-circuit wordt je hotel, je eten en je vervoer betaald. Is de was gedaan. Krijg je cadeautjes. Liggen elke dag nieuwe ballen klaar. Een categorie lager staat er geen chauffeur paraat aan de luchthaven. Je weet het natuurlijk nooit. Sabine Lisicki stond in 2011 op Wimbledon in de finale, maar is ondertussen weggezakt naar de 299ste plek. Zij moet vanuit die kleinere toernooien terugvechten. Of ik mijn zoon of dochter dit leven zou toewensen? Absoluut niet. Moet je – zonder enige garantie – je hele jeugd opofferen voor een verre droom, die zoveel tijd, geld en energie kost? Er zijn zoveel gegadigden voor zo weinig plekken. Wie 250ste staat, verdient niks. Mijn kinderen zullen sowieso aan sport doen, maar ik ga hen zeker niet richting tennis pushen. Nu leid ik een goed leven, maar ik ben niet vergeten hoe ik vijf jaar lang heb moeten ploeteren.”

6. Beheers je emoties

“Ik ben iemand zonder filter. Soms zou ik beter mijn mond houden, maar ik zeg wat ik denk. Je weet wat je aan me hebt. Als ik je graag mag, ben ik een heel lief meisje. Ik heb een heel sterk karakter, maar die impulsiviteit en dat temperament hebben me ook al naar beneden gehaald. Het is al beter dan vroeger, maar die ­vurigheid blijft een werkpunt. En op de baan durft het weleens te ontsporen, inderdaad. Zoals onlangs in Sint-Petersburg. (Bonaventure noemde haar tegenstandster Siniakova een huilebalk, nvdr.). De manier waarop was misschien een beetje schokkend, maar ik heb geen spijt van die woorden. Mijn vechtlust laat me ook veel wedstrijden winnen. Ik ben opgegroeid met twee oudere broers, dus ik moest wel voor mezelf opkomen. Mijn periode in Nederland heeft me ook geholpen. Ik was net veertien jaar toen ik naar Den Haag vertrok. Ik heb nog steeds vrienden uit die periode. Heerlijk volkje, die Nederlanders. Heel open, heel direct, heel warm.”

© AFP

7. Denk aan de toekomst

“Ik beschouw de Australian Open van dit jaar als het échte begin van mijn carrière. (Bonaventure haalde voor het eerst de hoofdtabel van een grand slam, nvdr.). Ik speel op grotere toernooien tegen meisjes die ik altijd bewonderd heb en verdien mooi geld. Nooit tenniste ik beter dan in Indian Wells begin maart. Dit niveau – of hoger – wil ik nog minstens vijf jaar aanhouden. Hopelijk kan ik dit seizoen al mijn schulden aflossen. Na tien jaar investeren sta ik nog ongeveer 20.000 euro in het rood. Dat bedrag lag vier maanden geleden veel hoger, maar ik heb twee lonende passages gekend op de Australian Open en in Indian Wells (samen goed voor zo’n 100.000 euro aan prijzengeld, nvdr.). Dankzij de tennisbond en de Waalse overheid kan ik als prof leven, maar iets opzijleggen of investeren in vastgoed zoals veel collega’s, lukt me niet. Ik huur een klein appartementje. En ik ga mezelf zeker nog niet belonen met een zotte uitgave. Neen, laat me eerst iedereen netjes terugbetalen. En nadien zien we wel.”