Direct naar artikelinhoud
InterviewWillem Melchior

Willem Melchior: ‘Zonder die kanker was ik nooit gestopt met roken, dus tel je zegeningen en neem je verlies’

Toen zijn strottenhoofd moest worden verwijderd, dacht schrijver Willem Melchior (52) aan zelfmoord. Werd hij, die altijd zo verliefd was geweest op zijn eigen lichaam, gestraft voor zijn ijdelheid? Of kon er uit dit alles toch iets moois voortkomen?

Willem Melchior.Beeld Ernst Coppejans

In het eenvoudige appartement van Willem Melchior aan de Amstel in Amsterdam vallen twee dingen op: de vele vliegtuigmodellen en de foto’s van zichzelf, voornamelijk bijna naakt. Die vliegtuigen zijn vanwege zijn grote passie voor jumbojets, met name de Boeing 747, de foto’s vanwege zijn andere grote fascinatie, namelijk die voor het menselijk lichaam in het algemeen, en het zijne in het bijzonder.

Wat die vliegtuigmodellen betreft: hij was als kind al idolaat van jumbo’s en dat is hij altijd gebleven. Hij gaat ook af en toe naar Schiphol om bij landingsbanen naar stijgende en dalende vliegtuigen te kijken.‘Ja waarom juist de jumbojet? Goeie vraag. Waarom valt de een op blond en de ander op donker? De jumbo was altijd de grootste en is dat eigenlijk nog steeds. Size matters bij vliegtuigen omdat ze indruk maken als ze de lucht in gaan: hoe meer gewicht, hoe wonderbaarlijker dat is. Daarbij is de Boeing 747 de mooiste. Op afstand. Vanuit welke hoek je hem ook bekijkt. Dure hobby hoor, want die grote modellen kosten al gauw 140 euro, en de kleine veertig. Dat tikt toch behoorlijk aan, voor iets dat totaal zinloos is.’

Willem Melchior (52) is al zijn leven lang schrijver en heeft bewogen jaren achter de rug. In 2012 werd bij hem een tumor in zijn keel aangetroffen. Reden: verslaafd aan roken. Intussen heeft hij twee grote operaties ondergaan en zijn strottenhoofd en stembanden verwijderd. Hij heeft nu een tracheostoma — een kunstmatige opening in de hals waar de luchtpijp op uitkomt, en praat kunstmatig, met behulp van een stemprothese. Nu is hij er blij mee, maar nog niet zo heel lang geleden dacht hij eraan om zelfmoord te plegen. Leven met een zo ingrijpende verminking leek hem ondoenlijk.

Toen hij in 1992 debuteerde met de verhalenbundel De roeping van het vlees werd hij meteen de held van de toenmalige gay-scene. Mooi, jong, getalenteerd en dan ook nog schrijven over wellust, geweld en doodsverlangen. Zijn romans waren zeer gestileerd, met lange, meanderende zinnen die vooral gingen over genot en pijn. ‘De leernicht van de Nederlandse letteren’, werd hij genoemd, maar hij manifesteerde zich net zo makkelijk als een Oscar Wilde-achtige dandy. Hij werd gefotografeerd door Hans van Manen en later door Erwin Olaf, als de Meedogenloze Jongen uit de boeken van Gerard Reve.

In zijn laatste twee boeken De tijd is op (2014) en het recent verschenen Alles wat was (2018) doet hij minutieus verslag van ziek zijn, beter worden, weer ziek zijn, vallen en opstaan, en hoe zijn steeds kleiner wordende wereld daarop reageert. Het zijn prachtige, soms onthutsend eerlijke en uiterst gedetailleerde dagboeken die een klein publiek vinden. Zoals Melchior gewend is: van jongs af aan schrijver, maar vooralsnog geen bestseller-boy.

‘Helaas kan ik niet zeggen dat mijn boeken de winkel uit vliegen, nee. Terwijl ik toch bij Pauw heb gezeten, in weekblad Privé stond, en alleen maar positieve recensies heb gekregen. Het zou kunnen dat het onderwerp te zwaar is, zelf had ik er aanvankelijk ook geen zin in. Ik heb laatst maar eens een fietstochtje langs een paar boekhandels gemaakt om te kijken of Alles wat was daar op voorraad was. Ik moest even zoeken maar het lag er, een beetje achteraf. Verder moet je daar natuurlijk niet over klagen, gewoon een beetje vriendelijk en charmant blijven tegen de boekverkoper. Bij Martyrium lag het boek daags na mijn bezoek op de mooiste plek in de etalage.’

Alles wat was verscheen dit voorjaar en beslaat de periode september-december 2013 waarin Melchior in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis ligt, de kanker terug is en hij een ingrijpende operatie moet ondergaan. Hij lijdt aan grote twijfels, laveert tussen moedeloosheid en soms ook ineens opvallend optimisme. Aan zijn bed zit zijn oude moeder. Het is een in superieure stijl geschreven roman in dagboekvorm, met aan het eind een onthutsende catharsis, en af en toe Reviaanse bespiegelingen over mooie jongemannen. De boekpresentatie vond plaats in het ziekenhuis, het eerste exemplaar werd aangeboden aan advocaat Bénédicte Ficq, die al geruime tijd actievoert tegen de tabaksindustrie en daarover ook een rechtszaak heeft aangespannen.

Melchior: ‘Ik kende haar van De Wereld Draait Door en van haar antirooklobby. Zo werd ik van een fanatiek roker ineens een activist tegen het roken, omdat mijn ziekte door dat roken is veroorzaakt. Tijdens de presentatie heb ik een toespraak over dit onderwerp gehouden. Dat was op een speciale middag in het Antoni van Leeuwenhoek waarbij veel patiënten zoals ik aanwezig waren. Ik was een beetje bang dat ik hun middag zou verpesten door over het roken te beginnen, maar ik bracht de kwestie luchtig en meende bovendien te merken dat het opluchting gaf dat ik een taboe doorbrak. We zitten er allemaal mee, als tabaksslachtoffers, maar wie durft zijn nek uit te steken? Later begreep ik zelfs dat het uitzonderlijk is dat ik als ex-roker de rol van het roken en daarmee mijn eigen schuld en verantwoordelijkheid erken. Ik vind het waardevol dat een schrijver ook over maatschappelijke onderwerpen spreekt. Overigens kan ik ook niets verbergen, ik moet steeds uitleggen waarom ik dat apparaat in mijn keel heb en zo raar praat.’

Ondanks de kunstmatige stem is een interview met Willem Melchior goed te doen: hij wacht keurig de vraag af, drukt dan op een knopje in zijn keel en geeft antwoord. Zijn stem is zacht, een beetje krakerig, maar heeft melodie. Vermoeiend is het voor hem op den duur wel. Een gesprek voeren in een restaurant, café of in een groot gezelschap is nauwelijks te doen, zegt hij. Op het diepst van de ellende, toen hij koortsig en vol onzekerheden in het ziekenhuis lag, overwoog hij zelfmoord. In Alles wat was is daar een aangrijpend hoofdstuk aan gewijd, waarin hij gedetailleerd onderzoekt wat de beste methode is: zichzelf verhangen aan de verhuisbalk of in de werkkamer.

‘Ik dacht als dat strottenhoofd eruit moet, zet ik er een punt achter, de stem is toch het voertuig van je gedachten. Ik was een jonge vent die niets mankeerde en nu ben ik toch een beetje een geval. Ik moet regelmatig naar het ziekenhuis om die prothese te laten vervangen. De keel is kwetsbaar, ik kan niet meer zwemmen, als ik in de gracht val verzuip ik omdat dan mijn longen onmiddellijk volstromen. Zingen gaat ook niet meer. Zingen deed ik graag, al kon ik het niet zo goed. Maar ik kende tientallen liedjes uit mijn hoofd en begeleidde mezelf op piano of gitaar. Nu, vier jaar later, moet ik erkennen dat het wonderbaarlijk is: geen strottenhoofd meer, geen stembanden, en toch kunnen praten. Het menselijk aanpassingsvermogen is verbluffend.’

In het literaire werk van Melchior zijn seks en lust belangrijke onderwerpen. Hij ging graag uit naar de kroegen en cafés, op zoek naar mensen, stemmingen, verwezenlijking van zijn dromen, kortom: avontuur. Maar de dynamiek is nu anders. ‘Nu ben ik verminkt, dat wordt dus niets meer met seks’, dacht hij na de operatie. Maar er verandert eigenlijk niets, weet hij nu, want de geilheid zit tussen de oren.

‘In de kroeg kan ik me niet meer verstaanbaar maken en als je iemand wilt versieren of versierd wilt worden, is dat een obstakel. Voordat je alles hebt uitgelegd is de geilheid onderhand verdwenen. Patiënt ben ik niet meer, ik ben gewoon gehandicapt. Fysiek zit ik nu goed in mijn vel, ik rook niet meer, ik heb een goede conditie. Zonder die kanker was ik nooit gestopt met roken, dus tel je zegeningen en neem je verlies. Je moet jezelf hervinden, maar ik ben weer bezig met een volgend boek, het derde deel van ‘De Kanker Trilogie’.’

Vanuit zijn woonkamer vierhoog kijken we naar de bootjes die op deze snikhete dag over de Amstel varen. Speciale aandacht heeft hij voor jongemannen die met ontbloot bovenlijf aan het roer staan of aan een pijpje bier lurken. In zijn debuut De roeping van het vlees is dat al een leidraad, maar ook in De tijd is op en Alles wat was gaat het nogal eens over blote buiken en borsten. Opvallend is dat hij vooral gek is op zijn eigen lichaam. Zo beschrijft hij de geilheid in een pashokje van Vroom & Dreesmann als hij daar vanwege zijn ziekenhuisopname een nieuwe pyjama moet passen. Of als hij tijdens een medisch onderzoek met zijn blote tepels, waarop loden kogeltjes zijn geplakt, tegen een glasplaat moet staan.

Willem Melchior.Beeld Ernst Coppejans

‘Dat narcisme. Zelfverliefdheid, in de letterlijke zin van het woord. Geen flauw idee waar dat vandaan komt. Ik schreef er al over toen ik 16 was, en ik nog niet eens uit de kast was. Ik leverde dat opstel braaf in en de leraar Nederlands knikte mij geïntrigeerd toe en zei dat we het daar nog maar eens over moesten hebben. Toen werd ik 46 en voelde me stokoud en ziek en verminkt, en dan denk je dat dat alles voorbij is. Dat is de straf voor mijn ijdelheid, dacht ik, dat ze daarboven denken: nou is het mooi geweest, Willem, we grijpen maar eens in.

‘Ook bij andere mannen vind ik het bovenlijf mooi, maar dat kan natuurlijk nooit tegen mijn eigen bovenlijf op, hoewel het soms in de buurt komt. Gek genoeg kijk ik nooit naar het kruis of de billen. Eigenlijk vind ik het altijd lelijk als de broek uit gaat. Ik zag laatst in de etalage van een galerie in de Spiegelstraat een bronzen sculptuur van een ontblote torso. Dan stopt bij mij eigenlijk alles, hier gaat het om, dacht ik, dit is het grote mysterie, dit is waar de eredienst voor bedoeld is. Maar ja, dat beeld kostte 14.500 euro, en dat was me iets teveel.’

Rijk is Willem Melchior tot op heden van zijn boeken niet geworden. Op zijn 14de wist hij al zeker dat hij schrijver wilde worden, en sinds zijn 20ste is hij dat dan ook fulltime. Hij ging Nederlandse studeren, had vakantie- en weekendbaantje als medewerker van boekwinkel De Vries in Haarlem, maar staakte zijn studie. Daarna heeft hij tien jaar van de bijstand geleefd totdat hij na publicatie van zijn tweede boek in aanmerking kwam voor een werkbeurs. Hij is ook een tijdlang op reis gegaan en had baantjes als fietskoerier in New York, ober in Londen, feestenbouwer in West Palm.

Hij verkwanselt zijn talent niet. Columns, optredens, theatervoorstellingen, schrijven in de breedte – hij doet het niet, want het leidt alleen maar af van het echte werk: mooie boeken schrijven. Zijn ervaring is dat je daarvoor alle tijd en aandacht nodig hebt. Hij is geen schrijver met een baan die zes weken in de zomer gaat schrijven en dan af en toe nog een lang weekend in een stacaravan. Er van rondkomen kan hij nauwelijks, maar het is nog net geen armoe troef. Zijn bovenverdieping aan de Amstel, bereikbaar via een nogal versleten trappenhuis, is dan ook studentikoos maar wel smaakvol ingericht, met die kunstfoto’s, cd’s van Aznavour en Bowie, en meubels van IKEA en Eames.

‘Mijn ambitie is om te schrijven, niet om ervan te leven. Ik heb van meet af aan niet gesnapt hoe je het schrijven kunt combineren met geld verdienen. Je moet gewoon zorgen dat je je helemaal op het schrijven kunt richten, en hoe ik de huur betaal, dat zie ik wel. Van weinig geld kun je best leven, dat is een kwestie van de tering naar de nering zetten. Ik ben jarenlang niet op vakantie geweest, dat heb ik bij voorbaat als consequentie aanvaard. Met een bijdrage van het Fonds voor de Letteren en van losse dingen, red ik het net. En ik wist bij voorbaat dat ik geen gezin zou stichten. Kinderen zijn hartstikke duur, een relatie ook, want je moet steeds leuke dingen met elkaar doen. Als je een vriend hebt en je moet steeds zeggen: sorry, ik heb geen geld - dat werkt niet. Maar het blijft sappelen, tenzij je ineens een hit scoort. Natuurlijk, dat wil ik ook, ik wil rijkdom en roem, maar ja, je kunt zoveel willen.

‘Gerard Reve zei het al: als een schrijver dood is, wordt hij nog tien jaar gelezen voor het plezier, daarna nog tien jaar omdat het moet en daarna is hij vergeten. Toen ik 20 was, dacht ik nog dat ik voor de eeuwigheid zou schrijven, maar naarmate je ouder wordt ga je inzien dat alles betrekkelijk is. Niets is voor de eeuwigheid, hoewel het natuurlijk zuur blijft dat ik geen literaire Alexander de Grote in het kwadraat ben geworden.’

In juni is Willem Melchior samen met de choreograaf Hans van Manen (86) en diens partner Henk van Dijk (66), naar Japan geweest. Van Manen en Melchior zijn al bijna dertig jaar bevriend. Dat begon toen de 23-jarige Willem hem in 1990 belde met de vraag of Van Manen, die in die tijd een fervent fotograaf van vooral mooie jongens en mannen was, hem wilde fotograferen. ‘Kom maar langs, dan gaan we eerst eens koffiedrinken’ – was het antwoord op het vrijmoedige verzoek. Nu nog hangen die foto’s van toen in Melchiors woonkamer.

‘Nu ben ik jong en mooi, dus als ik een goede foto van mezelf wil, moet ik niet te lang wachten, dacht ik toen. Inmiddels ben ik 52 en blijkt dat ik volkomen gelijk had. Ik heb albums vol met foto’s van mezelf, maar die foto van Hans is een monument. Het klikte eigenlijk meteen tussen ons. Hans is 34 jaar ouder maar dat leeftijdsverschil speelt nauwelijks een rol. Naarmate we ouder worden, komen we steeds dichter bij elkaar.’

Met zijn drieën gaan ze regelmatig uit eten, soms ook op vakantie, en veel naar dansvoorstellingen – ‘wat ontblote bovenlijven betreft zit je bij dans beter dan op het Boekenbal’. Zo ook vanavond, waar de heren in de Amsterdamse Stadsschouwburg een voorstelling van de wereldberoemde choreograaf Akram Khan bezoeken en vooraf iets lichts eten in het restaurant van Hotel Americain. Van Manen breekt meteen een lans voor zijn jonge vriend: ‘Het is mij een raadsel waarom er zo weinig aandacht voor zijn boeken is. Iedereen vindt dat hij zo fabuleus kan schrijven, dus in al die boekenbijlagen zou er veel meer aandacht voor hem moeten zijn. Dan hoor je wel eens: ja, maar zijn zinnen zijn zo lang. Nou ja, daar zal dan wel een reden voor zijn, nietwaar?’

Over hun vriendschap is Van Manen kort: ‘Leeftijd speelt geen enkele rol en ik ben beslist ook niet de oudere, wijze man. Van begin af aan hadden wij interessante gesprekken. En we roddelen natuurlijk over ons vak, als je niet roddelt kom je nergens. Over ons wordt ook geroddeld hoor, vooral als Henk, Willem en ik samen op pad zijn. Je ziet ze denken: hoe zit dat nou met die drie. Nou, ze krijgen toch nooit antwoord. Nee, een zoon heb ik nooit in hem gezien, kom op zeg, ben je belazerd! Ik ben sowieso niet dol op kinderen.’

Ik vraag hem of er ook sprake was van erotische gevoelens of verliefdheid tussen de fotograaf en zijn knappe model. Hij beaamt dat de 23-jarige Willem erg mooi was en een volmaakte manier van poseren had, maar dat het daarbij bleef. ‘Of bedoel je geil? Geil ben ik al mijn hele leven, 24 uur per dag kijk ik mijn ogen uit. Ik denk dat veel mensen naarmate ze ouder worden ermee ophouden, met dat kijken, maar dat komt omdat ze niet op tijd naar de oogarts gaan.’

Van Manen over Melchiors ziekte: ‘Dat waren voor hem een paar pittige jaren, maar daar hebben wij nooit een seconde last van gehad. Ik zeg het precies zo, omdat hij nooit een seconde heeft geprobeerd medelijden op te wekken. Hij vertoonde totaal geen patiëntengedrag of aandachttrekkerij. Integendeel: hij was onsentimenteel en erg dapper. Pas toen ik daarna in zijn boek las dat hij van plan was zelfmoord te plegen, realiseerde ik me hoe het precies in elkaar zat.’

Melchior: ‘Nu zeggen mensen: ach, het valt toch reuze mee, maar dat wist ik toen nog niet, toen zag ik het behoorlijk somber in. Uiteindelijk gaat Alles wat was over aanvaarding van het lot en over schuld en boete, want uiteindelijk heb ik dit mezelf aangedaan door dat onmatige roken. Ik voelde me ontzettend mislukt en schuldig tegenover iedereen. Toen ik bestraald moest worden, vroeg Hans of hij voor mij gepureerde soepjes moest maken.’

Na afloop van de dansvoorstelling wordt nog wat nagepraat op het terras van de Stadsschouwburg op het Leidseplein. Van Manen drinkt als altijd chardonnay, Van Dijk steekt een jointje op, en Melchior komt nog even terug op zijn vliegtuigmodellenverzameling. ‘Dat fanatieke verzamelen van die jumbo’s kwam eerlijk gezegd ook door de kanker. De ziekte sloeg een gat in mijn bestaan dat opgevuld moest worden. ik moest de tijd een beetje zien te doden. En voordat je het weet, sta je in Aalsmeerderbrug, in de grootste vliegtuigmodellenwinkel van Europa, tussen andere zonderlinge types op zoek naar de nieuwste modellen. Maar die vliegtuigen hebben ook een symbolische waarde, net als seks: je kunt erin wegvliegen, vluchten, verdwijnen.’

Alles wat was (198 blz, 19,99 euro) en De tijd is op (221 blz, 12,95 euro) zijn verschenen bij Atlas Contact.

Boeken van Willem Melchior 

1992 De roeping van het vlees

1996 Kasper Valentijn

2000 De onhuwbaren

2002 Het hoofd op de buik

2003 De dokters Andrian

2004 24/7

2007 Kindertijd

2009 Het lichaam bestaat niet

2011 Lichaam der Smarten

2014 De tijd is op

2018 Alles wat was