Direct naar artikelinhoud
AchtergrondGezondheid

‘Zelfs met een calorierestrictie van 11% zijn de voordelen zichtbaar’: kunnen we door minder te eten echt langer leven?

Weinig dingen die fijner zijn dan lekker eten, al hou je je misschien toch maar beter wat in, suggereren heel wat studies.Beeld Thomas Barwick / Getty Images

Calorierestrictie en intermittent fasting bevorderen de levensduur bij dieren, hebben wetenschappers al lang geleden ontdekt. Maar wat betekenen de bevindingen van die dierstudies voor mensen?

Als je een laboratoriummuis op een dieet zet en de calorie-inname van het dier met 30 à 40 procent vermindert, zal ze gemiddeld 30 procent langer leven. De ‘calorierestrictie’, zoals de ingreep technisch wordt genoemd, mag niet zover gaan dat het dier ondervoed raakt, maar moet voldoende ingrijpend zijn om een aantal belangrijke biologische veranderingen teweeg te brengen.

Wetenschappers ontdekten dit fenomeen in de jaren 30. In de afgelopen 90 jaar is het experiment herhaald bij soorten variërend van wormen tot apen. De onderzoeken toonden aan dat veel van de dieren die zo’n calorierestrictie ondergaan, minder kans maken om kanker en andere chronische ziekten gerelateerd aan veroudering te ontwikkelen.

Maar ondanks al het onderzoek op dieren zijn er nog veel onbekende factoren. Experts discussiëren nog steeds over hoe het mechanisme werkt en of het aantal calorieën dat wordt geconsumeerd dan wel het tijdsinterval waarin ze worden gegeten het belangrijkste is.

En het is nog steeds erg onzeker of minder eten ook kan helpen om langer te leven. Verouderingsexperts experimenteren graag met verschillende dieetregimes, maar echte onderzoeken naar een langere levensduur zijn schaars en moeilijk uit te voeren omdat ze veel tijd in beslag nemen.

Een overzicht van wat de wetenschap ons tot nu toe heeft geleerd, in de meeste gevallen dankzij dierstudies, en wat die bevindingen voor mensen zouden kunnen betekenen.

Waarom kan een beperkte inname van calorieën de levensduur verlengen?

Wetenschappers weten niet precies waarom minder eten ervoor zorgt dat een dier of mens langer leeft, maar veel hypotheses hebben een evolutionaire achtergrond. In het wild kennen dieren, net als onze menselijke voorouders, periodes van overvloed en honger. Daarom zijn zij (en waarschijnlijk ook wij) geëvolueerd om ook in periodes van ontbering te overleven en te gedijen.

Eén theorie is dat, op cellulair niveau, calorierestrictie dieren weerbaarder maakt tegen fysieke stress. Muizen die een calorierestrictie ondergaan, hebben bijvoorbeeld een grotere weerstand tegen gifstoffen en herstellen sneller van verwondingen, aldus James Nelson, hoogleraar cellulaire en integratieve fysiologie aan de University of Texas Health Science Center in San Antonio.

Een andere verklaring is dat zowel bij mensen als bij dieren minder calorieën eten het metabolisme vertraagt. Het is mogelijk dat “hoe minder je je lichaam hoeft te laten metaboliseren, hoe langer het kan leven”, zegt Kim Huffman, hoofddocent geneeskunde aan de Duke University School of Medicine, die calorierestrictie bij mensen heeft bestudeerd. “Als je de wielen langzamer laat draaien, gaan de banden langer mee.”

Calorierestrictie dwingt het lichaam ook om te vertrouwen op andere brandstofbronnen dan glucose, wat volgens verouderingsexperts goed is voor de metabolische gezondheid en uiteindelijk tot een langer leven leidt. Verschillende wetenschappers wijzen op een proces dat ‘autofagie’ wordt genoemd, waarbij het lichaam slecht functionerende delen van zijn eigen cellen consumeert en er energie uit haalt. Dit helpt cellen beter te functioneren en verlaagt het risico op verschillende ouderdomsziekten.

Wetenschappers denken zelfs dat een van de belangrijkste redenen waarom muizen bij calorierestrictie langer leven, is dat de dieren niet zo snel ziek worden. Dat stelt Richard Miller, professor pathologie aan de University of Michigan.

Er zijn een paar opmerkelijke uitzonderingen op bovengenoemde tendensen. De meest opvallende kwam aan het licht bij een onderzoek op muizen die genetisch divers waren en dat Nelson in 2010 publiceerde. Bij die studie leefden sommige muizen langer wanneer ze minder aten, maar had een groter percentage juist een kortere levensduur bij calorierestrictie.

“Dat was echt ongehoord”, zegt Nelson. Hij merkt op dat de meeste artikelen over calorierestrictie beginnen met: “‘Voedselbeperking is de betrouwbaarste, bijna universele manier om de levensduur te verlengen bij diersoorten uit het hele dierenrijk’ en bla, bla, bla.”

Andere onderzoekers betwisten Nelsons bevindingen. “Mensen halen die studie aan alsof ze een algemeen bewijs vormt dat calorierestrictie slechts in sommige gevallen werkt”, aldus Miller. “Maar je kunt alleen tot die conclusie komen als je 50 jaar aan sterk onderzoek negeert dat aantoont dat het bijna altijd werkt.”

De studie van Nelson was echter niet de enige die geen universeel voordeel voor de levensduur ontdekte. Twee studies die gedurende meer dan 20 jaar bij apen werden uitgevoerd, gepubliceerd in 2009 en 2012, meldden bijvoorbeeld tegenstrijdige bevindingen. Bij beide experimenten werd duidelijk dat calorierestrictie een aantal voordelen voor de gezondheid heeft, maar slechts één groep leefde langer en had een lager percentage aan leeftijdsgerelateerde ziekten zoals hart- en vaatziekten en diabetes.

Wat heeft intermittent fasting of tussentijds vasten ermee te maken?

Gezien deze gemengde resultaten vragen sommige onderzoekers zich af of er misschien een andere variabele in het spel is die net zo belangrijk is als of zelfs belangrijker dan het aantal calorieën dat een dier eet. Een belangrijke kandidaat is de tijdspanne waarin de calorieën worden geconsumeerd.

Een belangrijk verschil tussen de twee studies met apen was dat in het onderzoek uit 2009, dat werd uitgevoerd aan de University of Wisconsin, de dieren die een beperkte hoeveelheid calorieën innamen slechts één maaltijd per dag kregen en dat de onderzoekers het overgebleven voedsel aan het eind van de middag weghaalden, zodat de dieren gedwongen waren om ongeveer 16 uur te vasten. In het onderzoek uit 2012, uitgevoerd door het Amerikaanse National Institute on Aging, kregen de dieren twee keer per dag te eten en werd het voedsel ’s nachts achtergelaten. De apen uit Wisconsin leefden langer.

Een recenter onderzoek bij muizen testte expliciet de effecten van calorierestrictie met en zonder intermittent fasting. Wetenschappers gaven de dieren hetzelfde caloriearme dieet, maar sommige hadden slechts 2 uur toegang tot het voedsel, andere 12 uur en een derde groep 24 uur per dag. Vergeleken met een controlegroep muizen die op elk moment van de dag van een volledig dieet konden genieten, leefden de muizen die een beperkt dieet kregen en er 24 uur per dag toegang toe hadden 10 procent langer, terwijl de muizen die een beperkte caloriehoeveelheid kregen en die binnen specifieke tijdvensters aten tot 35 procent langer leefden.

Op basis van deze bevindingen denkt Rafael de Cabo, onderzoeker bij het NIA die de apenstudie van de instelling mee heeft geleid, nu dat calorierestrictie weliswaar belangrijk is voor een lang leven, maar dat de tijd die dagelijks wordt besteed aan eten − en niet eten − net zo belangrijk is. En dat geldt misschien niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen.

Wat betekent dit voor ons, mensen?

Het is moeilijk om een definitief antwoord te geven op de vraag of intermittent fasting, calorierestrictie of een combinatie van de twee ervoor kan zorgen dat je langer leeft.
“Ik denk niet dat we bewijs hebben dat het de levensduur bij mensen verlengt”, aldus Nelson. Dat betekent niet dat dat niet zou kunnen, stelt hij, het betekent alleen dat het bewijs daarvoor “erg moeilijk te verkrijgen is omdat je levenslange studies nodig hebt om die gegevens te verkrijgen”.

Eén klinische studie − genaamd de Calerie-studie − probeerde deze vraag te beantwoorden door te onderzoeken hoe het verminderen van calorieën met 25 procent gedurende twee jaar een reeks indicatoren van veroudering beïnvloedde. Meer dan honderd gezonde volwassenen kregen advies over maaltijdplanning en namen regelmatig deel aan adviessessies om hun dieetdoelen te bereiken. Maar omdat het zo moeilijk is om de calorie-inname te verminderen waren de deelnemers uiteindelijk maar in staat om hun inname met ongeveer 11 procent te beperken.

Vergeleken met de controlegroep in de studie verbeterden de diëters verschillende aspecten van hun cardiometabolische gezondheid, waaronder hun bloeddruk en insulinegevoeligheid. Ze hadden bovendien lagere niveaus van een aantal ontstekingsmarkers.

Het onderzoek omvatte ook drie metingen van biologische leeftijd, waarbij bloedtests werden vergeleken die aan het begin en aan het einde van de twee jaar werden afgenomen. Twee van de tests wezen niet op een verbetering in beide groepen, maar de derde test, die moest meten hoe snel mensen verouderen, liet wel een verschil zien. Calorierestrictie bleek “mensen niet jonger te maken, maar wel langzamer te laten verouderen”, aldus Huffman, die aan het onderzoek meewerkte.

Voor Miller is de belangrijkste conclusie van dit onderzoek dat een calorierestrictie van 25 tot 40 procent, die gunstig bleek te zijn bij dieren, gewoon niet realistisch is bij mensen. “Alles wat gedaan kon worden om de deelnemers te helpen minder calorieën te consumeren werd effectief gedaan”, stelt hij, “en nog konden ze de beoogde beperking van 25 procent niet behalen.” De Cabo kijkt er anders naar: “Zelfs met een calorierestrictie van slechts 11 procent zijn de voordelen zichtbaar.”

Ander onderzoek heeft zich gericht op de kortetermijneffecten van intermittent fasting bij mensen met verschillende BMI’s. Bij sommige studies, waarbij verschillende vastschema’s werden getest, werden bij de deelnemers een verbeterde metabolische gezondheid en minder ontstekingen vastgesteld. Maar een onderzoek onder 116 mensen met een BMI die hen classificeerde als personen met overgewicht of obesitas stelde geen gezondheidswinst vast bij hen die aten binnen een periode van acht uur maar hun calorieën niet verminderden in vergelijking met de controlegroep.

En er is nog een laatste twist. Er is namelijk een opmerkelijke hoeveelheid bewijs dat het idee lijkt tegen te spreken dat calorierestrictie of vasten, wat meestal leidt tot gewichtsverlies, de levensduur van mensen verlengt. Onderzoek toont consequent aan dat mensen met overgewicht een lager overlijdensrisico hebben dan mensen met normaal of ondergewicht. Eén hypothese is dat mensen met de laagste BMI’s mager kunnen zijn omdat ze ouder zijn of een chronische ziekte hebben. Een andere hypothese is dat mensen met een hogere BMI meer spieren hebben, die een hoger soortelijk gewicht hebben dan vet. Maar het is ook denkbaar dat een grotere lichaamsmassa, vooral op latere leeftijd, juist beschermend werkt, aldus Huffman.

Ondanks bijna een eeuw aan onderzoek is er nog een lange weg te gaan voordat wetenschappers met zekerheid zullen kunnen zeggen of de resultaten die we zien bij dieren ook voor mensen gelden. Sommige onderzoeken geven redenen om te geloven dat calorierestrictie en intermittent fasting helpen om langer te leven, en er zijn waarschijnlijk voordelen op de kortere termijn, vooral als het gaat om de gezondheid van hart en stofwisseling. Maar het is ook mogelijk dat minder eten je alleen maar hongerig maakt.

© The New York Times