Direct naar artikelinhoud
voetbal

Kun je scoren met eigen talenten? Anderlecht probeert het met zes tieners

Anderlecht-spits Ivan Santini torent op training boven zijn jonge mede­spelers uit: (vlnr.) Francis Amuzu (19), Santini, Dennis Appiah, Alexis Saelemaekers (19), Pieter Gerkens, Albert Sambi Lokonga (19), Elias Cobbaut (21) en Hannes Delcroix (19).Beeld Photo News

Anderlecht trekt voluit de kaart van de jeugd: afgelopen weekend stuurde paars-wit tegen Sint-Truiden een half elftal tieners het veld op. Maar niks is moeilijker dan voorspellen óf en wanneer wie klaar is voor het echt grote werk. Niet elk talent groeit uit tot een kampioen. 

Jonkies zijn het, snotneuzen die de ballen moeten dragen. Ze mogen met het eerste elftal meetrainen, met de klemtoon op mógen. Als ze te veel praatjes krijgen, of een gevestigde waarde dollen, krijgen ze van een stam­oudere een beuk. De Bruyne die Januzaj torpedeert op training tijdens de World Cup, dat werk.

Wie zijn voet zet bij de groten en zich in actie bewijst, kan rekenen op wijde waardering van medespelers, de staf, het bestuur en het publiek. Niet te vergeten in het voetbal, ook het clubmanagement dat zich in de handen wrijft: weer eentje met meerwaarde, weer eentje om te verkopen.

Royal Sporting Club Anderlecht heeft dit weekend een record gevestigd voor een kandidaat-kampioen: vijf tieners in de basis en een zesde ingebracht in de slotfase tegen STVV. De jonkies deden het prima, het waren oudere, ervaren spelers van 29 en 24 die in de fout gingen. Er werd verloren, maar winst had ook gekund.

Zowel Club Brugge als Anderlecht lieten de voorbije 15 jaar dertig jeugdtalenten debuteren in het eerste elftal. Bij Anderlecht slaagden er zeven, bij Club drie

Onthou de namen: Sebastiaan Bornauw, 19 jaar, Albert Sambi Lokonga, 19, Alexis Saelemaekers, 19, Francis Amuzu, 19, Yari Verschaeren, 17. Werd ingebracht: Jérémy Doku, 16. ‘In Youth We Trust’ was ooit de slogan van Anderlecht, tot het een handels­huis werd voor de import en export van spelers op wie snel winst kon worden gemaakt. Die politiek ging ten koste van de aanwezige talenten. Nicolas Raskin, kapitein van de U17 die afgelopen zomer de halve finale van het EK speelde, verruilde in mei 2017 het grote Anderlecht voor AA Gent, precies omdat hij geen kans zag om zich bij paars-wit in de eerste ploeg te spelen.

Ajax en PSV achterna

Dat wilde het nieuwe Anderlecht niet meer laten gebeuren en toen Marc Coucke er arriveerde, was een van de eerste beleids­daden het vastleggen van de grootste talenten. Coucke: “We hadden er dertien op het oog. Twaalf hebben getekend. Eliot Matazo is de dertiende en hij ging naar AS Monaco. De tijd zal uitwijzen of dat verstandig was.”

De recente koers­wijziging van Anderlecht, vertaald door kersvers sportief directeur Michael Verschueren in zijn eerste persconferentie deze week, is deels te verklaren door opportunisme. Waren er geen tien geblesseerden, dan stonden die zes tieners vorig weekend niet tussen de lijnen. Zo’n opmerking krijgt Hein Vanhaezebrouck op zijn paard.

(blaast) “Zeker vergeten dat ik destijds bij KV Kortrijk al de negentienjarige Sven Kums heb gebracht? En de even oude Cheikhou Kouyaté? Ik hoor dat de trainers van Anderlecht twee talenten per seizoen moeten brengen. Ik ben hier een jaar en heb er al tien of elf gehaald. (lacht) Ik ben hier goed voor vijf jaar.

“Ge-haald, ze zijn mij niet gebracht. Toen ik hier aankwam en naar de beloften ging kijken, deed Saelemaekers niet mee, zat Bornauw op de bank, speelde Sambi ergens hoog op rechts en zat Amuzu ook op de bank. Twee maanden later zaten ze bij mij.”

Anderlecht wil Ajax en PSV achterna, wil ook de talenten langer aan zich binden in de hoop prijzen te winnen, maar doet het historisch beter dan zijn concurrenten als het op doorgroeien van eigen jeugd aankomt. Zowel Club Brugge als Anderlecht lieten de voorbije vijftien jaar dertig talenten uit de eigen jeugd debuteren in het eerste elftal. Bij Anderlecht slaagden er zeven, met Vincent Kompany (nu Manchester City) en Romelu Lukaku (Manchester United) als boegbeelden. Bij Club Brugge drie: van hen is Björn Engels van Reims de bekendste. Ook KRC Genk deed beter dan Club en heeft met Kevin De Bruyne en Thibaut Courtois ook twee sleutel­spelers van de Rode Duivels.

“West-Vlamingen hebben wat meer tijd nodig”, beweerde hoofd opleidingen Pascal De Maes­schalck van Club Brugge deze zomer. Een iets logischer uitleg zou kunnen zijn dat de speel­stijl van Club Brugge – no sweat, no glory – lastiger is voor een jonge speler om in door te breken dan in het paars-witte (zelf­verklaarde) champagne­voetbal. Dat was de laatste jaren helemaal weg en tot dit jaar waren Youri Tielemans en Leander Dendoncker van de klas van 2013 de laatste grote namen. Al is Dodi Lukebakio ook aardig op weg na zijn hattrick met Fortuna Düsseldorf tegen Bayern München.

In Belgische eersteklassers krijgen zelf­opgeleide spelers amper 6 procent van de speel­minuten. In Nederland is dat drie keer meer

Om het concept ‘jeugd’ en ‘jong’ te bepalen, is het van belang om de ideale leeftijd voor elke sport te kennen. Internationaal zijn er studies over de Olympische Spelen die uitwijzen dat je op je best bent op je 19de in vrouwen­gymnastiek, het ene uiterste, en 32,6 jaar in het schieten, het andere uiterste. Van de fysieke sporten zijn beachvolleybal en zeilen, sporten waarin ervaring het altijd haalt van de jeugd, uitschieters met gemiddeld dertigplussers.

In het voetbal beperkt men zich vaak tot het gemiddelde van de selecties. Als we er mogen van uitgaan dat op een World Cup de beste spelers per land worden geselecteerd, dan weten we dat Panama de oudste ploeg had met 29,4 jaar gemiddeld. IJsland en Costa Rica kwamen ook aan 29 jaar. België stelde een elftal op van gemiddeld 27 jaar. Frankrijk bleef altijd onder de 25 jaar. Nigeria had dan weer de jongste ploeg met 24,9 jaar gemiddeld.

In de Champions League van dit jaar stelde Ajax het tweede jongste elftal op met 23,8 jaar. Maar Real Madrid zit dan weer al jaren dicht bij de 30 en won de laatste edities. Er is geen correlatie tussen leeftijd en resultaat, dat is duidelijk.

Het onderzoeks­instituut CIES Football Observatory stelt in een van zijn rapporten: “Een performante jeugd­academie is geen garantie op succes. Het is hooguit een bewijs dat de club nadenkt over de toekomst en vooral van belang om het beeld van de club als een instituut te bevestigen.”

Dries Mertens

Anderlecht wil een instituut zijn en stelt het ook net iets mooier voor dan het is. Zo pakken ze straks internationaal uit met de zeven Ander­lecht-producten die de kern haalden van de Rode Duivels, nummer één van de FIFA-ranking. Daarbij wordt ook Dries Mertens geteld, die op zijn zestiende door de paars-witte jeugd­academie werd afgeserveerd en naar Gent trok, om vervolgens een odyssee langs Eendracht Aalst en diverse Nederlandse clubs te beginnen. Het was Nederland dat hem erbovenop hielp.

Stijn Indeherberge, twee jaar team­arts van PSV en eerder van KRC Genk, kan de twee landen vergelijken. “In Nederland wordt nog meer gemonitord, zijn nog meer mensen bezig met de opvolging van de beloftevolle jonge spelers, maar de basis­filosofie van Genk en die van PSV verschillen weinig. Wat wij in Nederland wel vóór hebben op België, is dat onze belofte­ploeg in de Nederlandse tweede klasse meespeelt. Dat komt de intensiteit ten goede.

Dries Mertens, afgeserveerd door de jeugd­academie van Anderlecht, schitterde later wel bij PSV en Napoli.Beeld Photo News

“Het voetbal is in Nederland ook meer op techniek gestoeld dan in België, dat beeld klopt ook. Als die jonge talenten bij de eerste ploeg komen, verschilt alleen de handelings­snelheid. Fysiek zijn ze zo goed als klaar.

“Nog een verschil met België: bij ons is het normaal dat ze drie dagen per week van 8 tot 5 op de club zijn. Dat wil niet zeggen dat ze altijd twee keer trainen – of toch wel, maar dan een ander soort training, zoals visualisatie, kracht of zelfs yoga. Als je dat in België vraagt, in de namiddag trainen, krijg je gemor. In Nederland is ook nooit een speler te laat.”

Opleiding als alibi

Er zijn uitzonderingen, maar over het algemeen is België een alibi-opleidings­land. In een studie die negen seizoenen omvatte, vond CIES Football Observatory dat België van alle 31 onderzochte Europese landen op plaats zeven stond in de categorie leeftijd. Gemiddeld waren de voetballers van de Belgische eerste­klassers 25,3 jaar oud, maar de spelers die minuten kregen waren gemiddeld 26,3 jaar. Kroatië spande de kroon als jongste competitie met 24,3. Cyprus was dan weer de oudste competitie met 27,5, maar de oudste ploegen vind je doorgaans in Italië.

AS Trencin uit Slowakije was de jongste kampioen ooit in Europa met een gemiddelde leeftijd van 21,7 jaar in 2014. In de winter van 2014 was ene Moses Simon daar geland en hij maakte Trencin mee kampioen. In de winter van 2015 verkaste Simon naar België en hij maakte ook AA Gent kampioen.

‘Let zo’n jonge speler op bij de tactische bespreking, stelt hij vragen, of is hij nog een speel­vogel?’
Gert Verheyen, voormalig U19-trainer Rode Duivels en nu bij KV Oostende

In de top tien van jonge Europese kampioenenteams springen er twee in het oog: Ajax Amsterdam in 2012 en PSV Eindhoven in 2014. Van Belgische teams en hun jeugd geen spoor. De Nederlandse kernen zijn gemiddeld niet eens een jaar jonger dan de Belgische. Het grootste verschil is evenwel de stabiliteit van de clubs, het verloop van de spelers: in België tekenen de club trained players (drie jaar bij de club tussen 15 en 21 jaar) voor amper 6 procent van de gespeelde minuten. In Nederland is dat drie keer meer. Daar worden de speelminuten door 33 procent buitenlanders volgemaakt. In België is dat 64,6 procent.

Fiscaal steuntje

België heeft een heel gunstige belasting­regeling voor voetballers en meer in het bijzonder voor jonge spelers. Op een salaris van 14.000 euro bruto per maand (de helft van het gemiddelde in het Belgisch voetbal) moet 6.610 euro bedrijfsvoorheffing worden betaald. Van die 6.610 euro moet een professionele sportclub slechts een vijfde doorstorten. De rest blijft voor de club. Voor spelers ouder dan 26 moet de helft van het teruggestorte bedrag naar de jeugdwerking gaan. Daarmee kunnen ook de lonen van jonge spelers worden betaald, vaak goedkope buitenlanders, door de bijzonder lage instap voor niet-EU-voetballers. In de praktijk is de controle daarop zo goed als onbestaande.

De gemiddelde leeftijd van de Belgische kampioen is met 24,98 jaar de vijfde jongste van heel Europa en die ligt nauwelijks boven die van Nederland: 24,19. Wil dat zeggen dat onze kampioenen rolmodellen zijn in het geven van speelkansen aan jonge spelers? Neen. Dat wil zeggen dat de jonge talenten in Nederland volop kansen krijgen terwijl onze ploegen uiterst geslepen zijn in het samenstellen van een kern die jong genoeg is om van alle voordelen te profiteren en waarmee toch een deftig, stevig en ervaren basis­elftal tussen de lijnen kan worden gebracht. De alibi-jeugd kan later worden doorverkocht.

Loopgravenoorlog

In de jeugd­opleiding komt het erop aan het talent op het juiste moment te brengen, goed te omkaderen zonder te pamperen, niet te zwaar te belasten. Maar wanneer is een talent klaar voor het grote werk? Gert Verheyen, voormalig trainer van de U19 van de Rode Duivels en nu aan de slag bij KV Oostende: “Bij de U19 hebben wij Bornauw getest. Die presteerde als een 25-jarige, in dat geval moet je niet twijfelen. Ook niet als ze in zware wedstrijden tegen de jeugd van Frankrijk en Spanje bijvoorbeeld het voortouw nemen. Dan weet je: dat zit goed. Dat is het fysieke aspect.

“Vervolgens komt de rest. Let die speler op bij de tactische bespreking, stelt hij vragen, of is hij nog een speel­vogel? Dat ze voetbal nog als een spelletje zien, heeft ook voordelen. Die onbevangenheid, daar kun je als coach wel wat mee, maar dat ze hun positie­spel niet verwaarlozen en hun verdedigend werk doen, is in het moderne voetbal al even belangrijk.”

In de Belgische competitie wordt gebikkeld tot in mei. Het jonge, soms frêle talent in zo’n loopgraven­oorlog sturen, is een risico

Voor Hein Vanhaezebrouck is het een mix van alles. “Ik vraag de test­resultaten, bekijk hun loop­afstanden en vooral hun meters aan hoge intensiteit. Als dat oké is, neem ik hen bij de A-kern. Het helpt natuurlijk ook dat ze bij Anderlecht de laatste jaren hebben gekozen voor belofte­trainers die eerder eerste­klassers hebben getraind. Emilio Ferrera vorig jaar en Jonas De Rouck dit jaar, samen met René Peeters die al die gasten al jaren volgt: zij weten mij perfect te vertellen of iemand mentaal klaar is om in de eerste ploeg mee te draaien.

“Anderlecht heeft de laatste jaren in de jeugd wel wat eenzijdig gerekruteerd: kleine jongens, snel, dribbelaars die in de bal komen. Geen snelle sterke jongens en al helemaal geen lange sterke voetballers als Kompany en Vanden Borre. Alleen Barcelona kan het met twee lange jongens en allemaal kleintjes.”

Jongeren die in het Belgisch voetbal hun streng trekken, hebben bewezen dat ze hun poot kunnen zetten, zoals dat heet. Of dat volstaat om door te groeien, is daarmee nog niet bewezen. De Belgische competitie is de spelversie van een loopgraven­oorlog, heel moeilijk en heel fysiek. Buitenlanders schrikken van de intensiteit waarmee duels worden aangegaan en van de tactische discipline, vooral dan op verdedigend vlak. Ook de competitie­formule leent zich niet tot veel frivoliteiten in het hoofd van de coach. Met de opdeling in play-offs zijn haast alle wedstrijden na Nieuwjaar belangrijk geworden. Op het moment dat in Nederland de helft van de wedstrijden belangeloos is, en kan worden geëxperimenteerd, wordt in België gebikkeld tot in mei. Het jonge, soms frêle talent in zo’n loopgraven­oorlog sturen, is een risico.

“Jeugd brengen in onze competitie is niet evident”, vindt ook Gert Verheyen. “Ik speel nu met Wout Faes (20 jaar, ex-Anderlecht, HV) in de verdediging en die trekt zijn streng tegen de zware jongens, maar ik wacht echt op een moment om Indy Boonen (jeugd­speler van Genk die drie jaar bij Man. United speelde en nu bij KV Oostende, HV) te kunnen brengen. Ik hoop dat we zo snel mogelijk gered zijn en Play-off 2 spelen. Dan kan ik eindelijk aan de talent­ontwikkeling doen die mijn club voor­staat. Tot dan heb ik punten nodig.”