© Jeroen Hanselaer

Zonder Expo 58 was er geen A12: Antwerpse plekken houden herinnering aan wereldtentoonstelling levend

Wist u dat het echte Eden in Wilrijk ligt? Dat de granieten bol voor het Bouwcentrum door twee Oostenrijkse arbeiders helemaal van de Alpen naar de voet van de A12 werd gerold? En dat de koffiefilter én het Tuc-koekje Antwerpse uitvindingen ter ere van Expo 58 zijn? Met Expokenner François Van Kerckhoven en fairhostess Anny Van Gansen gaan we op zoek naar wat ons hier nog herinnert aan deze wereldtentoonstelling die op 19 oktober 1958 de deuren sloot.

Katrijn Serneels

De A12 was een onverharde baan tussen Antwerpen en Brussel. De eerste computer van IBM was een huiskamer groot. En van cola had je misschien wel gehoord, maar wie kon zeggen dat hij al van het bruine drankje had geproefd? Dat deden vele Belgen pas voor het eerst op Expo 58. Zestig jaar later herinneren nog heel wat Antwerpse plekken, producten en mensen ons aan de wereldglorie van toen.

Maar om te beginnen: waarom zouden we vandaag nog wakker liggen van iets dat zestig jaar geleden gebeurde? “Omdat vele innovaties die te zien waren op de wereldexpo onze manier van leven, eten en werken tot vandaag hebben veranderd”, zegt François Van Kerckhoven (66), auteur van het boek De Wereld van Expo 58, dat je met levendige anekdotes en heerlijke weetjes meeneemt op een tijdreis door het wonderjaar 1958. De Senseo van vandaag had niet bestaan zonder de filter van Rombouts toen. Zonder de Expo zou de A12 naar Brussel er niet zijn. En we zouden hier nog op typemachines met lint teksten zitten schrijven, in plaats van op computers.

De eerste file

“De fifties waren jaren van grote vooruitgang, die de weg voorbereidden voor de golden sixties”, vertelt François. “Auto’s verschenen in het straatbeeld, in elk dorp hadden de dokter, de burgemeester en de notaris ondertussen een wagen gekocht. Toen Expo 58 de deuren opende, zorgde dat voor de eerste files in het land. Al die wagens uit het hele land die opeens op hetzelfde moment naar de Heizel wilden, dat gaf een verkeerschaos vol stilstaande auto’s die elkaar de weg afsneden. Want voorrangsregels of lichten op de kruispunten waren er nog niet, die moesten nog uitgevonden worden.”

© RR

© RR

© Jeroen Hanselaer

© RR

© Jeroen Hanselaer

François bezocht zelf als zesjarige de Expo tweemaal. “Een keer met mijn moeder, een keer met mijn grootmoeder. Ik heb nog een foto teruggevonden van mezelf in een korte broek op de Expo. Wat ik me het levendigst herinner van die bezoeken, was dat ik een ijsje kreeg. Dat moet aan het Russisch paviljoen geweest zijn, daar stonden ze toen met een kraampje waar ijs in grote blokken in schijfjes werd gesneden en tussen een wafelachtig koekje gelegd.”

Fairhostess

In het Russisch paviljoen stond een wereldwonder dat diepe indruk maakte op Anny Van Gansen, een Antwerpse schone die alle examens voor fairhostess op de Expo met succes aflegde. “Daar kon je de Spoetnik zien, een raket waarmee je de ruimte in kon vliegen: dat maakte diepe indruk op mij. Of hoe je met stokjes moest eten zoals de Chinezen, dat had ik nog nooit gezien. Ik kwam nochtans uit een familie waar naast Antwerps, ook Engels, Frans en Duits gesproken werd. Mijn vader deed aan scheepsbevoorrading voor internationale bedrijven in de haven. Eigenlijk was een reis naar de Expo in die tijd een echte wereldreis: je ontdekte er de cultuur en gastronomie van landen die je nog nooit gezien had.”

© Jeroen Hanselaer

Reizen was eind jaren vijftig ongewoon. “Er bestond nog geen vrijetijdscultuur zoals vandaag”, zegt François. “Op zaterdag werkte je, op zondag ging je naar de mis, at je met de familie en dronk je nog een pint in het stamcafé. Expo 58 bezoeken was voor velen een uitstap die smaakte naar meer. Omdat maar weinig mensen een auto hadden of de weg kenden in de wereld buiten hun dorp, werden die bezoeken per bus georganiseerd. Voor heel wat koppels was een driedaags bezoek aan de Expo hun huwelijksreis, zoals ze nu naar de Seychellen trekken.”

Huwelijksreis naar Eden

De huwelijksnacht werd vaak doorgebracht in motel Eden, in het hart van de voor de Expo gebouwde Edenwijk. “En Eden, dat ligt in Wilrijk”, zegt François. “Vandaag ligt daar nog steeds de Edenstraat, het Edenplein, een gazettenwinkel die Eden heet… Al kennen de meeste Antwerpenaars die buurt nu als de Neerlandwijk. De Edenwijk werd in eerste instantie gebouwd om de arbeiders die de paviljoenen voor de Expo moesten bouwen, te huisvesten. Ze werden elke ochtend en avond met een bus naar de Heizel gebracht. Net zoals de toeristen later, die in diezelfde gebouwen zouden slapen, maar dan mooi en modern ingericht als luxemotel. Ik heb nog foto’s teruggevonden van de motelkamers: een slaapkamer met een breed bed, een grote kast, met een bureau en stoel op de kamer, nachtkastjes, tapijten… dat was ongeziene luxe voor vele Vlamingen in de jaren vijftig, toen gezinnen nog rond de keukenstoof leefden.”

Sterren als de Franse komiek Fernandel en het Amerikaanse sekssymbool Jane Mansfield – even blond en rondborstig als Marilyn Monroe – sliepen in Eden. “Al is het onthaalpaviljoen voor de Expobezoekers in de Edenwijk verdwenen, de huizen die dienstdeden als ‘motel’ staan er nog altijd, en werden later door de gemeente verkocht aan particulieren als woning. Rond het Edenplein huizen nog altijd kappers en krantenwinkels, net zoals in 1958. En met straatnamen als Atomiumlaan, Paviljoenlaan en Aziëlaan, herinnert de wijk nog altijd aan haar Expoverleden.”

Oostenrijkse bol

De naam Eden, is dat een knipoog naar de zestiende-eeuwse taalkundige Jan van Gorp, die in zijn Origines Antverpianae bewees dat Eden in Antwerpen lag en Eva en Adam Antwaarps spraken? “De naam Eden werd bedacht door de Oostenrijkse firma die de wijk bouwde”, zegt François. “En de Oostenrijkers hebben nog een ander Exposouvenir in ’t Stad achtergelaten: de Oostenrijkse bol.” Voor het Bouwcentrum, ook bekend als Antwerp Expo, ligt een enorme stenen bol. Je zou bijna denken dat het de tiende bol van het Atomium is die tot hier is gerold. “De stenen bol lag voor het Oostenrijkse paviljoen en stond symbool voor de rijkdom aan ertsen, mineralen en bergen die Oostenrijk te bieden had. De bol was zo groot, dat het verhaal ging dat hij te zwaar was om op een vrachtwagen te laden, en dat twee werkmannen de bol dan maar van de Alpen naar de Heizel hebben gerold. En dat die twee mannen nog een keer zijn moeten terugkomen, nadat de Expo voorbij was, om de bol van het Oostenrijks paviljoen naar het Bouwcentrum in het Antwerpen te rollen. In Gazet van Antwerpen van toen verscheen zelfs een foto waarop je zogezegd in de verte een stip kon zien, op wat toen de Boomsesteenweg was: ja, dat waren de Oostenrijkse werkmannen die de bol naar hier aan het rollen waren.”

Vrijetijdsarchitectuur

Het Bouwcentrum, dat ook gebouwd werd rond 1958, is vandaag het hart van de Expowijk in Wilrijk. “Maar pas op: die wijk, ook de Tentoonstellingswijk genoemd, dankt haar naam aan de Wereldtentoonstelling van 1930, die toen in Antwerpen werd gehouden. Het Bouwcentrum en de bol daar dateren van het Expo 58-tijdperk. Het Bouwcentrum moest toen de nieuwe, industriële manieren van bouwen promoten, waar vele paviljoenen van Expo 58 een voorbeeld van waren. Ook al waren die paviljoenen eigenlijk bedoeld om opnieuw afgebroken te worden, velen ervan kregen een tweede leven.”

Een van de best bewaarde paviljoenen in Antwerpen is de Expohal in Deurne, vandaag een sporthal. “Dat is het voormalige Belgische houtpaviljoen, dat in de schaduw van het Atomium lag. Met z’n typische koepelvorm is het een voorbeeld van de ‘vrijetijdsarchitectuur’ die in heel Vlaanderen zou opduiken in de volgende jaren. Een houten gebogen gebinte, dat een grote ruimte overspant: dat is ideaal, niet alleen voor sportwedstrijden waar de toeschouwers vanop tribunes en vanuit alle hoeken naar kunnen kijken, maar ook voor beurzen en concerten.”

© RR

© Jeroen Hanselaer

© Jeroen Hanselaer

© RR

© Jeroen Hanselaer

In de plaats van vierkante bakstenen gebouwen met pilaren, verschenen de koepelconstructies in de loop der jaren overal, van de Nekkerhal tot het Sportpaleis. “Niet alle paviljoenen op de Expo waren in koepelvorm: de ene pronkte met een schuin dak, zoals het Côte d’Or-paviljoen, het andere met een volledige glazen gevel met trapdak, zoals het IBM-paviljoen. Langs die twee Expo-souvenirs rij je nog elke dag als je de A12 neemt van Antwerpen naar Brussel”, zegt François. “Het Côte d’Or-paviljoen is vandaag discotheek Carré geworden, en je moet eigenlijk al naar de zijkant van het gebouw gaan kijken, om dat schuine dak nog te herkennen. De voorgevel herinnert vandaag niet meer aan het origineel. De rode pilonen als je de parking van Carré oprijdt wel: dat zijn pilonen die op het Expoterrein bij een van de ingangspoorten stonden.”

Koffiefilter

In de supermarkt is Dessert 58, die lekkere chocoladereep met praliné, nog een Côte d’Or-souvenir van de Expo, net zoals de Chocotoff die voor de Wereldtentoonstelling van 1934 bedacht werd. “Veel Antwerpse bedrijven lanceerden innovaties op de Expo, van het Tuc-koekje tot de koffiefilter. Die laatste was een uitvinding van Koffie Rombouts, dat vandaag nog steeds langs de Boomsesteenweg een vestiging heeft. Met de filter kon je voor het eerst één kopje zetten, met een perfect voorafgemeten dosis gemalen koffie in de filter, zodat je koffie nooit te straf of te slap zou zijn. Na de Expo zag je de koffiefilters in vele horecazaken verschijnen, en door het succes ervan was hij enkele jaren later ook te koop in de supermarkten.”

Aan de overkant van de A12, schuin tegenover de Carré, ligt bouwfirma Wienerberger. “Hun glazen gevel is die van het IBM-paviljoen. Daar kon je indertijd de eerste computer gaan bewonderen”, vertelt François. “Die was een huiskamer groot. Je kon er vragen aan stellen, zoals ‘wanneer begon de Eerste Wereldoorlog?’. Met een ponskaart kwam het antwoord dan uit de machine: een wonderlijk schouwspel. Minstens even onder de indruk waren vele secretaresses van de elektrische typemachines die IBM toonde. Velen hielden er wedstrijdjes sneltikken tegen elkaar, want met zo’n elektrische machine kon je met recordsnelheden tikken. Die elektrische machines, verre voorlopers van de computers van vandaag, vonden na de Expo ook steeds meer ingang in bedrijven allerhande.”

Van fairhostess naar airhostess

Maar het gezicht van Expo 58, dat waren de fairhostesses, die even glamoureus gekleed als een airhostess, de bezoekers van de Expo wegwijs maakten. De Antwerpse Anny Van Gansen was een van de 288 gezichten. “We legden examen na examen af, leerden elegant lopen met een boek op ons hoofd, studeerden de geschiedenis van België in, van alle paviljoenen leerden we wie de architect was, welke de afmetingen waren, en wat er te zien was, maanden lang. Naar die kennis was weinig vraag, zo bleek in de praktijk. Waar is het toilet, dat was de vraag die we het vaakst moesten beantwoorden. Er werd ook vaak de weg gevraagd naar Vrolijk België, waar je vele bieren kon proeven, en naar het Amerikaanse paviljoen, waar nu nog het Amerikaans Theater van overblijft.”

Anny’s moeder was zo trots als een gieter dat haar dochter fairhostess was. “Ik legde er contacten die mijn latere carrière zouden bepalen, zo kende een andere hostess iemand die bij Sabena werkte. Na de Expo solliciteerde ik bij Sabena en vloog ik een deel van de wereld rond als airhostess. Daar was mijn moeder minder blij mee: vliegen, dat zou mijn dood worden, dat was veel te gevaarlijk.”

Hostessenschandaal

© Jeroen Hanselaer

© RR

Het leven als airhostess was vrijer dan dat als fairhostess. “Als fairhostess op de Expo werden je erg strenge regels opgelegd: zo mocht je in je uniform als fairhostess niet vergezeld van een man rond-lopen. Behalve als je kon bewijzen dat die man een bezoeker was die je officieel begeleidde. Toen ik na mijn werk mijn vader vergezelde op het expo-terrein, met mijn uniform nog aan, was dat spannend: want dat mocht eigenlijk niet… Nee, ook voor je vader maakten ze geen uitzondering.”

Anny herinnert zich dan ook nog ‘het schandaal’ van de acht hostessen die ontslagen werden. “Die zouden op het dak van een paviljoen monokini hebben liggen zonnen, terwijl er een helikopter overvloog met een journalist in.” Maar, weet Expo-specialist François, dat verhaal klopt niet: “De ontslagen hostessen hebben een proces aangespannen en gewonnen. Zij waren gewoon tijdens hun pauze op het dak van de gebouwen aan het zonnen. Omdat het warm was, hadden ze hun jasje uitgetrokken, misschien een knoopje meer van hun blouse opengezet. De verantwoordelijke van het team hostessen kreeg dit te horen, wat meteen leidde tot hun ontslag, en tot indianenverhalen zoals dat van de overvliegende helikopter met een journalist in en de monokini. Een bikini dragen was in de jaren vijftig nog verboden, laat staan dat monokini zonnen in iemands hoofd zou zijn opgekomen.”

Nee, daarvoor moeten we wachten tot de summer of love van 1968 en de hippies. En die waren op Expo 58 nog niet uitgevonden.

INFO:

De wereld van Expo 58, François Van Kerckhoven, Witsand Uitgevers, 303 blzn., 24,95 euro.