Direct naar artikelinhoud
De vragen van ProustRobby Cleiren

Robby Cleiren: ‘Ik heb die krant dichtgeslagen, en ben vijf dagen lang in bed blijven liggen met een deken over mijn hoofd’

Acteur Robby Cleiren: ‘In de ontmoeting met de ander zit voor mij het plezier van het leven. Zonder de ontmoeting bots je snel op je eigen grenzen.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Tweeëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: acteur Robby Cleiren (52). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“In de dertig. Als je achttien bent, weet je dat je nog alle kanten op kunt. Die fase ben ik voorbij, ik heb een weg gekozen, maar binnen die weg ben ik nog altijd zoekend en tastend. Ik voel me verre van gearriveerd.

“Door toneel te spelen kun je wel revanche nemen voor een aantal levens die je niet hebt geleid, maar soms kriebelt het toch nog. Ik heb een kameraad die hier af en toe met een idee aankomt: ‘Robby, dat zaaltje is nu van de kerkfabriek, maar als we dat nu eens overnemen en we organiseren daar concerten en voorstellingen, wat denk je?’ Of: ‘Robby, dat hotel aan het strand in Spanje staat leeg. Zouden we dat niet kopen?’ En dan denk je: ja, dat leven is natuurlijk ook nog mogelijk. Ik vind het wel fijn om daarover te fantaseren.

“Ik zat op een jezuïetencollege waar we werden klaargestoomd voor richtingen als geneeskunde en burgerlijk ingenieur. Toneelspelen viel uit de boot, en daardoor had dat zeker meer aantrekkingskracht, maar ik herinner me goed dat ik toen vond dat er zoveel interessante pistes waren. Journalist of advocaat zag ik me ook nog worden. En nog altijd kan ik me gemakkelijk een ander leven voorstellen, ook al ben ik de vijftig gepasseerd. Ook al weet ik, als ik nog een move wil maken, dat ik niet meer te lang moet wachten.”

2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik ben een doorzetter. Ik kan mij lang in iets vastbijten. Ik ben koppig. Soms slim koppig, soms dom koppig, zodat je denkt: dit heeft echt geen zin, laat het los. En ik ben nieuwsgierig en gulzig. En soms te trots om iets toe te geven. Bijvoorbeeld: als iemand mij kwetst, zal ik dat niet snel tonen, ook al ben ik er echt kapot van. En dat is stom. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat je als acteur enerzijds een grote gevoeligheid moet hebben, maar je anderzijds moet wapenen tegen allerlei kritiek. En daar ben ik met de jaren goed in geworden, misschien iets te goed.

“Op scène kan ik wel kwetsbaarheid toelaten, maar in het echte leven trek ik nogal snel een harnas aan en dat vind ik een minder goede eigenschap, want dat heeft geen zin. Soms spreek ik me niet uit omdat ik de dingen ook niet groter of belangrijker wil maken dan ze zijn, maar zo doe je jezelf soms tekort.”

3. Wat drijft u?

“Verbinding met anderen. We zijn nu bijvoorbeeld met de Roovers een voorstelling aan het spelen met acht mensen. Dat zijn mensen met compleet andere achtergronden, andere geschiedenissen, andere leeftijden. Acht heel uiteenlopende levens. We delen wel iets gezamenlijks, namelijk de liefde voor toneel en de wil om een verhaal vorm te geven op een podium, maar hoe komen we elkaar daarin tegemoet? En wat kunnen we voor elkaar betekenen in de tijd die we nu samen doorbrengen? De energie die ontstaat door die wisselwerking, daarvoor spring ik uit bed. Je brengt elkaar op ideeën die je alleen nooit zou kunnen verzinnen, je doet elkaar op een andere manier kijken en dat vind ik het mooiste en het boeiendste wat er is. Het resultaat van die samenwerking dan ook nog eens kunnen delen met een publiek, in de hoop dat het ook bij hen iets losmaakt, dat is wat mij drijft.

Robby Cleiren: ‘Ik heb ook wel een paar mensen gekwetst. Wie niet? Dat had ik natuurlijk liever niet gedaan, maar het is gebeurd.’Beeld Stefaan Temmerman

“Mocht ik alleen op de wereld zijn, dan zou ik het moeilijk vinden om ’s ochtends uit bed te stappen en in mijn kleren te springen. Het leven is maar de moeite waard omdat er andere mensen zijn en je wordt zelf maar iemand door je te verhouden tot anderen. Samen een voorstelling maken vind ik daarom bijzonder, omdat je telkens weer andere mensen ontmoet, met wie je een kortstondige maar toch wel intensieve relatie aangaat. Daarbij gaat het altijd over de grote thema’s in het leven: liefde, dood, afscheid, jaloezie, verraad. Als je dan drie, vier maanden met elkaar samenwerkt, elkaar bevraagt en tot iets komt waar een soort van meerstemmigheid in weerklinkt, stemt dat mij gelukkig.

“Het omgekeerde gebeurt niet zo vaak, maar als het gebeurt word ik daar heel triest van. Zo heb ik eens meegemaakt dat elke poging om tot creativiteit te komen teniet werd gedaan omdat elk gesprek gereduceerd werd tot een identitaire kwestie. ‘Maar jij kunt dat niet snappen, want jij bent een witte vijftigplusser, cisgender patriarchale man.’ Ja, dat is natuurlijk zo, dat ben ik. Maar ik ben ook een spelend kind van zes dat in de bomen klimt, dat moet je ook in mij kunnen zien. Elk gesprek was zo zwaar beladen dat ik eruit ben gestapt. Ik voelde gewoon alle creativiteit uit mij wegzinken.

“En dan denk ik: als wij, collega’s, die toch de liefde voor ons vak delen, voor wie verbeelding en empathie zogezegd geen loze begrippen zijn, op ons kleine veldje binnen de culturele wereld al niet tot iets constructiefs kunnen komen, als wij elkaar al niet kunnen vinden, hoe moet die kloof in de echte wereld dan overbrugd raken?

“Gelukkig gaan alle partijen meestal op zoek naar: wat verbindt ons? En hoe kunnen we, ondanks alle verschillen, toch tot elkaar komen? Als dat lukt, is dat heerlijk. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld een voorstelling gemaakt met Stan: About Elly, met acteurs van verschillende origine. Tijdens de repetities vertelde Mokhallad Rasem over zijn jeugd in Irak, een leven dat wij ons bijna niet kunnen voorstellen. Hoe bijzonder is het niet om iemand tegen te komen uit een ander deel van de wereld met een totaal andere geschiedenis en samen op het toneel te mogen staan als vader en zoon. In de ontmoeting met de ander zit voor mij het plezier van het leven. Zonder de ontmoeting bots je snel op je eigen grenzen. In de ontmoeting wordt de wereld altijd groter en interessanter.”

4. Is het leven voor u een cadeau?

“Ja. I count my blessings. Ik ben geboren in een vrij deel van de wereld waarin we niet in de gevangenis vliegen als we een afwijkende mening hebben. Ik hoef me geen zorgen te maken of we morgen voldoende te eten hebben. Ik ben in een warm nest grootgebracht waarin ik de vrijheid kreeg om keuzes te maken en op zoek te gaan naar de mens die ik wilde zijn, ook al strookte dat niet altijd met wat mijn ouders voor ogen hadden. Ik ben veel mensen tegengekomen die mij kansen hebben gegeven, die in mij geloofden. Dus ja, ik heb veel redenen om het leven als een cadeau te zien. Het leven is en blijft natuurlijk een zoektocht, maar ik zou het verschrikkelijk vinden mochten ze het mij morgen afpakken.”

BIO • Acteur, geboren in 1971 • Volgde de theateropleiding Dora van der Groen in Antwerpen en de Actors Studio in Londen • Medeoprichter van toneelgezelschap de Roovers, speelde als gast bij onder meer STAN, Het Toneelhuis, NTGent en de KVS • Is gastdocent aan het Conservatorium van Antwerpen • Speelde tal van rollen in theater, film en series. Was recentelijk te zien in de film Holly en de serie Rough Diamonds

5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Ik heb nog niet veel mensen uit mijn dichte omgeving moeten afgeven. De echte zwarte pistes van het leven staan me nog te wachten, denk ik. Tenzij ikzelf als eerste dit schouwspel verlaat, dat weet je nooit.

“De tot nog toe moeilijkste periode was in 2017. Toen rommelde het op vele vlakken in mijn leven. Ik had het gevoel alsof ik een zware boot vanuit de haven de zee in probeerde te loodsen en dat wilde maar niet lukken. Op een ochtend viel er dan ook nog een krant in de bus met een recensie die niet eens zo slecht was, maar in ieder geval niet goed genoeg. Ik heb die krant dichtgeslagen, ben naar boven gegaan en ben vijf dagen lang in mijn bed blijven liggen met een deken over mijn hoofd. Ik voelde het vuur in mij helemaal uitdoven, en dat had ik nog nooit meegemaakt.

“Uiteindelijk ben ik uit bed gekropen. Ik had liggen denken aan Robinson Crusoe, die nadat hij aangespoeld was op een onbewoond eiland zich uit wanhoop in de modder rolde. Na een paar dagen zag hij in dat dat niet hielp, hij moest het anders gaan aanpakken. Dus heb ik zelf ook een lijstje opgesteld: je gaat elke dag wandelen, je zoekt iemand die je helpt om hieruit te geraken, je zult voortaan lief zijn voor jezelf, je mat jezelf niet meer af, die heerlijke fles wijn die daar staat te lonken, daar blijf je af. En zo heb ik mezelf weer bij de kraag gegrepen en naar boven getrokken.”

6. Welk moment zult u altijd blijven koesteren?

“De geboorte van mijn dochter. Ik kom uit een heel mannelijke wereld: ik heb een broer, zat op een jongensschool, ging naar de jongensscouts. De toneelschool was de eerste keer dat ik echt met vrouwen in contact kwam. En op het moment dat ik vader werd, dacht ik: het zal een zoon zijn, en het bleek een meisje te zijn. Dat ik dit mocht meemaken: zo’n piep-, piepklein meisje. (glundert) Dat was ook de enige keer in mijn leven dat ik geweend heb van geluk.

“Ik denk dat het Josse De Pauw was die zei: er zijn maar twee momenten van waarheid in het leven, de geboorte en de dood, en daartussen hebben we de leugen van de liefde. Of iets in die zin.” (lacht)

7. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“De magnolia die in bloei staat. Het leven dat uit de knoppen barst. De kat die op mij komt liggen als ik in de zetel zit te lezen.

“Of deze week een vrouw op de trein die een lied zat te neuriën. Zo mooi, en dat heb ik ook tegen haar gezegd.”

8. Wat biedt u troost?

“Muziek spelen, muziek beluisteren en lezen. Soms denk je: ik ben de enige ter wereld die dit meemaakt, en dan lees je een boek en besef je: nee, dat is niet zo, wat je voelt is universeel, anderen hebben daar zelfs woorden voor gevonden en hebben dat in glasheldere zinnen neer weten te schrijven. En dat vind ik heel troostrijk.

“Ik hou ook een lijstje bij van reflecties van mezelf op wat ik lees. Zo heb ik het gevoel dat ik in dialoog ga met de auteurs ervan. En dat vind ik magisch, dat je bijvoorbeeld in gesprek kunt gaan met een Russische schrijver die al honderd jaar dood is.”

9. Waar hebt u spijt van?

“Ik heb soms spijt dat ik moet kiezen, omdat ik gulzig ben en ik wil het graag allemaal en dat kan niet. Als ik vroeger moest kiezen tussen een toneelvoorstelling, een film of een feest, dan ging ik eerst naar de toneelvoorstelling om acht uur, dan naar de film om tien uur en daarna naar het feest. (lacht) Want kiezen is verliezen, en dat vind ik soms moeilijk.

“Door mijn trots heb ik ook niet altijd de moed gehad om te zeggen wat ik echt voelde. En ik heb ook wel een paar mensen gekwetst. Wie niet? Dat had ik natuurlijk liever niet gedaan, maar het is gebeurd. Daar moet ik maar mee leren leven en mijn lessen uit trekken.”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“De laatste keer was vorige week, toen ik naar Opera Proibita van Cecilia Bartoli aan het luisteren was (met aria’s van Händel, Scarlatti en Caldara, AJ). Muziek kan mij zo’n uppercut geven dat ik ervan begin te wenen. Muziek gaat niet via je hersenen, maar komt rechtstreeks je hart binnen, daarom is het voor mij een van de allermooiste kunsten.”

11. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?

“Een van de heftigste keren was in Oostende tijdens Theater aan Zee. Mijn zoon was toen een jaar of negen en we waren samen aan het fietsen, ik voorop.

“Op een bepaald moment komen we in een smalle straat, er staat een auto geparkeerd en de chauffeur wil zijn deur opengooien. Ik roep: ow, ow, ow! Er komt nog iemand aan! Ik rijd hem voorbij, hij gooit toch zijn deur open, waardoor mijn zoon moet uitwijken, en begint hem uit te schelden. Ik stap af, smijt mijn fiets tegen de grond, die man blijft maar schelden en ik ga pal voor hem staan, helemaal buiten zinnen. Hij schrikt van mijn blik en stopt.

“Waardoor ik zelf ook schrok. Ik voelde: als ik nu niet oppas, bega ik een ongeluk, en daardoor kwam ik weer tot mezelf.”

Robby Cleiren: ‘Camus zegt dat we ons moeten voorstellen dat Sisyphus in zijn arbeid gelukkig is; een meesterlijke zet op het schaakbord van het leven.’Beeld Stefaan Temmerman

12. Hoe was u als kind?

“Wij woonden in een gewoon huis in Borgerhout en de garage was mijn speeltuin. Ik maakte er een circus van en nodigde mijn vrienden uit om een rol te komen spelen als acrobaat of clown. Of ik toverde ze om tot een kerk met mezelf als pastoor en rijstkoeken als hosties. (lacht)

“Mijn ouders waren op een bepaalde manier streng, ik moest het goed doen op school, maar ze lieten me verder heel vrij. Ik hing vaak rond op straat en kreeg geen uur om thuis te komen, waardoor ik heel uiteenlopende figuren tegenkwam. Ook louche kereltjes, autodieven en dealers die later in de gevangenis zijn beland.

“Ik weet nog, ik was een jaar of zestien, en wilde op een zondagavond naar een concert in Parijs. In platenwinkel Brabo kon je een ticket kopen, busrit incluis. Ik zou om vijf uur ’s ochtends terug zijn in Antwerpen en school begon om tien over acht. Mijn ouders vonden dat oké. De afspraak was: als jij het niet verknoeit, krijg je alle vrijheid die je wil, en ik heb het gevoel dat dat erg geholpen heeft om mijn eigen weg te vinden. En zoals mijn weg echt een andere weg is dan die van mijn ouders, vind ik het belangrijk dat mijn kinderen ook hun eigen weg vinden.”

13. Wat is uw vroegste herinnering?

“Ik zit in de derde kleuterklas, in de zomer van 1976. Het is warm en we mogen in onze onderbroek de speelplaats op, terwijl juf Majolée alle kinderen nat spuit. Daarna moeten we terug naar binnen, ik ga zitten en vooraan staat Nathalie De Man, het mooiste meisje van de klas, met haar lange blonde paardenstaart. Waarop juf Majolée, zo’n klein Russisch matroesjka-model, haar staart vastpakt en hem met al haar macht uitwringt. Ik schrik en denk: oei, dat moet pijn doen. Maar Nathalie De Man blijft onbewogen staan. Ze voelt niets.” (lacht)

14. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“De Japanse brug van Monet, een affiche van de Blauwe Maandag Compagnie: De meeuw van Tsjechov, en een foto van Jeff Buckley. En een gesigneerd gedicht van een dichter van wie ik de naam vergeten ben.”

15. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Een paar jaar geleden zei de dokter me: als je geen pillen neemt, krijg je voor je vijfenvijftigste je eerste hartinfarct. Ik zit in hetzelfde genetische schuitje als mijn vader, die ondertussen twee hartinfarcten heeft gehad en vijf bypasses heeft. Hij is al een paar keer door de mazen van het net geglipt, maar elke dag vind je hem nog op het tennisveld. Hij heeft een prachtige tirette op zijn borstkas staan, mag niet te veel verzadigde vetten eten, maar verder heeft hij er niet al te veel last van. En daarom remt het mij ook niet echt af. Zolang de dokters zeggen dat ik marathons mag blijven lopen als ik mijn bloed maar laat controleren en mijn pilletjes neem, doe ik dat. Dus ik moet mijn lichaam wel wat verzorgen, maar ik ben mijn lijf verder enorm dankbaar voor alles wat het mij laat doen.”

16. Hoe definieert u liefde?

“Als een vorm van intense aandacht schenken aan. Je kunt liefde hebben voor je vak en voor de literatuur en dat houdt in dat je ze met intense aandacht bejegent. Met mensen is dat niet anders. Aandacht geven aan iemand zonder daarvoor iets terug te verwachten. Natuurlijk gaat dat soms in golven en zijn er momenten dat je minder aandacht voor elkaar opbrengt. Maar bij eb en vloed blijven strand en zee wel met elkaar verbonden. Of zoals Rainer Maria Rilke het mooi verwoordt: wij zijn de tedere hoeders van elkaars eenzaamheid. Het is prachtig om in de liefde één te kunnen zijn, maar je blijft ook altijd jezelf met je eigen demonen en je eigen strijden.”

17. Wat vindt u erotisch?

“Blikken en aanrakingen. Alles wat handen en ogen zonder woorden vertellen. In Buenos Aires heb ik ooit mijn ogen uitgekeken tijdens een tangoavond. Hoe die mannen en vrouwen elkaar vasthielden, die uitwisseling van blikken, dat spel van aantrekken en afstoten vol ingehouden spanning, dat vond ik bijzonder prikkelend.”

18. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Nee, God heeft mij nog niet aangesproken. De godin van de liefde heeft al in mijn oor gefluisterd, dat is al keiveel, vind ik. (lacht) Ik stap wel graag een kerk binnen. Die zuilen die naar de hemel reiken en die glasramen waar het zonlicht door valt, daar kan ik lang naar kijken.”

19. Welk boek heeft voor u een speciale betekenis?

Le Mythe de Sisyphe (1942, AJ) van Albert Camus, en meer bepaald de zin: ‘Il faut imaginer Sisyphe heureux’. We worden allemaal ongevraagd de wereld ingegooid, zegt Camus, en dus moeten we zoals Sisyphus ons rotsblok de rots op tillen, maar telkens als het blok boven is, rolt het weer naar beneden en moeten we herbeginnen. Een compleet zinloze bezigheid, en dat is inderdaad ook het leven. Maar, zegt Camus, je moet je voorstellen dat Sisyphus in zijn arbeid gelukkig is. En dat vind ik een meesterlijke zet op het schaakbord van het leven. We moeten zelf zin geven aan ons bestaan en daar onze vreugde uit halen. Met andere woorden: we zitten hier allemaal maar wat aan te klooien, maar als je met verbeelding naar het leven kunt kijken, wordt het vol en mooi en zinvol.

Le Mythe de Sisyphe spreek je ook uit als ‘le mythe décisif’, de beslissende mythe, de mythe die het verschil maakt. En zo is het maar net: door de manier waarop je kijkt, zet je de absurditeit van het leven simpelweg schaakmat.”

20. Hoe zou u willen sterven?

“Ik zou het fijn vinden om iemands hand vast te houden, denk ik. De hand van mijn geliefde, of van een van mijn kinderen, of misschien die van de verpleegster die dan toevallig dienst heeft. En als er niemand aanwezig is, zal ik mijn eigen hand vasthouden en zal ik me voorstellen dat het de hand van mijn moeder is en dat we de eerste schooldag samen naar school gaan en dat ik bang ben om de poort binnen te gaan en dat mijn moeder zegt: ga maar jongen, je kunt dat.

“Want dat vind ik toch wel een ding: wij die in het leven zijn geroepen, moeten allemaal door de poort van de dood, door die grote zwarte muil. Dat blijft toch onbevattelijk.”

21. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Ik denk dat ik zoals bij een voorstelling te zenuwachtig zou zijn om te eten. Ik zou wel zin hebben in een glas champagne. Om te genieten van eten moet je ontspannen zijn en sterven lijkt me te spannend. En ook: alles wat erin gaat, moet er natuurlijk ook weer uit en ik zal mijn eigen shit wel opkuisen. Ik wil anderen niet lastigvallen.”

22. Welke droom hebt u nog?

“Wat ik fijn zou vinden is om ooit nog tot een groot theatergezelschap te behoren met spelers van jong tot oud, ook al lijkt dat niet meer van deze tijd.

“Voorts zijn er nog een paar dromen die regelmatig iets in mijn oor komen fluisteren. Dat zijn geen dromen die zich met luide stem aankondigen, zoals een rol spelen in een serie of een prijs winnen, maar stille dromen die een vonkje opwekken: heb je daar weleens aan gedacht? Aan dat andere leven dat ook denkbaar is. Je moet stil genoeg zijn om ze te horen, want je laat je snel opnaaien door allerlei verwachtingen van binnenuit of van buitenaf. Stille dromen worden snel overstemd door praktische bezwaren. En dan denk ik bijvoorbeeld aan wandelen naar Compostella of midden in de natuur gaan wonen. En ik hoop dat ik die stille dromen zal blijven horen.”