Direct naar artikelinhoud
AnalyseEurovisiesongfestival

De relatief onbekende maar gigantische organisatie EBU is kop van Jut: wie zit er achter het Eurovisiesongfestival?

De Malmö Arena in Zweden tijdens het Eurovisiesongfestival, waar de mastodont EBU de lakens uitdeelt.Beeld ANP

Fuck the EBU! I don’t even care anymore. Fuck them.’ De kans is groot dat half Europa nog nooit gehoord had van de European Broadcasting Union, maar met één quote bracht de Ierse artiest Bambie Thug daar dit weekend verandering in. Wie is die organisatie achter het Eurovisiesongfestival?

en

Heeft u verstaan wat Martin Österdahl, executive supervisor van het Eurovisiesongfestival, net voor de puntentelling vertelde afgelopen zaterdag? Nee, dat heeft u niet, want wat traditioneel het moment de gloire is van deze topman binnen de EBU, werd nu overstemd door boegeroep waar de haters van Mathieu van der Poel nog een puntje aan kunnen zuigen.

De reden daarvoor? Wel, wat niet. Er was de deelname van Israël, ondanks de oorlog die het al meer dan een half jaar voert in Gaza, en de hetze die dat voor en achter de schermen veroorzaakte. Er was de tumultueuze diskwalificatie van Nederland. Er waren de emotionele hartenkreten en verwijten van deelnemers na afloop van de wedstrijd, en de pro-Palestijnse protesten voor de deur. En dan moest het nog maandagochtend worden. De Europese Commissie wond zich gisterochtend op omdat de Europese vlag geweerd werd uit de zaal in Malmö. “Een cadeau aan de eurosceptici en vijanden van Europa”, klonk het boos.

Martin Österdahl, topman van de EBU, tijdens het Eurovisiesongfestival van 2021 in Nederland.Beeld ANP

In de ogen van de misnoegden is voor dat alles slechts één verantwoordelijke: die relatief onbekende maar gigantische organisatie EBU. Die werd opgericht in 1950 als belangenorganisatie voor de publieke omroepen in Europa. Dat mag je ruim zien, want de EBU telt inmiddels 113 aangesloten leden in 56 landen.

De EBU focust op nieuwsuitwisseling − sterft de paus, dan verspreidt de EBU de beelden van de RAI over heel Europa. Ze onderhandelt in naam van de openbare omroepen over de uitzendrechten van grote sportevents, fungeert als platform voor technologische uitwisselingen, ziet toe op de politieke onafhankelijkheid van de publieke omroepen en heeft een aantal eigen producties, waarvan het Eurovisiesongfestival veruit de bekendste is.

Apolitiek

In dat alles is er één belangrijke constante: de EBU houdt zich zo ver mogelijk weg van alle mogelijke politieke boodschappen. De organisatie veroordeelde in een statement vanochtend dan ook de verwijzingen naar de oorlog in Gaza. “We betreuren dat sommige delegaties op het Songfestival in Zweden de geest van de regels en de competitie niet hebben gerespecteerd, zowel ter plaatse als tijdens de uitzendingen.”

Maar precies door dat stringente bewaken van het apolitieke karakter van het festival, heeft de EBU zichzelf naar het oog van politieke storm gekatapulteerd. Want neem nu die Europese vlag. Hoe bijzonder is het dat bij een festival dat de verbondenheid van landen moet bevorderen, de overkoepelende vlag van heel wat van die landen geweerd wordt?

Eurovisiesongfestival-kenner en mediaonderzoeker Jonathan Hendrickx (VUB) heeft een verklaring. “Het reglement zegt dat enkel vlaggen van deelnemende landen en de regenboogvlag toegelaten zijn in de zaal. Daar is dit jaar door Zweden, het organiserende land heel streng op toegezien, omdat ze wilden vermijden dat duizenden Palestijnse vlaggen de zaal in zouden worden gesmokkeld.”

Dat apolitieke werkt ook door in de beslissing om Israël wel te laten deelnemen. Volgens de groepering van publieke omroepen is het criterium dat Israël − in tegenstelling tot Rusland dat wel geweerd wordt − wel degelijk over een onafhankelijke publieke omroep beschikt, zo legde de Belgische EBU-topman Jean-Philip De Tender vorige week nog uit op Radio 1. “Het is geen competitie tussen overheden.” De Tender was niet bereikbaar voor verdere commentaar op de gebeurtenissen van afgelopen weekend en verwijst naar de statements van de persdienst van de EBU.

En hoewel alle leden wel zeggenschap hebben, worden de meeste beslissingen genomen door een raad van wijzen. Die moet balanceren op een dunne koord, want hoewel landen als België wel degelijk bezwaar geuit hebben tegen de deelname van Israël, bestaat er daarover geen eensgezindheid binnen de organisatie. “Daardoor kon de EBU eigenlijk nooit goed doen”, concludeert Jeroen Depraetere, van 2016 tot 2020 hoofd tv en toekomstige media binnen de EBU.

Oude dame

Vraag is hoe het nu verder moet. Er wordt al dagen druk gespeculeerd over de toekomst van het Eurovisiesongfestival en die van de EBU. Niet in het minst door de deelnemende landen zelf die graag een en ander uitgeklaard willen zien. Ook de EBU zelf kondigt een grondige evaluatie aan.

Bezinning is ook absoluut nodig, vindt communicatiewetenschapper Tim Raats (VUB), die onderzoek doet naar publieke omroepen. “We leven in tijden waarin publieke omroepen meer onder politieke druk komen te staan. Niet alleen in Oost-Europa, maar ook bij ons. Dan heb je een belangenorganisatie nodig die weet hoe daarmee om te gaan en die helder communiceert.”

En daar mankeerde het nu precies aan. De diskwalificatie van de Nederlander Joost Klein baadde in onduidelijkheid, met als summum het feit dat een persconferentie geschrapt werd om lastige vragen te vermijden. Heel verontrustend, vindt Raats dat, vooral omdat de EBU dus ook zoveel nuttig werk doet. “Maar als dit de stijl dreigt te worden van de organisatie die de publieke omroep moet verdedigen in tijden van populisme en toenemende druk, dan staan we er niet goed voor.”

En het Eurovisiesongfestival zelf? Depraetere is er gerust op. “Het Eurovisiesongfestival is een oude dame die al veel heeft meegemaakt. Bij haar eerste editie pasten de spelregels op één blaadje. Intussen is dat een bundel van meer dan 200 pagina’s. En nu hebben we weer iets nieuws meegemaakt, voor het eerst werd het festival gekaapt door een externe partij (de pro-Palestijnse beweging, red.). Daar zal uit geleerd worden, volgend jaar wordt dat pakketje gewoon weer een stukje dikker.”