De deskundigen zijn het er alle drie over eens: het is een complex probleem met veel kanten. Maar je moet toch ergens beginnen. Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit Amsterdam: "Ten eerste moeten we kijken: hoe kunnen we voorkomen dat Nederlanders overgewicht krijgen? Dat heeft vooral te maken met de omgeving waarin we leven en werken."
Aanbod ongezonde producten neemt toe
Het CBS is in de jaren tachtig begonnen met de gezondheidsonderzoeken. "De afgelopen veertig jaar is er veel veranderd in onze omgeving", ziet Seidell. "We zitten meer en er is meer toegang tot ongezonde voedselproducten. Met name dat ongezonde aanbod is toegenomen. Door middel van reclame, marketing, kortingen, enzovoorts. Mensen zijn daar slecht tegen bestand."
Ook onze werkbalans is veranderd. "We werken langer en er is meer tijd nodig voor vervoer. Daardoor hebben we minder tijd om iets te koken. Mensen raken afhankelijk van het aanbod in supermarkten en restaurants. En dat is ongezond geworden." De oplossing ligt dus bij onze omgeving, vindt hij.
Programma's te veel gericht op gedrag individu
Ien van de Goor, bijzonder hoogleraar publieke gezondheid en preventie aan de Universiteit van Tilburg, sluit zich aan bij Seidell: "Er moet vooral iets structureel veranderen in het aanbod om ons heen. Nu zien we in de supermarkt en in reclames veel te veel bewerkt voedsel, met te veel calorieën en vet."
Daar moet iedereen nu individueel weerstand aan bieden en dat is lastig. "We worden eigenlijk doodgegooid met fastfoodketens in onze omgeving. Tegelijk bewegen we veel minder. Zolang er niets aan die aanbodkant verandert, wordt het voor kinderen ook veel moeilijker om op een gezond gewicht te blijven."
Seidell noemt de werkomgeving als praktisch voorbeeld. "Op ons kantoor stond vroeger een schaal met koekjes en chocola op tafel. Na een halve dag vergaderen was die leeg. Nu staat er een schaal met snoepgroente. Die is ook na een halve dag leeg, maar dan heb je tenminste groenten gegeten in plaats van koekjes."
Van de Goor benadrukt dat bewegen en calorie-inname niet alleen belangrijk zijn voor het voorkomen van overgewicht. "Het gaat ook over het voorkomen van chronische aandoeningen. Het risico daarop wordt verhoogd als je weinig beweegt. Er moet in de breedte, vanuit de overheid en gemeenten, worden ingezet op een gezondere omgeving die uitnodigt tot meer bewegen."
"Scholen en gemeenten kunnen best meer aandacht besteden aan een beweegvriendelijke omgeving", vindt Van de Goor. "Denk aan voldoende groen in de wijken, fietspaden, wandelpaden en speeltuintjes." Gemeenten kunnen bijvoorbeeld ook wandelactiviteiten organiseren. "Veel mensen houden niet van actief sporten, maar dat is niet erg. In beweging blijven is belangrijk."
Maar ook aanleg is een factor: "Wie de pech heeft om snel aan te komen, is de dupe." Overgewicht heeft een negatief stigma in de samenleving, waarschuwt Van de Goor. Ook Gerdine Fransen-Kuppens, hoogleraar populatiegerichte preventie bij het Radboudumc in Nijmegen, vindt dat de maatschappij vaak te veel wijst naar het individu. "Overgewicht is het resultaat van veel verschillende factoren. Bijvoorbeeld in welke wijk je opgroeit of je genetische aanleg."
Ambitieuze plannen, zwakke maatregelen
De oplossing ligt dus wat de experts betreft niet bij het handelen van één persoon, maar voor een groot deel ook bij de overheid. In 2018 werd het Nationaal Preventieakkoord opgesteld. Dat richtte zich op het terugdringen van roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik. Er is echter nog niet voldoende resultaat. Hoe kan dat? Van de Goor: "Er zijn in dat plan ambitieuze plannen opgesteld, dat is positief."
Het probleem ligt volgens haar dan ook niet bij de doelen, maar bij de maatregelen. Die moeten strakker, vindt ze. Het gaat dan om wettelijke maatregelen die meer dan alleen gericht zijn op het individu. Er is nu bijvoorbeeld een suikertaks ingevoerd van 17 cent per liter op suikerhoudende dranken. "Veel te beperkt", vindt Van de Goor. "Het aantal kinderen met overgewicht groeit nog steeds. En zolang dat bij kinderen toeneemt, dan weet je dat dat later bij volwassenen ook toeneemt."
Iedereen moet steentje bijdragen
Ook Fransen-Kuppens pleit voor strengere maatregelen die niet alleen gericht zijn op het individu, maar ook op de samenleving. "We moeten op veel factoren steviger inzetten. Want er gebeurt al best wel wat, maar het is te weinig. Er kan meer gedaan worden op allerlei vlakken: door school, door de gemeente, door de GGD. Iedereen moet samen zijn steentje bijdragen. Nu wordt er vaak alleen naar school, naar de gemeente óf naar de zorg gekeken."
Een ander probleem met het Nationaal Preventieakkoord ligt bij de betrokken partijen. Zo bespraken bijvoorbeeld Unilever en Coca-Cola mogelijke maatregelen met de overheid. Maar die maatregelen gingen over de producten die zij zélf aanbieden. Seidell: "Zodra mensen nog veel verdienen aan het aanbieden van ongezond eten, gaan ze niet vrijwillig meewerken aan zulke maatregelen. Het akkoord is te veel gemaakt op basis van vrijwillige afspraken." Want als het niet hoeft, waarom zou je dan inkomsten verliezen als je ook gewoon door kunt gaan met die verkoop?
Los van het Nationaal Preventieakkoord zijn er andere maatregelen genomen die wel werkten. Seidell noemt JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht) als voorbeeld. Daarbij kijkt de gemeente hoe ze de leefomgeving van jongeren gezond kan maken, zodat er gezonde keuzes worden gemaakt.
Niet alle gemeenten doen mee. Op dit moment gaat het om 221 (van de 341) gemeenten in Nederland. "Vaak doen ze het in één wijk," legt Seidell uit. Scholen kijken dan streng naar het traktatiebeleid en leerlingen mogen geen snoep of frisdrank meenemen naar school. Ook is er meer tijd voor bewegen, een gezonde lunch en voorlichting over voedsel. Seidell: "Het duurt minstens vijf à tien jaar, maar dan zie je wel dat overgewicht geleidelijk afneemt."
NUjij: Uitgelichte reacties