Direct naar artikelinhoud
Nucleaire technologie

‘Vader van de Pakistaanse atoombom’ kon zijn kennis ongestoord in België komen opdoen

Het is al jaren bekend dat de Pakistaanse Abdul Qadir Khan zijn kennis voor de bouw van de Pakistaanse kernbom in België en Nederland vergaarde. Nu pas erkent het Comité I dat onze Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst zijn spionage volledig gemist heeft.Beeld AFP

Een vertrouwelijk onderzoek van het Comité I leert dat de Belgische inlichtingendiensten geen flauw benul hadden van wat wetenschapper Abdul Qadir Khan in de jaren 70 in ons land uitspookte. Khan werd de vader van de Pakistaanse kernbom, dankzij kennis die hij vergaarde via de Leuvense professor Martin Brabers. De Staatsveiligheid interviewde Brabers slechts één keer, in 1994. ‘Hallucinant.’

en

Wie een atoombom wil maken met uranium moet het natuurlijke erts kunnen verrijken. Deze nucleaire technologie bemachtigen is dan ook al decennia de natte droom van zowat elke dictator op de planeet. Eenvoudig is dat gelukkig niet. De grootmachten met kernwapens hebben er sinds de Tweede Wereldoorlog alles aan gedaan om hun atoomgeheimen veilig achter slot en grendel te houden. Dat is echter niet altijd gelukt.

Opinie

“Een nucleaire spion kan ook vandaag nog altijd in België komen shoppen.”

De wetenschapper Abdul Qadir Khan ontwikkelde eind jaren 90 een atoombom voor Pakistan dankzij de kennis die hij twintig jaar eerder opdeed tijdens onderzoeksopdrachten in België en Nederland. De Pakistaan studeerde in 1967 af aan de Nederlandse universiteit van Delft. Een jaar later verhuisde hij naar Leuven, om daar onder toezicht van professor Martin Brabers te promoveren in de natuurkunde. De Nederlandse KU Leuven-professor, als metallurg expert in verrijking, loodste Khan daarna binnen bij het Nederlandse uraniumverrijkingsbedrijf Urenco. In 1975 keerde Khan, met een hoofd vol kennis en een aktetas vol gekopieerde technologie, terug naar zijn thuisland.

De levensloop van Abdul Qadir Khan spreekt al decennia tot de verbeelding. Zeker omdat hij, als baas van het Pakistaanse nucleaire programma in de jaren 90, ook geheime zaakjes bleek te doen met de regimes in Noord-Korea, Iran en Libië. De voormalige Noord-Koreaanse leider Kim Jong-il bemachtigde in die periode de ultracentrifuge-technologie om uranium te verrijken via een onderhandse deal met Pakistan en ook zijn kennis voor een plutoniumfabriek kwam uit België (zie De Morgen 13/1/2018).

‘Inlichtingendiensten moeten erg scherp toezien op alle mensen die met gevoelige nucleaire technologie in aanraking komen. Ook op studenten en doctorandi’
Parlementslid, commissie inlichtingen

Een nieuw en vertrouwelijk onderzoek van het Comité I, het orgaan dat toeziet op de inlichtingendiensten, naar aanleiding van voormeld DM-artikel, leert dat zowel de Staatsveiligheid als de militaire inlichtingendienst Adiv geen flauw benul hadden van wat Khan hier allemaal uitspookte. Bij de Staatsveiligheid ging pas in 1979 een alarm af, na een tip van een buitenlandse inlichtingendienst. In het archief van de dienst zitten intussen een honderdtal nota’s over Khan, vooral gebaseerd op wat er doorheen de jaren verscheen in allerlei kranten en wat buitenlandse collega’s aanbrachten. De militaire inlichtingendienst, die de diefstal van gevoelige militaire technologie moet tegengaan, liet het dossier-Khan al die tijd links liggen. In het Adiv-archief zit niet één officiële nota over hem.

Het onderzoek werd vorige dinsdag voor het eerst voorgesteld aan het parlement, achter gesloten deuren. Een van de aanwezige politici zegt: “Achteraf gezien hadden de inlichtingendiensten wel wat beter op hun hoede moeten zijn. Nu goed, daar valt vandaag nog weinig aan te veranderen. Wat deze kwestie ons wel moet leren, is dat de inlichtingendiensten erg scherp moeten toezien op alle mensen die met gevoelige nucleaire technologie in aanraking komen. Ook op studenten en doctorandi. Die les moet je echt trekken.”

Ook de rol van professor Martin Brabers wordt uitgediept in het onderzoek van het Comité I. Het is nooit echt duidelijk geworden of de inmiddels overleden professor alleen naïef is geweest ten overstaan van zijn pupil Khan. Of dat hij andere, meer duistere beweegredenen had. In 1993 was Brabers, op voorspraak van Khan, de eerste rector van het Pakistaanse Ghulam Ishaq Khan Institute of Engineering Sciences geworden. Net na de eeuwwisseling bezocht de KU Leuven-professor Khan zelfs nog in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Op dat moment was al lang duidelijk welke dubbele rol Khan had gespeeld tijdens zijn onderzoekswerk in ons land. Toen Brabers in 2010 stierf, werd een gebouw van het Khan Institute naar hem vernoemd als eerbetoon.

De Staatsveiligheid ondervroeg Brabers slechts één keer, in 1994, toen zijn rol in het dossier duidelijk werd. De dienst haalde daaruit geen concrete aanwijzingen te hebben om Brabers van meer dan naïviteit te betichten. Er werd vervolgens beslist dat zijn doen en laten systematisch natrekken geen zin had.

‘Als de Staatsveiligheid maar één keer met professor Martin Brabers praatte..., tja, dan waren zijn ondervragers wereldvreemd of onbekwaam’. Of kregen ze niet het hele plaatje te zien? ‘Dat kan’.
Luc Barbé, non-proliferatie-expert

Non-proliferatie-expert Luc Barbé, die de zaak Khan al jaren volgt, reageert verbolgen op deze aanpak. “Ik kan maar één woord verzinnen: hallucinant. Het was toen al twintig jaar duidelijk wat Brabers in Pakistan deed. Als de Staatsveiligheid maar één keer met hem praatte..., tja, dan waren zijn ondervragers ofwel wereldvreemd of onbekwaam.”

Kreeg het Comité I dan niét het volledige plaatje te zien? Barbé: “Dat kan. Ik heb een hekel aan samenzweringstheorieën, maar de geschiedenis van non-proliferatie is er altijd een van leugens, manipulatie, spionage en dito intriges geweest. Om een kernwapen te krijgen, of de ander dat te beletten, zijn landen tot alles in staat. Het valt zeker niet uit te sluiten dat België professor Brabers ongemoeid liet omdat er een deal was met een andere, buitenlandse, inlichtingendienst die hem in de jaren 80 of daarna gebruikte om informatie te verzamelen over het Pakistaanse kernwapenprogramma. Ik denk dat het Comité I deze piste onvoldoende heeft onderzocht, en mogelijk niet alles kreeg wat het vroeg.”