Direct naar artikelinhoud
Opinie

Waarom Greenpeace zich bemoeit met winkelrekken vol vleeswaren. Of erger nog: met wat er op uw bord ligt

Joeri Thijs.Beeld Eric de Mildt/Greenpeace

Joeri Thijs is woordvoerder van Greenpeace, waarvoor hij werkt sinds 2003. 

Charcuterie ging over de tongen de afgelopen week, al lag Greenpeace daarvoor wel stevig onder vuur. Maar wat heeft een milieuorganisatie nu eigenlijk te zoeken in de winkelrekken met vleeswaren? Of erger nog: in uw bord?

Minder maar beter vlees, dat is in vier woorden de campagne die we wereldwijd voeren om overmatige vleesconsumptie aan te kaarten.

Niet omdat we de mensen hun levensgeluk willen ontnemen, maar net omdat we de komende generaties hun levensgeluk gunnen. Juist: de kinderen van vandaag, die nog steeds worden aangespoord – niet het minst door bedrijven zoals Studio 100, die daar hun populaire kinderfiguurtjes voor inzetten – om bewerkt vlees te eten. Ze krijgen zo mee, bewust en onbewust, dat het normaal, nuttig en nodig is. Maar om de vleesconsumptie wereldwijd te halveren tegen 2050, wat nodig is om de klimaatopwarming binnen de perken te houden, moeten we kinderen vandaag meegeven dat vaker plantaardig eten lekker, gezond en goed is voor de planeet.

Door de provocatie is het debat nu wel een feit. Maar we hadden het ook anders gewild

De industriële veeteelt en vleesproductie hebben een negatieve impact op onze planeet die niet te ontkennen valt: opwarming van de aarde, ontbossing, water- en bodemvervuiling en dierenleed. Als we zoveel vlees blijven eten, helpen we niet enkel ons klimaat naar de vaantjes, maar ook onze eigen gezondheid. De risico's voor wie te veel vlees eet, en zeker bewerkt vlees zoals charcuterie, gaan verder dan de wetenschappelijk aangetoonde link met kanker: hart- en vaatziekten, obesitas, diabetes type 2, enzovoort.

Studio 100 kan een voortrekkersrol spelen in die noodzakelijke evolutie naar klimaatvriendelijke en gezondere voedingspatronen. Het heeft dagelijks en op speelse wijze toegang tot hele generaties kinderen. En ze hóéven helemaal geen Boma-worst – sorry, Maya-worst – te verkopen. Het is niet eens hun corebusiness, het levert gewoon extra winst op. Ze kunnen simpelweg beslissen om, ik zeg maar wat, enkel nog bakjes Plop-aardbeien of Maya-tapenade te verkopen. Ze zullen er geen kind/klant mee verliezen.

Blijft de terechte vraag: waarom zijn wij zo provocerend uit de hoek gekomen? Was dit nu echt nodig? Door de provocatie is het debat – met voor en tegens, uiteraard – nu wel een feit. Maar we hadden het ook anders gewild. Al maanden stellen wij voor om met Studio 100 aan tafel te gaan. Studio 100 ging daar niet op in. De uitnodiging zit nog steeds in de mailbox. Misschien nog niet gelezen, dat kan, want de mailbox zit intussen vol. Met mails van duizenden bezorgde ouders, die willen dat Studio 100 stopt met het verkopen van ongezonde charcuterie. Op het moment van dit schrijven hebben zij trouwens ook nog geen antwoord gekregen. Toch hopen wij van harte dat we alsnog de handen in elkaar slaan.

In afwachting beloof ik één ding. In 2050, als we allebei bejaard zijn, zal ik Hans Bourlon uitnodigen voor een terugblik. De kinderen van vandaag zullen dan veertigers of vijftigers zijn en zullen het hoofd moeten bieden aan de gevolgen van onze keuzes of niet-keuzes. Ik hoop dat we dan het glas kunnen heffen en elkaar recht in de ogen kijken.