Direct naar artikelinhoud
Zomertijd/Wintertijd

EU-parlement wil in 2021 eind aan halfjaarlijks klok verzetten

Klok bij het Europese Parlement in Straatsburg.Beeld EPA

Een meerderheid van het Europees Parlement wil dat er in 2021 een einde komt aan het halfjaarlijks verzetten van de klok. De EU-lidstaten kunnen zelf bepalen of zij daarna permanent op zomer- of wintertijd overschakelen.

Het parlement heeft een uitstelclausule aangenomen om te voorkomen dat een lappendeken aan verschillende tijden ontstaat. Voor de zomertijd als standaardtijd moeten in maart 2021 voor het laatst de klokken een uur vooruit. Bij een permanente wintertijd moeten de klokken in oktober 2021 een uur terug.

De Europese Commissie had in september voorgesteld al dit jaar te stoppen met de verplichte zomer- en wintertijdregeling. Maar de lidstaten hebben de kwestie vooruitgeschoven. De meeste EU-landen, ook Nederland, hebben meer tijd nodig om de bevolking, het bedrijfsleven en belanghebbenden te raadplegen.

Hoe zat het ook alweer met de discussie omtrent de zomer- en wintertijd?

Het schakelen tussen de zomer- en de wintertijd is vanaf eind jaren negentig geleidelijk ingevoerd om economische redenen. Volgens Commissievoorzitter Juncker is dit soort Brusselse betutteling anno 2018 niet langer gewenst. Bovendien leeft het onderwerp enorm onder het volk: 4,6 miljoen EU-burgers vulden een enquête in over het onderwerp, de succesvolste raadpleging in de Europese geschiedenis. Maar pas als de lidstaten en het parlement het eens zijn, verandert er mogelijk iets aan de tijdwisseling.